| |
| |
| |
Derde Studentenlanddag der vrije onderwijsgestichten op 5 september 1886.
Aan het bureel zetelen de heeren De Beucker als voorzitter; Backx, als sekretaris; Van den Bemden, Senator, Coremans, Volksvertegenwoordiger, H. Claes, provinciaal raadslid; Peeters-Verellen, lid der Bestendige Afvaardiging, Julius Van Herendael, Schoïers en Hellemans.
In de zaal bemerken wij nog de heeren Jan de Laet, Volksvertegenwoordiger, Van Hissenhoven, oud-gemeenteraadslid; dr. August Snieders; Lambert Van Ryswyck; Jan De Cleer; Edw. Dujardin; Lod. Mathot; Hansen, stadsbibliothekaris, enz. enz.
De heer De Beucker opent den landdag en zegt welkom aan de gekozenen van het volk in gemeenteraden, gouwraden (dat woord schijnt door de Vlamingen voor goed aangenomen te zijn) en Kamers; welkom aan de drukpers, aan de strijders, aan de jongeren, aan de professors die den moed hebben hunne Vlaamsch-gezindheid te toonen, aan het volk dat met hier te komen zijne genegenheid voor de Vlaamsche zaak te kennen geeft en vooral aan de studenten, die zich onder de leiding van het bestendig komiteit van den landdag hebben geplaatst.
Gij hebt ons, zegt hij, onvoorwaardelijk uw vertrouwen geschonken; het verslag over onze werkingen gedurende het jaar zal u laten oordeelen of wij dat vertrouwen waardig zijn.
Alwie hier tegenwoordig is of nog zal binnenkomen heeten wij hartelijk welkom, tot welke staatkundige partij hij ook behoore; niemand is uitgesloten. De Vlaamsche zaak mag niet verdeeld worden door partijtwisten. (Toejuichingen).
De heer Voorzitter geeft het woord aan den heer Backx, sekretaris, om verslag te doen over de werkingen van het bestendig komiteit. Dit verslag begint met een overzicht der
| |
| |
besluitselen van den vorigen landdag en somt vervolgens de pogingen op door het komiteit aangewend om de verwezenlijking van die besluitselen te bekomen.
Onderhandelingen zijn aangeknoopt met HH. Hoogw. de bisschoppen van wie het komiteit de verzekering heeft bekomen: 1o dat te rekenen van Maart 1886 de katechismuslessen in geheel Vlaanderen in het Vlaamsch zouden gegeven worden. 2o Dat de vervlaamsching van het onderwijs met October 1886 ernstig zou beginnen. Een omzendbrief in dien zin is door Z. Hoogw. den aartsbisschop van Mechelen gezonden aan de bestuurders der bisschoppelijke onderwijsgestichten.
Het komiteit heeft den Vlaamschen Penning ingericht, waarvan de opbrengst dienen zal om de kosten der landdagen te dekken, de vervlaamsching van het onderwijs te bevorderen, enz.
Aan den Staat is een verzoekschrift gezonden om de eerlijke uitvoering der wet van 1883 op het Vlaamsch in het middelbaar onderwijs te eischen. In den denzelfden zin is eene vraag gedaan aan de geestelijke overheid.
Door een verzoekschrift aan de Kamers is gevraagd dat voortaan geen bestuurlijk ambtenaar in de Vlaamsche gewesten zoo benoemd worden, die de Vlaamsche taal niet machtig is.
Het voorstel van den heer Lebon, tooneelkringen te stichten tot vervlaamsching van het volk, is in ernstige aanmerking genomen, alsook dat strekkende om overal in de kiezingen van de kandidaten Vlaamsche verklaringen af te eischen.
Het stichten van Vlaamsche kollegiën werd niet doelmatig geacht. Laat ons eerst van de bestaande onderwijsgestichten trachten te bekomen wat er van te bekomen is.
Aan een groot getal andere voorstellen, onder andere die van den heer Reinhard van Brussel, is door het komiteit gevolg gegeven.
Het voorstel om aan te dringen op de stichting eener Vlaamsche Academie was overbodig. Wij wisten dat de heer Beernaert van plan was dit ontwerp uit te voeren, en de Academie is er reeds. (Daverende toejuichingen).
