den, vooral keurig zijn de bijzaken, en over het geheele wist de schilder een fijnen grijzen toon te verspreiden, die iets uiterst onderscheiden aan het geheele geeft.
Mr Luytens ‘Naast het Meer’ is een binnengezicht, dat zich onderscheidt door zijn goed coloriet, zijne vaardige behandeling; nochtans zagen we graag het figuurtje wat meer afgewerkt.
De Hr Van Snick geeft ons in zijn ‘Verloren Maandag’ een dronkemans-tooneeltje. Hij ook is een kundige penseeler. Bijzonder goed geslaagd is de figuur op het voorplan, waarvan het hoofd en de jas uitmuntend van kleur en schildering zijn.
Mr Rosier is al te net, te eerlijk, en toch niet onderscheiden in zijn ‘Jufferportret’. We zagen hem liever wat stouter met verw en borstel omgaan, al zou er dan ook hier en daar op zijn taferee een deel te vinden zijn, minder in den haak dan nu.
Mr Delehaye kan beter dan hetgene we ditmaal van hem vinden, en eenige deelen van zijn tafereeltje zelf bewijzen dit. In de paarden en den achtergrond is veel goeds; het geheele nochtans heeft den schijn of er de schilder niet al zijne liefde, al zijne zorg aan gewijd heeft.
Het ‘Oude Lied’ van den heer Gorge kan, noch als opvatting, noch als uitvoering gelukkig genoemd worden. Mijnheer Gorge moe vrijer in zijn schilderen worden, meer durven.
De heer Halberstadt had een flink geborstelde figuur in de Wereldtentoonstelling. Waarom op den ingeslagen weg niet voortgegaan, en integendeel in het morsen vervallen zooals nu?
Bij de stilleven-schilders vinden we de heeren Hanno en Chappel. De eerste maakt groote vorderingen. Zijn ‘Bric à Brac’ is een flink geborsteld doek, dat nochtans over het algemeen iets zwarts heeft, een gebrek wat ook met zijn ‘Keukentje’ het geval is. De ‘Appelen’ zijn zeker van vroegeren datum dan die beide tafereelen, want het verschil tusschen dit stuk en de hoogergenoemde is groot. Mr Chappel heeft bijzonder goede hoedanigheden in zijn fruitstuk, als kleur; hij vermijde echter het droge dat bijzonder in zijn ‘Haas’ een onaangenamen indruk maakte.
Van Mr Rul schenen ons de ‘Herfstavond’ en het ‘Sluisje’ de best geslaagde stukken. In zijn ‘Herfstavond’ is veel lucht, en zijn ‘Sluisje’ is onderscheiden van toon. De ‘Eerste Sneeuw’ is niet gevoeld en zwaar geschilderd.
‘Avond op de Heide’ en ‘Avond’ van Mej. Leigh hebben veel verdiensten als opvatting en uitvoering. Echter zagen we graag iets meer persoonlijks in hare tafreelen, zooals in de twee stukken van Mr Castel Ebert, waar eigenaardigheid op gestempeld staat, en die een merkelijken vooruitgang aanduiden.
De stukken van den heer Boland zijn niet zoo gelukkig als die, welke wij vroeger van hem te zien kregen. Ze blijken onverzorgd te zijn.
Ernstige studie naar de natuur is aan de heeren De Wit en Adriaenssens aan te bevelen. De eerste heeft veel aanleg om een goed landschapschilder te worden; daartoe echter dient hij getrouwer en meer doorwrocht werk te maken. De tweede blijft immer en