De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 16
(1886)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
Eerste Tooneel.HECTOR, CESARINE, (beiden op den canapé).
Hector.
- Zijt gij wel zeker, Cesarine, dat mijn vriend gisteren niet hier geweest is, terwijl ik naar het Paleis van Justicie was?
Cesarine.
- Aangezien ik u zeg, Hector, dat ik gisteren gedurende uwe afwezigheid thuis gebleven ben... Of twijfelt gij eraan?
Hector.
- Welke vraag!
Cesarine.
- (Glimlachend) . Alhoewel het mij zeer zonderling schijnt, dat gij gedurende uwe vacantiën zaken hebt in het Paleis....
Hector.
- (Ter zij) . Zou zij iets vermoeden? (Luid) . Gelooft gij mij dan niet? Hebt gij ooit over mij te klagen gehad?
Cesarine.
- Daarom zijn wij ook nog maar pas een jaar getrouwd...
Hector.
- (Haar in de reden vallende) . En ik heb nog den tijd wilt ge zeggen, om... om...
Cesarine.
- Foei!
Hector.
- Tot hiertoe is nog geen wolkje ons geluk komen verduisteren. Ook zal de dag van morgen, de verjaardag van ons huwelijk, lustig gevierd worden. (Ter zij) . Meer mag ik niet zeggen.
| |
[pagina 50]
| |
Cesarine.
- (Ter zij) . Ik heb er aan gedacht. (Luid) . Morgen moet het een feest zijn gelijk op den dag van ons huwelijk... en niets zal er aan ontbreken... zelfs de speelreis niet...
Hector.
- Wat belieft?
Cesarine.
- Wij zullen overmorgen naar Blankenberghe vertrekken, gelijk gij mij vroeger beloofd hebt...
Hector.
- Ik begrijp u niet... waar wilt gij heen?
Cesarine.
- Naar Blankenberghe! om daar, aan de zee, ver van die vervelende wetboeken en processen, uwe vacantie door te brengen... Wat zullen wij daar te zamen gelukkig zijn!
Hector.
- Weet gij wat mijn vriend Evarist daar op zeggen zou?
Cesarine.
- Wat heeft hij daar in te zien? (Zuchtend) Gij laat u heel en al door hem beheerschen. Al wat hij zegt, keurt gij goed, al wat hij aanraadt, doet gij.
Hector.
- Daarom is hij ook de trouwste mijner vrienden. Wij kennen elkaar van in onze jeugd: wij hebben te zamen Latijn gestudeerd.
Cesarine.
- Ha, gij hebt te zamen Latijn gestudeerd!.. Is dat eene reden om zich in ons eigen huis met onze eigen zaken te komen bemoeien?
Hector.
- Gij overdrijft... Mijn vriend Evarist zegt...
Cesarine.
- Daar zijt gij wederom met uw ‘vriend Evarist zegt... vriend Evarist beweert...’ in plaats van gelijk een goed advocaat te schermen met: ‘artikel zooveel en zooveel van het strafwetboek zegt... en aangezien het bewezen is...’
Hector.
- Gij zoudt het nog al kunnen zeggen gij, indien gij advocaat waart... Maar bedenk dat mijn vriend Evarist toch ook geen domkop is... Wij hebben te zamen het Latijn gestudeerd...
Cesarine.
- En daarom mag hij u de wet spellen, aan u, die nog deze week wellicht rechter zult benoemd worden.
Hector.
- O, die benoeming is mijn vurigste wensch... En om u te bewijzen dat ik niet zoo zeer aan mijnen vriend Evarist verslaafd ben als gij meent, zal ik u zeggen, dat ik er in gelukt ben er hem tot nu toe niet van te spreken. (Fier) . Wat dunkt u daarvan?
Cesarine.
- 't Is ongelooflijk! aan eenen vriend met wien gij 't Latijn gestudeerd hebt!
Hector.
- Ook hoop ik hem met mijne benoeming eens aangenaam te verrassen. | |
Tweede Tooneel.
De vorigen, EVARIST.
Evarist.
- (In de middendeur) . Bravo! het doet mij
| |
[pagina 51]
| |
waarlijk genoegen u zoo zijde aan zijde. gelijk twee minnende duifjes aan te treffen!
Cesarine.
- (Ter zij) . Daar is hij, die fameuze vriend!
Evarist.
- Goeden dag, mevrouw, Hector...
Hector.
- Wees welkom, goede vriend Evarist... Wij waren juist bezig met van u te spreken...
Evarist.
- Toch geen kwaad, zeker?
Hector.
- Dat begrijpt ge.... Niet waar, Cesarine, we spraken geen kwaad van den besten aller vrienden? (Cesarine zwijgt) . Ik vertelde eventjes aan mijne vrouw, wat u dunkt over een verblijf van eenige weken in de badstad...