Wij hebben aangedrongen om te bekomen dat de wettelijke besluiten in den Moniteur in de beide talen zouden verschijnen en hopen dat aan onzen wensch, nog vóór het einde van het jaar, voldoening zal geschonken worden.
Het verslag van den heer Backx wordt luidruchtig toege- | |
| |
juicht, waarna de heer De Beucker kennis geeft van de ingekomen stukken. Deze zijn:
Brieven van verontschuldiging en aanmoediging van de heeren Em. Van Put, Senator; De Winter-Lauwers, volksvertegenwoordiger; V. Jacobs, id.; Arthur Cornette, professor; Gaston de Pret, Senator; Lammens, id.; baron Bethune, id.; baron Ed. Osy, id.; baron de Coninck, id.; Van Ockerhout, id.; en baron L. Bethune, advokaat. (Luidruchtige toejuichingen.)
Nog ontvangen eenen brief van den Vlaamschen Broederbond van Brugge, alsook eenen brief van 70 studenten, behoorende tot 20 gemeenten der omgeving van Oostroosebeke, en aldaar vergaderd; de maatschappij Nut en Vermaak van St-Truiden wenscht den landdag eenen goeden uitslag.
Van verscheidene kanten zijn ook klachtbrieven toegekomen, zoowel van ouders als van studenten, over de verfransching die nog in vele scholen en onderwijsgestichten bestaat.
Na deze mededeelingen wordt het woord gegeven aan de ingeschrevene sprekers. De eerste die optreedt is de heer De Visschere, advokaat te Ruddervoorde, die begint met den lof te maken van Antwerpen en zijne Vlaamsche strijders.
Ondanks zijnen Westvlaamschen tongval en zijne eenigszins linksche gebaren doet spreker zich luidruchtig toejuichen; hij spreekt met vuur en overtuiging, doch blijft al te lang buiten het bestek van den landdag, ingezien het groot getal ingeschreven sprekers.
Eene algemeene opmerking welke schier voor al de volgende sprekers mag herhaald worden, is dat men te veel is behebt met de zucht om ‘redevoeringen’ uittespreken, terwijl de landdag eigenlijk eene beraadslaging zou moeten zijn over de belangen van het Vlaamsch in 't onderwijs. 't Is hetgeen de heer Coremans, in den loop der zitting, terecht heeft doen opmerken. Moesten wij de sprekers op dit terrein volgen, ons tijdschrift zou stellig te klein zijn om dit verslag te bevatten.
De heer De Visscher verhaalt den strijd tusschen Vlaamsche en Waalsche studenten bij de hoogeschool van Leuven, welke strijd met de volledige zegepraal der Vlamingen is geëindigd. Hij raadt vooral den strijd aan tegen de schooloverheid, welke de Vlaamsche beweging dwarsboomt. Hij somt de reeds verkregene rechten op en toont de punten aan welke nog moeten veroverd worden. Ten slotte legt hij drie verzoekschriften
| |
| |
neer: een aan de Kamer, om de stemming der wet Coremans (Vlaamsch in 't gerecht) te vragen; een aan den heer Thonissen voor de uitvoering der wet van 1883 en een aan al de bisschoppen voor de vervlaamsching van het vrij onderwijs.
Spreker behaalde grooten bijval met zijne slotrede, waarin hij de hoop uitdrukte dat, toekomend jaar, bij de inhuldiging van het standbeeld van Breydel en De Coninc, Vlaanderen eene volledige zegepraal zal mogen vieren op de vijanden onzer Vlaamsche taalrechten.
De heer D'Hooghe, van St-Nikolaas, hangt, op welsprekende wijze een treffend tafereel op van hetgeen Vlaanderen vroeger was en wat het nu is.
Tot het onderwerp der beraadslaging komende raadt hij de studenten voorzichtigheid, maar geene flauwhartigheid aan, want, zegt hij, meer dan eens wordt uwe werking door bespieders verkeerd uitgelegd.
Het zijn niet altijd de schoolbestuurders die de plichtigen zijn, maar zeer dikwijls de ouders. Het Fransch is in de mode. De vader die van zijnen zoon kan zeggen: hij spreekt zijn Fransch zoo goed als zijn Vlaamsch, meent dat die zoon een groote geleerde is.
