daar nog op: de pastorij, welke des zomers met dicht loof van velerlei geboomte is omgeven, en alzoo eene eenvoudige, maar aangename, rustige en dichterlijke woning aanbiedt; - het schoollokaal, welgezet en doelmatig gebouw, waarbij een prettig huisverblijf voor den onderwijzer en zijn gezin; de dorpskerk, van lichten, maar sierlijken bouwtrant, zeer lief, doch welker uiterlijke niets bijzonders vermoeden laat. Zij bezit eene merkwaardige kommuniebank, predik- en biechtstoelen, kunstwerken van onzen betreurden Jozef Geefs, alsmede een orgel, (een zeer aangenaam speeltuig) in eene fraaie kas ingesloten. De torenklok geeft een levendig galmend gelui, dat bij het ‘Angelus’ en de gewone ‘uurslagen’ eene zachtere en droomende schakeering aanneemt.
* * *
De ‘dorpsklok’ en de ‘dorpsmolen,’ vervullen ten Vlaamschen lande eene zinnebeeldige zending en staan in rechtstreeksche verbintenis met het huisgezin, de gemeente en het vaderland.
Luidt de klok bij feest en kermis, bij doop en huwelijk, bij hooggetij en begrafenis, dan ook wordt de molen versierd met wimpels en bloemen of bekleed met rouwgewaad.
Golft de klok het statige ‘Te Deum’ bij konings- of prinsendagen, dan laat de molen de vaderlandsche vlag wapperen; maar, wordt hij echter onverwachts, door een zachten wind geprikkeld zijne werkzaamheden voort te zetten, dan mengt hij fier het vaderlandsche lied aan het aanlokkelijke liedje van het molenarinnetje.
Klept de klok in storm bij brand,... de molen valt stil, en zijne wieken steken als smeekende armen in de hoogte, en schijnen alle dorpelingen tot blusschen aan te sporen....
Des Zondags en op andere feestdagen geeft de molen het voorbeeld tot de rust: hij laat alsdan zijne medehelpster, de klok, alleen werkzaam zijn. Deze moet de dorpsbewoners en landlieden ter kerke ‘gongen’, en 's avonds nog het uur der opschorsing van de Zondagsche uitspanningen aankondigen, terwijl zij door haar gelui eenieder het verzoek toericht huiswaarts te keeren bij vrouw en kroost.