Evarist.
- En hebt gij haar gezegd dat ik het u afraad?
Cesarine.
- En waarom, als het u belieft?
Evarist.
- Wel om honderd kleine dingen, mevrouw... tegenspoeden en onaangenaamheden van allen aard, die het vermaak bederven.
Hector.
- Zekerlijk... tegenspoeden en onaangenaamheden, die het vermaak bederven...
Evarist.
- De beslommeringen van de reis, de gevaren, de koude, het slechte weder... en dan een ongeschikt hotel, vreemde gezichten rondom u... speelhuizen. oneerlijke lieden, vrouwen van lichte zeden... weinig uitspanning, bijna geene dagbladen, 't gemis van vrienden...
Hector.
- Ja, bijna geene dagbladen en 't gemis van vrienden.... en bijzonderlijk 't gemis van mijnen waarden vriend Evarist. (Ter zij) . Hij spreekt zeer goed, die beste vriend...
Cesarine.
- Gij vergeet, mijnheer, dat iedereen niet naar de zee gaat om alledaagsche vermaken na te jagen. Wat mij betreft, ik verlang er niets anders dan de wijde natuur, de frissche lucht, de schuimende golven, de duinen, de wandelingen, kortom, het waar genot.
Evarist.
- Maar de treurige eenzaamheid, mevrouw, en de verveling?
Cesarine.
- Die eenzaamheid, die gij zoo zeer schijnt te vreezen, is juist hetgeen mij het meest aanlacht... Het moet een zoet geluk zijn, mijnheer, alleen te zijn met hem dien men liefheeft, verre verwijderd van sommige lastige vrienden of ongewenschte bezoekers, wier ongepaste gemeenzaamheid u soms thuis komen vervelen...
Evarist.
- Hm! Heeft Hector het ongeluk zulke vrienden te kennen?
Hector.
- Bij mijnen wete niet...
Cesarine.
- Ik ken ze zooveel te beter...
Evarist.
- (Ter zij) . Er waait geen goede wind vandaag... (Luid) . Mevrouw, mijn doel is geenszins u af te raden naar de zee te gaan, als gij er aan houdt.... Overigens, mijn tijd laat mij niet toe langer daarover te spreken. Ik ben opzettelijk gekomen om van mijnen vriend Hector eenen dienst te verzoeken.
| |
[pagina 52]
| |
Hector.
- Spreek.
Evarist.
- Alvorens naar de Beurs te gaan, heb ik vergeten eenige onmisbare nota's te nemen; indien gij mij dus toelaten wilt...
Cesarine.
- Wil ik pen en inkt doen halen?
Hector.
- Het is onnoodig. Mijn kabinet staat open voor u, vriend Evarist. (Hij opent eene denr rechts) .
Evarist.
- Gij zijt wel goed. (Af, rechts) .
| |
Derde Tooneel.
De vorigen, min EVARIST.
Cesarine.
- (Tot Hector gaande) Gaan wij naar Blankenberghe?
Hector.
- Mijn vriend Evarist zegt neen.... en... wij hebben te zamen Latijn gestudeerd...
Cesarine.
- Laat mij gerust met uw Latijn.... Wij moeten ons onderwerpen, omdat uw vriend Evarist belet is ons naar de badstad te volgen, te vervolgen zal ik maar zeggen... (Pruilend) . Welnu, ik zal thuis blijven.... ik zal mij opsluiten in mijne kamer... ik wil niemand meer hooren of zien, en van vandaag af nog al.... En wanneer gij mij straks zult komen vragen om naar het concert in den Dierentuin te gaan, dan zal ik onverbiddelijk weigeren, hoort ge?
Hector.
- Bravo! ik verlangs niets beters!
Cesarine.
- Wat zegt gij?
Hector.
- Gij weet immers wel dat mijn vriend Evarist zijn ontslag als lid der Maatschappij gegeven heeft, en dat ik diensvolgens zal doen gelijk hij?
Cesarine.
- Hoe is 't Gods mogelijk! Mij ter wille van dien heer beletten het concert bij te wonen! En zeggen dat ik vandaag juist zoo bijzonder op dat concert gesteld was!...
Hector.
- Maar zooeven zeidet gij, vrouwtje lief...
Cesarine.
- (Gram) . Ik ben uw vrouwtje lief niet... ik ben kwaad, zeer kwaad, mijnheer...
Hector.
- (Bij het venster) . Kijk, het zal gaan donderen.
Cesarine.
- Gij spot?
Hector.
- In 't geheel niet.... zie eens wat slecht weder... 't regent dat 't giet... er zal een onweder komen... 't concert zal uitgesteld worden; 't ware dus onnoodig naar den Dierentuin te gaan. Ik ga voor mijnen vriend Evarist eenen regenscherm halen...