Spreker raadt de Vlaamsche advokaten aan uitsluitend Vlaamsch te spreken voor de rechtbanken, om alzoo tot de vervlaamsching van het gerecht te geraken.
Luidruchtig handgeklap bejegent zijne slotrede.
De heer De Beucker doet kennen dat eenige priesters, belet den landdag bijtewonen, het reisgeld, fr. 40.65 dat zij zouden moeten verteeren hebben, aan den Vlaamschen Penning zenden. (Luidruchtige toejuichingen).
De heer Pauwels van Hoboken, spreekt thans eene krachtige, kernachtige redevoering uit, welke het ons spijt in haar geheel in ons verslag niet te kunnen opnemen. Hij dringt vooral aan op de noodzakelijkheid der samenwerking De tijd van praktisch te werken is aangevangen. Niet langer meer gezongen: O mijn Vlaanderen, ik heb u hartelijk lief, maar gewerkt, doorgetast.
Het letterkundig tijdvak heeft zijn nut gehad, maar het uur van handelen is geslagen. Spreker hekelt de zoogezegde Vlamingen die Fransche platen op hunne deur hebben en Fransch spreken in hunnen huiselijken omgang. Hij vraagt de inrich- | |
| |
ting van maatschappijen, welke voor doel hebben de Vlaamsche wetten te doen uitvoeren. In dien zin prijst hij de werking van het grievenkomiteit, door het Brusselsch Willemsfonds ingericht.
Spreker overziet de verschillende Vlaamsche grieven, ten opzichte van officiëel en vrij onderwijs. Hij stelt vast dat het Staatsbestuur aan de meeste geene voldoening heeft gegeven en hernieuwt dan ook de voorstellen in den vorigen landdag neergelegd.
Vervolgens spreken nog de heeren Plessers, student te Leuven, die voorstelt gelden bijeentezamelen, om, tijdens den landdag van toekomend jaar te Brugge, eenen gedenksteen te plaatsen, te Roeselare, op het graf van Rodenbach, den stichter der studenten-beweging; Herman Hiel, zoon van den dichter, student te Brussel, Alfons Hendrickx, student te Antwerpen, die de verbeteringen opsomt welke men in O, L.V. kollege te Antwerpen heeft bekomen; de godsdienstlessen in 't Vlaamsch, meer tijd besteed aan de Vlaamsche taal, oude talen door middel van 't Vlaamsch aangeleerd, enz.
Deze spreker, die eene krachtige taal voert, wordt ferm toegejuicht.
Dan hebben wij nog de heeren Vildermans, oud student van het kollege van Turnhout, en De Veen, student te Brussel, die korte verslagen afleggen over den toestand van het onderwijs. Uit die verslagen blijkt dat er veel gewonnen is, maar dat er toch nog veel te doen blijft.
De heer Voorzitter geeft kennis van nieuwe ingekomen stukken: Besluitselen van den Oostvlaamschen gouwdag, Dinsdag te Gent gehouden; telegram van gelukwensch, van burchtgraaf de Kerckhove, burgemeester van Mechelen.
De heer Scherpenzeel, van Brussel, doet vervolgens eene zoo korte als krachtige aanspraak, waarin hij de studenten, toekomstige kamerleden, zegt hij, den eed afvraagt dat ze in de landskamer Vlaamsch zullen spreken. (Dond. toejuichingen).
De heer Schepens, van Brussel, volgt hem op en spreekt over de genegenheid der Brusselsche vrijdenkende studenten voor de beweging, door de katholieke studenten in het leven geroepen.
De heer Coremans maakt de opmerking, welke wij hooger hebben aangestipt en meent dat de landdag zich stipt bij de bespreking der onderwijsbelangen moet bepalen. Hij deelt mede dat het onderwijs in het Atheneum van Antwerpen, met
| |
| |
Oktober zal vervlaamscht worden. 't Is een groote stap, dien wij aan den landdag te danken hebben.
Een brief uit Brugge toegekomen bevat de volgende voorstellen: 1e Aantedringen op het bekomen van een toezicht over het middelbaar onderwijs; 2e Eischen dat de professors een exaam van bekwaamheid in 't Nederlandsch zouden moeten afleggen; 3e Eischen dat de normaalschool van Gent op Vlaamschen voet ingericht worde. (Toejuichingen).
