de meisjeskostscholen en in de colleges. Hij stelt voor dat het Komiteit van den Landdag bij het Staatsbestuur en de geestelijke overheid zou aandringen, opdat de wet van 1883 in al hare deelen zou worden toegepast. Hij herinnert verder aan den bijval, welken de voordracht van M. De Beucker over het Vlaamsch in het onderwijs te Leuven is te beurt gevallen en besluit met de woorden, dat de Vlamingen hunne eigene scholen met hunne penningen zullen tot stand brengen, indien de overheden doof blijven.
M.H. LEBON, vertegenwoordiger voor Oost-Vlaanderen, bespreekt den bedroevende toestand van het onderwijs in die provincie en te Gent, in eene prachtige rede.
M. LAPORTA komt tot de slotsom, dat men altijd en overal, in school, in huis, op straat, in alle omstandigheden Vlaamsch, uitsluitend Vlaamsch moet zijn.
M. SCHEPENS bespreekt den toestand in Brabant, te Brussel en vooral te Leuven, uit welke laatste stad hij eenige staaltjes van franschdolheid doet kennen.
M. PLESSERS deelt eenige bijzonderheden mede over het Vlaamsch in Limburg.
M. HENDRICKX, leerling van het O-L-Vrouw-college te Antwerpen, hangt een zwart tafereel op van alles wat de vlaamschgezinde studenten aldaar te verduren hebben, en bewijst door feiten, dat de Jezuieten alles doen om onze moedertaal te verdrukken.
Ook M. OOMS, eveneens student alhier, geeft inlichtingen over het onderwijs in de moedertaal in het college. Beide jongelingen spreken in eene krachtige taal en behalen ongemeenen bijval.
M. SCHILTZ, bespreekt op geestige wijze de Franschdolheid der jufvrouwen, en den ellendigen toestand van het onderwijs der moedertaal in de meisjesscholen.
Al deze sprekers behaalden eenen overgrooten bijval; allen spraken met eene gemakkelijkheid, welke ons verwonderd heeft.
Na hen trad op Mr REINHARD, afgevaardigde van den Liberalen Vlaamschen Bond van Brussel, wiens verschijnen reeds de uitbundigste toejuichingen deed ontstaan. Maar toen hij verklaarde, dat de Bond zich bij het program van den landdag ten volle aansloot, scheen het handgeklap geen einde te zullen nemen.
In eene diepdoordachte redevoering, in zuiver en vloeiend Nederlandsch uitgesproken, spoorde hij de oorzaken der verfransching hier te lande op, en zweepte ongenadig op allen, die zoowel in het vrij als in het staatsonderwijs, de franschdolheid in de hand werken.
(Vervolg in de volgende aflevering).