Cesarine.
- En als het weder opklaart, zullen wij dan het concert bijwonen?
Hector.
- Mijn vriend Evarist zou kwaad zijn.... gij begrijpt, wij hebben te zamen het Latijn gestudeerd.. en.. Dura lex, sed lex! (Af, links) .
| |
[pagina 53]
| |
Vierde Tooneel.CESARINE, alleen.
Dat moet eindigen met dien vriend, al moest ik er voor eene kleine list gebruiken.... Ja, ja, ik zal beginnen met dien mijnheer Evarist voor mij te winnen... | |
Vijfde Tooneel.
De vorige, EVARIST.
Evarist.
- Zie zoo, alles is in orde... er blijft mij niets over dan u te bedanken...
Cesarine.
- (Glimlachend) . O, dat is minder, mijnheer Evarist. Het doet ons steeds genoegen als wij van dienst kunnen zijn, mijnheer Evarist...
Evarist.
- Dat weet ik reeds lang van uwen echtgenoot... meer dan eens heeft hij mij uit den nood geholpen.
Cesarine.
- Als vriend was hij daartoe verplicht, mijnheer Evarist...
Evarist.
- (Ter zij) . Ze is zoo vriendelijk geworden...
Cesarine.
- Gij hebt te zamen het Latijn gestudeerd.. Het doet mij genoegen dat mijn echtgenoot zich in zulke goede en trouwe vriendschap mag verblijden...
Evarist.
- (Ter zij) . Ze is oprecht vriendelijk vandaag. (Luid) . Ja, ziet gij, mevrouw, ik doe mijn best om zijne genegenheid te verdienen... ik stel belang in hetgeen hem aangenaam is...
Cesarine.
- (Ter zij) . Al te groot belang zelfs!
Evarist.
- Kortom, zijn geluk is het mijne.... en het mijne ligt hem evenzeer aan het hart... daarom vertrouw ik hem als mijn eigen zelve...
Cesarine.
- (Glimlachend) . En ik denk toch wel dat hij u insgelijks heel zijn vertrouwen schenkt?
Evarist.
- Ik hoop van ja. Nochtans...
Cesarine.
- Er is dus een ‘nochtans’ bij?
Evarist.
- Ik geloof dat hij mij sedert eenige dagen iets tracht te verbergen... Zijn geheimzinnig glimlachen, zijne raadselachtige woorden doen mij dit vermoeden.... Misschien ben ik mis...
Cesarine.
- Neen, hij verbergt u iets, en dat is niet welgedaan...
Evarist.
- Zeker niet. (Ter zij) . Ze is zeer vriendelijk. (Luid) . En wat is het, als 't u belieft?
Cesarine.
- (Ter zij) . Het is noodzakelijk dat ik spreke. (Luid) . Welnu, luister, want als vriend hebt gij het recht het te weten...
| |
Zesde Tooneel.
De vorigen, HECTOR, (zonder bemerkt te worden).
Cesarine.
- Hector zal naar alle waarschijnlijkheid | |
[pagina 54]
| |
dezer dagen rechter benoemd worden...
Hector.
- (Ter zij) . Zietdaar hoe de vrouwen kunnen zwijgen!
Evarist.
- En dat verblijdend nieuws heeft Hector mij niet meegedeeld! (Zijnen vriend bemerkende) . O foei, Hector, ik wist niet dat gij zulk een geheimzinnig personnagie waart...
Hector.
- (Onthutst) . Ik... 't is te zeggen... ik dacht... eene kleine verrassing... (Tot Cesarine) . Waarom mij beklappen?
Cesarine.
- Wel, ik dacht uwen vriend daarmede genoegen te doen.... het is immers verkeerd voor hem geheimen te hebben?
Evarist.
- (Ter zij) . Zij wordt al langs om vriendelijker.
Cesarine.
- (Even) . Hij is kwaad, zooveel te beter...
Evarist.
- Hector, ik hoop u spoedig rechter te zullen zien.
Hector.
- Ik dank u, waarde vriend...
Evarist.
- En nu, vergeef mij dat ik u verlate, mijne zaken roepen mij...
Hector.
- Gij zult in den gang eenen regenscherm vinden.
Cesarine.
- Ik wil niet dat gij zonder dien van hier gaat.
Evarist.
- Dank voor die oplettendheid... (Ter zij) . Een voorwendsel om hier spoedig weder te komen.... Dus tot later... (Stil tot Hector) . Ik heb u vandaag iets te zeggen onder vier oogen...
Cesarine.
- Tot wederziens, mijnheer.
Hector.
- Tot later! (Evarist af).
| |
Zevende Tooneel.
De vorigen, min EVARIST.