De heer De Beucker deelt mee dat de inhuldiging van het gedenkteeken aan Conscience voorloopig bepaald is op 19 September.
Het is ruim 4 ure. De heer voorzitter wil de vergadering bedanken en de zitting sluiten, doch hij heeft gerekend zonder twee sprekers: den heer Reinhard, van Brussel, die het woord vraagt, en een opkomend onweer dat, zonder vragen, het woord neemt.
Het verhongerd publiek begint grootendeels de zaal te verlaten; de blijvende scharen zich nader bij den spreker, want de heer Reinhard heeft belangrijke dingen te zeggen. Zijne redevoering is als een volledig overzicht der Vlaamsche beweging.
Ruim een half uur is de spreker in tweestrijd met het onweer dat boven ons hoofd woedt. Wat zullen de vorige sprekers daarvan zeggen, welke de voorzitter heeft aangemaand ten hoogste 10 minuten het woord te voeren?
De heer Reinhard - wij herhalen het - zegt goede dingen, alle rechtstreeks of onrechtstreeks in verband met het onderwerp.
Hij bevestigt de inlichtingen door den heer Coremans gegeven, niet alleen voor het atheneum van Antwerpen, maar ook voor de andere athenea. De minister is met de beste inzichten bezield, maar onder de beambten wordt er geknoeid. Een bewijs daarvan is dat schepene De Coster, van Leuven (awoert) heeft durven zeggen van het ministerie vernomen te hebben, dat de wet van 1883 niet zal uitgevoerd worden!
Maar de andere spreker, het onweer namelijk, schijnt de Vlaamsche zaak weinig genegen. Het dondert en regent zoo hard en het wordt zoo donker in de zaal dat de heer Reinhard zich nauwelijks kan doen hooren en niet in staat is zijne nota's te ontcijferen.
| |
| |
In die voorwaarden is de heer De Beucker verplicht den spreker tot rusten uittenoodigen en het woord aftestaan aan den donder, met de troostende verzekering ‘dat hij het niet lang zal trekken.’
De donder houdt zich aan het reglement; na tien minuten gesproken te hebben laat hij het woord over aan den heer Reinhard en trekt er uit.
De heer Reinhard sluit zijne rede met aan de katholieke studenten te vragen, dat zij ook den liberalen landdag zouden bijwonen, die binnen kort te Brussel zal gehouden worden, en waarop evenmin als hier spraak zal zijn van politiek.
Vervolgens heeft de heer Schoïers met den heer Reinhard bekend, dat er verleden jaar wel ontgoochelingen aan de Vlamingen werden berokkend. Er is echter veel gedaan in vergelijking met hetgeen vroeger werd verkregen.
Hij drukte den wensch uit de wet-Coremans dit jaar te zien stemmen, alsook eene wet op het gebruik van het Vlaamsch in het leger.
Nog meer dan de ambtenaars, zegde hij, zou de Koning onze taal moeten kennen. In plaats echter van het aan onzen tegenwoordigen vorst nog te vragen, laat het ons eischen van onzen toekomenden Koning, prins Boudewijn. (Toejuichingen).
Eindelijk sluit de heer De Beucker den landdag. Hij bedankt de talrijke aanwezingen en de leden der drukpers. Hij denkt niet te kunnen eindigen zonder een woord van dank te richten aan dr. Van Steenkiste, van Brugge, aan de heeren Hoste en Reinhard van Brussel, die zich opgeofferd en aan gevaar blootgesteld hebben voor onze heilige, nationale, Vlaamsche zaak. (Langdurige toejuichingen).
| |
Landdag te Brussel
Officieel onderwijs.
Zondag 26 September had in de zaal van den schouwburg Alcazar, te Brussel, de landdag plaats ingericht door de Vlaamsche studenten der officieele gestichten.
Tusschen de aanwezigen bemerkten wij MM. Van Beers, De Mont, Jan Van Ryswyck, Dr Hansen, De Beucker, De Geyter, Schoïers, Paul Fredericq, Reinhard, Hoste, Hiel, L. Van Ryswyck, Backx, enz.
