Sterfgevallen.
- Te Gent overleed Lodewijk De Rijcker aldaar geboren in 1824. Hij legde zich op het onderwijs toe en werd leeraar aan 's Rijks middelbare school te Gent, later ook aan de Normaalschool. Met recht verwierf hij er den naam een goed leeraar te zijn. Hij leverde menige bijdrage in Het Jaarboek van het Willemsfonds, in de tijdschriften Toekomst, Eendracht en Nederlandsch Museum. Afzonderlijk van hem verschenen: Eene beknopte Aardrijkskunde, een Leesboek voor de jeugd, eene Schets der geschiedenis van het openbaar ouderwijs te Gent, benevens een paar andere geschiedkundige gewrochten.
De Rijcker was een ijverig geschiedvorscher; menige belangrijke schets heeft hij geschreven. Een overtuigd Flamingant was hij ook; overal waar er iets ten gunste onzer goede zaak te verrichten was, trad hij werkzaam op.
- Pastoor L.L. de Bo, deken te Poperinge, geboren in 1826 te Beveren op de Leie. Hij was een der hoofdleiders van de zoogenaamde West-Vlaamsche Taalparticularisten. Zijn uitgebreid West-Vlaamsch Idioticon is een werk van degelijk gehalte: de taalgeleerden vinden er eenen kostbaren schat van goede en schoone dialectwoorden, tevens de spraakleer en syntaxis van het Westvlaamsch dialekt.
De afgestorvene was tevens een verdienstelijk plantenkundige.
- Mevrouw David, geboren Mathilde van Peene, gestorven op 30 Augusti laatstleden, zag het levenslicht te Koewacht in Zeeland, in 1831, waar haar vader geneesheer was. Daar hare moeder bij de geboorte van Mathilde overleed, namen hare moederlijke grootouders, de echtgenooten Vermandel, te Zaamslag, haar tot zich. ‘Daar’ schrijft zij, ‘in het eenvoudig Zeeuwsche dorpje, door liefde en zorgen omgeven, sleet zij de blijde kinderjaren, genoot het onderricht der gemeenteschool, bracht twee jaren bij den onderwijzer te Zuiddorp door en voltooide hare opvoeding in eene kostschool te Gent.’
Zij trad in den echt in 1852; haar man stierf over een tweetal jaren. Zij schreef: Hulde aan zijne Majesteit Leopold I, koning der Belgen, bij de 25ste verjaring zijner troons-beklimming. Brussel 1858; Mirtebladen, gedichten Antw. 1870; De Zeeuwsche koopdag, eene dichterlijke zedeschets 1871; Nevelbloemen, enz.