Hector.
- Een beste jongen, die Evarist...
Cesarine.
- Dat moet gezegd worden.
Hector.
- Rondborstig...
Cesarine.
- Hartelijk...
Hector.
- Getrouw...
Cesarine.
- Vriendelijk.:.
Hector.
- Gij begint hem dus te lijden?
Cesarine.
- Dat was onvermijdelijk, na gezien te hebben hoe ik mij in dien goeden mijnheer Evarist bedroog.
Hector.
- 't Doet mij genoegen.
Cesarine.
- Hij is zeer verkleefd.
Hector.
- O ja, hij kan bijna van mij niet gescheiden zijn.... zelfs heeft hij, voor de grap, zich zelven uitgenoodigd om overmorgen, Zondag, te onzent te komen middagmalen... Hoe vindt gij die klucht? | |
[pagina 55]
| |
Cesarine.
- Zeer geestig... bijzonder wel uitgedacht...
Hector.
- En... gij hebt er niets tegen dat hij kome?
Cesarine.
- Integendeel, die goede mijnheer Evarist zal mij het grootste genoegen doen... Zeg hem dat hij ons dikwijls die eer moet aandoen...
Hector.
- Dikwijls! hm! dàt heeft hij juist niet gevraagd... Verder heeft hij mij beloofd in den aanstaanden winter zijne avonden ten onzent te komen doorbrengen...
Cesarine.
- (Ter zij) . Hij zal zich dus hier al langs om meer indringen.
Hector.
- Nochtans heb ik het niet stellig aangenomen, uit vrees dat het u wellicht niet mochte bevallen...
Cesarine.
- Mij? Daarin zijt gij zeer mis. Ik wensch niets liever dan de lange winteravonden zoo gezellig mogelijk te slijten.
Hector.
- Nochtans... er kan somtijds belet zijn...
Cesarine.
- Foei! gij zult toch zeker het verzoek van dien goeden mijnheer Evarîst niet afslaan?
Hector.
- 't Is waar, wij hebben niet voor niet te zamen het Latijn gestudeerd... Ook heeft hij mij gevraagd om hem te laten weten, op welke dagen wij gaan wandelen, opdat hij ons zou kunnen vergezellen...
Cesarine.
- Dat vind ik heel vriendelijk van dien goeden mijnheer Evarist.
Hector.
- Echter heb ik hem laten verstaan, dat dit u wellicht zoude gehinderd hebben.
Cesarine.
- Mij? daarin hebt gij zeer verkeerd gedaan, mijn vriend...
Hector.
- Hij kon u op den duur wel vervelen...
Cesarine.
- Mij? dat zal nog zoo gauw niet geschieden. Ik heb hem immers pas leeren waardeeren en hoogachten?
Hector.
- En dat is zoo op eens gebeurd?
Cesarine.
- Op uw aandringen. Uw vriend bemint u en geeft u allerbeste raadgevingen; zonder uwen vriend Evarist is uwe zaligheid onmogelijk...
Hector.
- Gij overdrijft. Al wat mijn vriend zegt is geen Evangelie... Hij zal ons dus vergezellen als ik het goedvind, voorwaarde sine qua non...
Cesarine.
- En dat waarom? Hij zal ons wellicht afleiding bezorgen, aangezien die goede mijnheer Evarist ons toch verboden heeft naar den Dierentuin te gaan.
Hector.
- Verboden! Verboden!.. Die goede mijnheer Evarist heeft het mij enkel verzocht, ziedaar alles.
Cesarine.
- Ik zeg u dat gij moet gehoorzamen!
Hector.
- Ik zeg neen!
Cesarine.
- Ik zeg ja! (Met geveinsde verwondering) . Is hij uw verkleefdste vriend niet? En hebt gij niet te zamen het Latijn gestudeerd?
Hector.
- Oh! het Latijn! Ja, 't is waar, maar toch heeft hij mij niets te bevelen... Ah, bij voorbeeld, ik zou er mij tegen verzetten! | |
[pagina 56]
| |
Cesarine.
- Zoudt gij durven?
Hector.
- Durven! durven!... dat zou ik u wel eens willen toonen... (Meer en meer ongeduldig) . Waarom zoo spotachtig glimlachen, mevrouw? Waarom de schouders ophalen? Weet gij wel dat het mij begint te tergen en te vervelen? Gij gelooft het niet?..
Cesarine.
- Ik zou het eerst moeten zien.
Hector.
- Welnu, mijn besluit is genomen: wij gaan naar den Dierentuin.
Cesarine.
- Eindelijk! (Ter zij) . Ik zegepraal! (Zij brengt hem hoed, handschoenen en wandelstok, en helpt hem zich opschikken) . Ik ben waarlijk nieuwsgierig om die inbreuk op de macht van mijnheer Evarist te zien... Ik wed dat gij niet zult durven...