Het bureel was samengesteld uit MM. J. Vuylsteke, voorzitter, Max. Rooses, H. Hiel, Deveen, Schepens, Tack, H. Bosiers, enz.
| |
| |
De groote zaal was wel gevuld met Vlamingen der beide gezindheden. Antwerpen was vooral goed vertegenwoordigd. Ongeveer 120 studenten hadden 's morgends onze stad verlaten.
M. Vuylsteke, voorzitter, doet het doel van den landdag kennen, ingericht op den voet van diegene van de studenten van de bisschoppelijke en bijzondere gestichten. Hij doet het onrechtveerdige kennen van den toestand, waarin zich vòòr de taalwet het onderwijs bevond.
Spreker herdenkt verder al die mannen van gezag, die zich rondborstig voor de rechtveerdigheid onzer eischen verklaarden; minister Alfons Vandenpeereboom, prof. Stecher, van Luik, prof. de Laveleye.
Eindelijk kwam de wet van 1883 tot stand. Men meende dat nu de zegepraal was behaald. O, neen, de strijd zou nu slechts voor goed beginnen.
Onze tegenstrevers verklaren dat zij den doodslag is van het onderwijs. Welnu, dit alles is valsch.
Wij willen niet dat men ons geen fransch leere; wij willen alleen dat de hoogere standen ook de taal van het volk kennen. (Toejuichingen).
Neen, de wet bestrijdt slechts die klas van menschen, niet talrijk, maar invloedrijk, die zich door deze vijandschap alleen op hunne hoogte willen houden. (Toejuichingen).
Welnu, dit alles heeft lang genoeg geduurd; er moet een einde aan komen, de wet van 1883 moet toegepast worden.
M. de voorzitter sluit zijne rede met de hoop dat de landdag het zijne moge bijbrengen tot het heil van ons Vlaamsche vaderland. (Langdurige toeiuichingen).
Spreker geeft mededeeling van brieven en toetredingen van verschillige maatschappijen en personen.
M. De Vreese, schrijver, geeft verslag van de werkzaamheden der landdag-kommissie. De wet van 1883 zegt hij, wordt in verre na nog niet toegepast. Om die leemte te vullen vereenigden zich de studenten van Brussel, Gent, Antwerpen en Brugge om den landdag van heden in te richten.
Spreker noemt een groot aantal Atheneums en Middelbare scholen, waar de wet gedeeltelijk wordt toegepast.
In eenige Atheneums en Middelbare scholen zijn de prefekten en bestuurders niet eens de Vlaamsche taal machtig. Door de verplaatsing dezer heeren zou de ware dwarsboom tegen de toepassing der wet verwijderd worden.
Het merkweerdige verslag van M. Devreese, wordt warm toegejuicht.
M. Aernouts zegt dat in Antwerpen het opschrift wel in gulden letters in 't Vlaamsch boven den gevel prijkt, maar van binnen komt er u echter een echt Fransche wind toegewaaid.
De lessen worden echter nog al over 't algemeen in navolging der wet gegeven.
Volgens de wet moeten de vakwoorden in het Vlaamsch
| |
| |
gegeven worden. Welnu, weet ge wat er gebeurd is. Tijdens de laatste examen in natuurkunde stelde de professor eene vraag waarin een vakwoord voorkwam. De leerling vroeg dit woord in 't Vlaamsch. Maar, jongen, was het antwoord, maar dan kent ge de vraag!
Zoo, door het Vlaamsch kent men de vraag! Ah...
In de humaniora wordt de wet nog al eens verwaarloosd.
Spreker doet de gestichten kennen waar de wet, wat aangaat het leeren van Nederlandsch, Engelsch en Duitsch, wordt nageleefd.
M. Tack, namens Voor 't vlaamsch van Antwerpen, geeft inlichtingen over de Middelbare school van Boom. Eenige officieele stukken worden alleen in 't Fransch, anderen in 't Fransch en Vlaamsch gegeven. Op de speelplaats moet Fransch gesproken worden op straf van boete.
In de Middelbare school van Mechelen is de toestand bevredigend.
Alleenlijk maakt men uitzondering voor de Waalsche sektie, waar men zoo wat te veel Vlamingen insteekt.
In de middelbare school van Turnhout is de toestand om zoo te zeggen uitstekend. De Vlamingen van Turnhout verdienen lof.