Hector.
- Wacht maar!
Cesarine.
- O! we zijn er nog niet... Uw goede vriend maakt u zoo zoet als een kind...
Hector.
- Een kind... dat wil ik zeker niet zijn!
Cesarine.
- Een oogenblik, mijn beste... Ik ga mij een weinig opschikken, en dan vertrekken wij... als gij durft! (Af, links).
| |
Achtste Tooneel.HECTOR, alleen.
Durven... durven... zou men niet zeggen.... Op den duur maak ik mij kwaad bloed. Die gedurige aanprijzing van mijnen vriend Evarist door mijne vrouw doet mij razend worden... (Zich bedenkende) . Nochtans, alles wel ingezien... ik had zoo onbedachtzaam niet mogen spreken: 't is goed te zien dat ik advocaat ben... Wat zal Evarist zeggen? God geve dat ik hem vandaag niet te zien krijge!
| |
Negende Tooneel.
De vorige, EVARIST.
Evarist.
- Ik bemerk dat het niet meer regent en kom dan maar uwen regenscherm terug brengen... Wat zie ik? Gij gaat uit? Dan kom ik in tijds om u te vergezellen...
Hector.
- (Onthutst) . 't Is waar... ik ga uit... maar met mijne vrouw.
Evarist.
- Een man die met zijne vrouw gaat wandelen!.. Ja, ja, zulke dingen gebeuren nog tegenwoordig!
Hector.
- Zij wil kost wat kost gaan, waar gij ons niet zult volgen... naar den Dierentuin.
Evarist.
- Ik had het moeten raden. (Spottend) Gij hebt u door mevrouw Cesarine laten overhalen...
Hector.
- Gij hadt eens moeten zien hoe mijne vrouw | |
[pagina 57]
| |
mij er om gesmeekt heeft... vraag het haar liever zelf eens...
Evarist.
- O, ik twijfel er in het geheel niet aan. (Zuchlend) . Arme vriend!
Hector.
- Wat belieft?
Evarist.
- Arme vriend, zeg ik, gij zijt diep te beklagen!
Hector.
- (Lachend) . Hoe zoo?... kom, vertel mij eens...
Evarist.
- Ik vrees u te zeer te ontstellen...
Hector.
- Gij maakt mij ongerust...
Evarist.
- (Rondziende) . Zijn wij alleen?... Luister, ik mag niet langer zwijgen... Gij hebt u wellicht ingebeeld, vriend Hector, dat ik uit louter willekeur u aanbevool naar den Dierentuin niet te gaan...
Hector.
- O neen... Maar de reden eigentlijk?
Evarist.
- De reden was, dat uwe vrouw te zeer op die wandeling heeft aangedrongen... Zij heeft u wijsgemaakt dat zij gisteren gedurende uwe afwezigheid is thuis gebleven...
Hector.
- En dat heeft zij gedaan ook.
Evarist.
- Ik heb haar nochtans in de stad gezien.
Hector.
- Onmogelijk.
Evarist.
- 't Verwonderde mij zoodanig, dat ik haar ben nagegaan...
Hector.
- Gij hebt dus mijne vrouw achtervolgd!
Evarist.
- (In schijn verontwaardigd) . Mijnheer, hadt gij liever gezien dat ik de oogen sloot voor haar gedrag?
Hector.
- Wat hebt gij gezien, spreek?
Evarist.
- Ik heb... wees kalm, arme Hector.... ik heb haar zien binnengaan bij mijnheer Blomzaedt, den bloemkweeker...
Hector.
- Is dat niet dezelfde, die aan iedereen gestadig zijne bloemen aanbeveelt?
Evarist.
- Ja, en hij heeft zich ongetwijfeld bij uwe vrouw ook aanbevolen.
Hector.
- Wat zaken had mijne vrouw bij eenen bloemkweeker?.. Drommels, ik verlies er al mijn Latijn bij!
Evarist.
- Ongelukkige, begrijpt gij niet, dat zij eenen ruiker is gaan bestellen?
Hector.
- Voor wien?.. waarom?..
Evarist.
- Dat moet gij raden...
Hector.
- Die ruiker kan voor niemand anders zijn dan voor eenen minnaar!
Evarist.
- En wanneer zij zoo sterk aandrong om naar den Dierentuin te gaan...
Hector.
- Dan was het om dien man te kunnen zien!
Evarist.
- Blijf kalm, we kunnen ons bedriegen... Ik zou voor niets ter wereld oneenigheid in uw huis willen brengen. Gij weet dat ik de gewoonte niet heb | |
[pagina 58]
| |
mij met de zaken van een ander te bemoeien; daar zou ik mijne eeuwige dood van halen...
Hector.
- Ja, gij zijt een oprechte vriend... (Bewogen) wij hebben te zamen het Latijn gestudeerd...
Evarist.
- Ik heb het als een heiligen plicht beschouwd u te verwittigen, en ziedaar, waarom ik verlangde u alleen te spreken...
Hector.
- (Opgewonden) . Ik begrijp waarom zij zoo lieftallig was, toen zij mij hielp opschikken... (Met den wandelstok zwaaiende) Dien stok, dien zij mij zelf in handen heeft gegeven...
Evarist.
- (Ongerust) , Wat gaat gij er mede doen?
Hector.
- (Kalm) . Ik ga hem.... ik ga hem.... in den hoek zetten! Ik leg handschoenen en hoed af, en blijf thuis...
Evarist.
- Dàt heet ik spreken als een man. (Ter zij) . Hij gehoorzaamt mij als een kind!
| |
Tiende Tooneel.
De vorigen, CESARINE.
Cesarine.
- (In lief toilet) . Ik ben gereed.... Maar mijnen zilveren armband kan ik nergens vinden; 't is zonderling... (Evarist bemerkende) Mijnheer...
Evarist.
- Mevrouw.... (Op luchtigen toon) Zoodus, Hector, ik verlaat u... Maar, zooals ik zooeven zegde, zoo gauw ik in het Staatsblad uwe benoeming tot rechter gelezen heb, kom ik u het nieuws melden.
Hector.
- (Tot Evarist) . Ik ga haar eens een lesken spellen...
Evarist.
- Blijf bedaard. (Ter zij) . Ik heb hier niets meer te verrichten... ik bemoei mij met de zaken van niemand. (Groetend) . Mevrouw, Hector...
Hector.
- Tot weerziens. (Evarist af).
| |
Elfde Tooneel.
De vorigen, min EVARIST.
Cesarine.
- Kom, laat ons gaan.
Hector.
- (Ernstig) . Mevrouw, gij zijt in dat verrukkelijk toilet lief om te stelen; de mannen zouden u waarlijk in den Dierentuin schoon vinden... Ongelukkiglijk zult gij vandaag het plezier van bewonderd te worden niet hebben... Wij blijven thuis.
Cesarine.
- Welhoe! Gij hebt u door mijnheer Evarist laten overhalen... (Ter zij) . En mijne list is mislukt.
Hector.
- Ik zal niet eerder van hier gaan vooraleer gij mij gezegd hebt, waar gij gisteren gedurende | |
[pagina 59]
| |
mijne afwezigheid gegaan zijt.
Cesarine.
- (Onthutst) . Heb ik u niet verzekerd, dat ik thuis gebleven ben?
Hector.
- 't Is onwaar, want ik zelf heb u bij mijnheer Blomzaedt zien binnengaan. Overigens, uwe ontroering heeft u verraden...
Cesarine.
- (Ter zij) . Hoe kan hij het weten?
Hector.
- Wat bewijst dat, mevrouw?
Cesarine.
- Dat bewijst, mijnheer, dat gij gisteren op dat uur niet in het Paleis van Justicie waart, zooals gij mij hebt wijsgemaakt...
Hector.
- (Ter zij) . Ik ben geknipt! (Luid) . Dat doet niets ter zake...
Cesarine.
- Dat doet zeer veel ter zake... Gij hebt mij bedrogen...
Hector.
- Wat moest gij bij Blomzaedt gaan doen?
Cesarine.
- Gij hebt het recht niet mij te ondervragen, nadat gij mij om den tuin geleid hebt...
Hector.
- Ik ben niet verplicht u rekenschap van mijne daden te geven...
Cesarine.
- Noch ik.
Hector.
- Mevrouw, het geldt hier eene kwestie van eer, en gij zult mij uitleggingen geven, of...
Cesarine.
- Of? | |
Twaalfde Tooneel.
De vorigen, de KNECHT, (met twee brieven).
De Knecht.
- (Hij ziet er zeer dom uit) . Mijnheer, men heeft twee brieven gebracht, eenen voor u en eenen voor Mevrouw...
Hector.
- Geef.
De Knecht.
- (Hij geeft hem eenen brief) . Mijnheer, deze komt vanwege de winkeljuffer uit het groot magazijn van nieuwigheden... Men heeft mij aanbevolen u dezen brief niet te geven als mevrouw bij u was; maar aangezien gij bij haar zijt kan ik er niet aan doen dat zij het ziet...
Hector.
- Genoeg.
De Knecht.
- (Hij geeft eenen brief aan Cesarine) . Deze is voor u, mevrouw. (Af) .
| |
Dertiende Tooneel.
De vorigen, min den KNECHT.
Cesarine.