Te Antwerpen, in de middelbare school, wordt de wet over 't algemeen toegepast. Twee prijsboeken op vijf zijn in 't Vlaamsch. Engelsch en Duitsch worden in 't Vlaamsch gegeven. In de 3e afdeeling heeft men 8 uren Vlaamsch op 8 uren Fransch, in de hoogste 3 uren Vlaamsch op 6 uren Fransch. Twee leeraars kennen uitsluitend Fransch.
De leerlingen doen er de volgende voorstellen:
1o De leeraar van Fransch moet Vlaamsch kennen.
2o Afzondering van Walen en Vlamingen in de prijskampen.
M. Bosiers bespreekt den toestand in de meisjesscholen van Antwerpen. Hij hekelt in geestige bewoordingen het gedacht dat vele ouders zich over hunne dochters vormen: die moeten immers geen Vlaamsch kennen! Dat is immers de taal der jonge heertjens niet!
Welnu, wij moeten hier een einde aan stellen: wij moeten Vlaamsche moeders voor onze Vlaamsche kinderen hebben.
De toestand in de meisjesschool der Lange Leemstraat is bedroevend.
M. Retsin, van Brugge. Over 2 jaar verklaarde minister Thonissen aan het bestuur van 't Willemsfonds: de wet moet uitgevoerd worden, wij zijn het volkomen eens, maar: er zijn geene professors.
Hierin moet voorzien worden door art. 6 der wet: er zal eene Normaalschool worden ingericht voor leeraars van Middelbaar onderwijs in 't Vlaamsche land.
Welnu, deze is tot stand gekomen, maar zij voldoet niet aan de vereischten.
In de afdeeling van geschiedenis is de toestand allerslechtst. In het onderricht aan die toekomstige onderwijzers van Neder- | |
| |
landsche geschiedenis zijn de meeste vakken: oude geschiedenis, romeinsche, grieksche, middeleeuwsche geschiedenis, allen in 't Fransch. Deze toestand is inderdaad bespottelijk; ziedaar die Vlaamsche normale afdeeling van geschiedenis.
In een woord, men heeft het publiek bedrogen met een uithangbord.
Welnu, er moet eene degelijke normaalschool gesticht worden; dit zou het begin zijn eener echte Vlaamsche hoogeschool
In de Normaalschool van wetenschappen is het nog al erger gesteld: al de leergangen, van den eerste tot den leste, worden er uitsluitend in het Fransch gegeven. Hoe zal men daar Vlaamsche leeraars in natuurwetenschappen vormen.
Spreker brengt hulde aan de professors dier leergangen, welke thans aan de Normaarscholen, spijts verfransching en verbastering, toch de Vlaamsche vlag omhoog houden.
M.J.J. Mulder zegt de normaalschool van Brugge, ter opleiding van leeraars van middelbaar onderwijs, lageren graad, te zullen behandelen. Hier is de toestand beter dan te Gent. Eenige professors zijn onze zaak genegen, anderen voeren de wet stipt uit. De officieele taal van 't hooger bestuur is Fransch.
M. De Vreese geeft eerst lezing van een schrijven van M.E. Van den Berghe, aangaande de toepassing der taalwet in het athenaeum te Gent, waaruit blijkt dat met een weinig goeden wil de taalwet wel zou kunnen uitgevoerd worden.
M. De Veen. In Brabant is de toestand nog slechter dan in de overige gedeelten van 't land. In zekere klassen van de middelbare school van Vilvoorde wordt zelfs de Vlaamsche taal bij middel van 't Fransch gegeven.
M. Deuninck van Brugge, doet den toestand kennen in de gestichten te Brugge. In de Middelbare school voor jufvrouwen is die toestand allerslechtst. In die voor jongens is hij al niet veel beter.
In het Atheneum van Oostende is de stemming der leeraars tegenover de vlaamschgezinde leeraars dikwijls vijandig.
Te Yperen, in de Middelbare school is.... maar daar is het beter niet over te spreken; daar is de toestand al te slecht. Daar kennen de leerlingen bijna zelfs geen Vlaamsch meer.