- Welhoe, gij ontvangt brieven van eene winkeljuffer?
Hector.
- Gij onderhoudt eene correspondentie, waarvan ik niets weet? | |
[pagina 60]
| |
Cesarine.
- Thans begrijp ik, waar gij gisteren geweest zijt: gij hebt uwe minnares gezien en gesproken... Ja, loochen nu maar... loochenen doen de advocaten immers altijd...
Hector.
- Zeg liever dat gij eenen minnaar hebt...
Cesarine.
- Oh!
Hector.
- Of gij moet mij het tegendeel bewijzen, door mij den brief te laten inzien...
Cesarine.
- Ik wil, als gij mij den uwen laat lezen. Geef.
Hector.
- Neen, geef gij eerst.
Cesarine.
- Neen, de man moet altijd aan zijne vrouw het voorbeeld geven...
Hector.
- Verschooning, de mannen moeten de vrouwen uit beleefdheid laten voorgaan...
Cesarine.
- Kom, wij zullen te gelijker tijd van brieven verwisselen...
Hector.
- Ik ben niet bang, want ik heb mij niets te verwijten... (Zij verwisselen de brieven) .
Cesarine.
- Laat mij beginnen lezen...
Hector.
- Neen, de man moet aan zijne vrouw het voorbeeld geven. Ik begin dus. (Hij leest) ‘Mevrouw’... (Ter zij) . Ik dacht dat er ging staan ‘lieve engel’....
Cesarine.
- Ik heb hier de rekening van de winkeljuffer uit het magazijn van nieuwigheden...
Hector.
- (Lezend) . ‘Morgen om negen ure... in uwen tuin... langs het achterpoortje... ik zal zorgen dat alles geheim blijve...’ (Spraak) . O, die schelm!
Cesarine.
- Die winkeljuffer is dus uwe minnares niet?
Hector.
- Dat weet ik wel...
Cesarine.
- Maar, gij hebt eene andere... en voor die andere hebt gij een geschenk gekocht... hier is uwe rekening...
Hector.
- (Zonder luisteren) . Wat ik hier lees doet mijne haren te berge rijzen... (Hij leest:) ‘De bloemruiker zal u overhandigd worden.’ Geteekend: ‘Blomzaedt’.
Cesarine.
- Welnu?
Hector.
- Ah!... Ik begrijp alles... bij Blomzaedt hebt gij eenen ruiker besteld voor uwen beminde...
Cesarine.
- Gij hebt voor eene vrouw geschenken gekocht...
Hector.
- Welnu, ja, dat heb ik gedaan, en dan nog voor eene getrouwde vrouw...
Cesarine.
- Hij bekent!
Hector.
- (Meer en meer opgewonden) . Maar die vrouw is mijn geschenk onwaardig... Zij bemint mij niet en heeft mijn hart gebroken, de ellendige bedriegster...
Cesarine.
- Wie is ze? Ken ik ze?.... O, 't moet eene vrouw zijn zonder hart, zonder eergevoel...
Hector.
- Gij schildert uw eigen portret. | |
[pagina 61]
| |
Cesarine.
- (Verbaasd) . Ik?
Hector.
- Ja... ik heb een oogenblik gemeend dat uwe ziel rein, uwe liefde ongehuicheld was. Een jaar lang heb ik mij laten misleiden... Daar wij morgen den verjaardag van ons huwelijk zouden vieren, meende ik u te verrassen en u gelukkig te maken... Ik had voor u een gouden armband gekocht: den zilveren armband, dien ge kwijt waart, had ik medegenomen voor model.
Cesarine.
- Wat? Is 't mogelijk? (De rekening inziende) . Ja, waarlijk... hier staat het.... een fijne gouden armband met kostelijke steenen... (Gelukkig) O, waarom heb ik dat niet eerder geweten! Kom, laat mij u eenen kus geven, want ik kan mijne vreugde niet betoomen.
Hector.
- (Haar afstootende) . Genoeg! ik zal u nooit vergiffenis schenken... (Valsche uitgang) .
Cesarine.
- Wat gaat gij doen?
Hector.
- Ik ga het wetboek openslaan aan het kapittel der echtscheidingen... (Opgewonden) . Ah, zoo, gij wilt dat ik spreke van ‘artikel zooveel en zooveel.... en aangezien het bewezen is...’ Welnu, ik zal het doen, meer dan u lief is!..
Cesarine.
- Maar ik ben onschuldig...
Hector.
- En die brief?... die bloemruiker?... die geheimhouding?...
Cesarine.
- (Lachend) . Meent gij dat gij alleen gedacht hebt aan den verjaardag van ons huwelijk? De ruiker dien ik besteld heb was... was voor u.
Hecior.
- (Verbaasd) . Wat hoor ik?
Cesarine.