M. Schepens behandelt de gemeentelijke kollegies van Brussel en de voorsteden. Daar maakt men de toepassing der wet onmogelijk. Op 109 leeraars en leeraressen in die middelbare scholen zijn er 60 die onze Vlaamsche taal niet machtig zijn en het vlaamsch is er zelfs fakultatief, terwijl het Duitsch er verplichtend is.
Spreker brengt hulde aan de Vlaamsche studentenkringen van Brussel, die alles in 't werk stellen ter verdediging onzer taalrechten.
Mevr. Cortebeek bespreekt den toestand in de lagere gemeentescholen der stad Brussel. Reeds van de laagste klassen stompt men de kinderen woorden in als angle, triangle enz, waar ze niets van verstaan. Er zijn daar onderwijzeressen
| |
| |
die het als eene eer aanzien geen woord Vlaamsch te kennen.
Op de 11,000 prijsboeken ongeveer, die de stad Brussel kocht, waren er zoo ongeveer 1500 Vlaamsche. Meer dan 7000 waren echt Fransche, van Fransche uitgevers: zoo moedigt men onze letterkunde aan.
Zij hekelt op geestige wijze al die Vlamingen, die vroeger wel Flaminganten waren, maar eens dat zij op de kussens zitten, dan....
De spreekster wordt ten slotte langdurig toegejuicht
M. Hiel hekelt insgelijks eenige officieele onderwijsgestichten van de provincie Brabant, Diest, Leuven, Elsene, Brussel enz.
M. De Queker beweert dat het der Vlamingen eigen schuld is, indien aan hunne eischen geen recht wordt gegeven, dank hunne lankmoedigheid en hunne flauwhartigheid.
Hij geeft lezing van eenen brief van 't Brusselsche Willemsfonds aan de Ruche Wallonne, die eene Waalsche afdeeling vragen aan het athenaeum van Antwerpen, zich steunende op het princiep dat de moedertaal ook de voertaal moet zijn van het onderwijs, doch op voorwaarde dat de Ruche Wallonne ook dit princiep bij de Vlamingen ondersteune.
M. Reinhard noemt het een verheugend feit dat deze Landdag alleen door de jeugd werd ingericht. - Spreker doet in krachtige woorden al het hatelijke, het schandalige kennen dat de niet toepassing der taalwet daarstelt. - Hij doet al het onwettige uitschijnen van de handelingen van M. den prefekt van Antwerpen, M. Vital de Coster, de bestuursters van de middelbare meisjesscholen van Mechelen en Boom, die zich tegen de wet verzetten. - Te Mechelen vroeg de bestuurster, bij monde der kindermeiden, of de ouders willen hebben dat hunne kinderen niets dan boerenvlaamsch zouden leeren!!
Hij stelt verder voor den wensch uit te drukken dat de Kamers de wetsvoorstellen Coremans en Devigne in behandeling zouden nemen, en:
Het inrichten van een leerstoel van Vlaamsche rechtsleer aan de Hoogeschool te Gent.
Verder stelt hij nog voor dat niemand welkdanig ambt in 't Vlaamsche land zou verkrijgen zonder grondige kennis der volkstaal.
Andere voorstellen worden nog door den spreker aan de landdag-kommissie overhandigd.
M. De Beucker, wien men bij zijne optreding eene warme ovatie brengt, ontwikkelt in korte woorden, aangezien het late uur, zijn voorstel tot oprichting eener Vlaamsche tuinbouwschool. De Staat bezit er twee Fransche en de tuinbouwkundigen die zij vormen zijn niet eens in staat onze Vlaamsche landbouwers te helpen en te onderwijzen. De regeering moet er van Nederland doen komen om met ons Vlaamsch volk te onderhandelen. Spreker wenscht dit niet meer, hij denkt het recht te hebben dit te mogen eischen van het ministerie van landbouw.
| |
| |
Het tweede punt van M. De Beucker's voorstel is het oprichten van eene Vlaamsche afdeeling aan de veeartsenijschool van den Staat.
Ten slotte brengt spreker hulde aan de onpartijdigheid de ware Vlaamschgezindheid van de Landdag-kommissie.
M. De Voorzitter sluit daarna de vergadering met een woord van dank aan allen die het hunne bijbrachten tot het welslagen van den Landdag.
De zitting wordt ten half zeven ure geheven.
|
|