- Kom, laat ons alles vergeten en vergeven.
Hector.
- Ik verlang niets beters, maar... waarom schrijft Blomzaedt u eenen brief? Gewoonlijk gaan zulke dingen bij afspraak.
Cesarine.
- Ja, maar aangezien hij weinig tijd had om den ruiker te maken, kon hij mij gisteren niet verzekeren om welk uur ik hem morgen zou ontvangen hebben.
Hector.
- En wat bewijst mij zulks?
Cesarine.
- Gij gelooft mij niet! (Zij wandelen ongeduldig het tooneel op en neder) .
Hector.
- Indien er maar iets ware dat mij zekerheid kon geven... (Den brief inziende) Wat zie ik?
Cesarine.
- Welnu?
Hector.
- Er is een post-scriptum aan den brief!
Cesarine.
- Lees spoedig...
Hector.
- (Lezend:) ‘Wanneer mijnheer uw echtgenoot den ruiker zal ontvangen hebben, gelief zoo goed te zijn hem mijne produkten aan te bevelen’... (Verrukt) Kom in mijne armen, perel van de vrouwen!..
Cesarine.
- Ziet gij het nu, ongeloovige Thomas? (Omhelzing) .
Hector.
- Die beste Blomzaedt! Voortaan zal hij in mij eenen getrouwen klant vinden! | |
[pagina 62]
| |
Cesarine.
- Eilaas, 'k heb u zoo hard bejegend...
Hector.
- En ik die u durven verdenken heb!
Cesarine.
- En nu is de verrassing, die ik u voorbehield, mislukt...
Hector.
- Neen, nu meer dan ooit zal ik gelukkig zijn uwen ruiker te ontvangen. Immers, de zon der liefde heeft nu het wolkje verdreven, dat voor de eerste maal den hemel van ons huiselijk geluk was komen verduisteren...
Cesarine.
- Maar wie is nu toch de schuld van dat misverstand?
Hector.
- (Zich bedenkende) . Wel... niemand anders dan... dan mijn onbescheiden vriend Evarist.
Cesarine.
- O foei! Gij hebt te zamen het Latijn gestudeerd... Gij ziet dus eindelijk klaar in zijn gedrag?
Hector.
- Ja. (Opgewonden) En indien hij hier op dit oogenblik moest binnentreden...
Cesarine.
- Wat zoudt gij doen?
Hector.
- Ik zou... ik zou... | |
Veertiende Tooneel.
De vorigen, EVARIST.
Evarist.
- (Een nieuwsblad in de hoogte houdende) . Hector! Hector! Mijn duurbare vriend... Gij zijt rechter benoemd!.. Hier staat het... in het Staatsblad... lees...
Cesarine.
- (Verrast) . Wat geluk!
Hector.
- (Het Staatsblad inziende, gelukkig) . Ja, waarlijk!
Evarist.
- Oef! wat heb ik geloopen om de eerste u dit blijde nieuws aan te kondigen, en u hartelijk geluk te wenschen... Gij begrijpt hoe zeer ik deel in de vreugd van eenen vriend, die met mij het Latijn gestudeerd heeft...
Hector.
- Ik dank u zeer. (Ter zij) . 'k Ben rechter, en moet krachtdadig handelen...
Evarist.
- Wat zult gij met mij aangenaam uwe vacantien doorbrengen!
Hector.
- Met u? Verschooning.
Evarist.
- Wat belieft?
Hector.
- Luister. Het toeval heeft gewild dat ik morgen den verjaardag van mijn huwelijk vier, te gelijkertijd met mijne benoeming. Indien gij dus morgen te mijnent komen wilt, het staat u vrij...
Evarist.
- Of ik komen zal! Niet alleenlijk morgen, maar ook Zondag, Maandag... kortom, alle dagen.
Hector.
- 't Is onmogelijk, want mijne vrouw en ik, wij vertrekken overmorgen. | |
[pagina 63]
| |
Evarist en Cesarine.
- Vertrekken.... en waar naar toe?
Hector.
- Naar de zee. (Hij drukt de hand zijner vrouw) .
Evarist.
- Gij doet mij van de eene verbazing in de andere vallen... Hebt gij mij niet beloofd thuis te blijven? Wat beteekent toch dat alles?
Hector.
- (Besloten) . Dat beteekent, dat ik het geluk van mijne vrouw wil, dat ik geleerd heb onbescheiden vrienden te wantrouwen, dat ik aan niemand rekening heb te geven van mijn doen en laten, en dat ik meester wil zijn in mijn eigen huis!
Evarist.
- Als 't zoo is, salut! (Af) .
Hector.
- Hij heeft mij begrepen. (Hij omhelst zijne vrouw) .
GORDIJN.
Gent, December 1885. |
|