De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 15
(1885)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |
ToonkundeRoméo et Juliette
| |
[pagina 187]
| |
ik hier als mijne overtuiging uit te spreken, dat voor eene juiste beoordeeling van dit werk, 1o, de grondige kennis van het drama van Shakespeare onontbeerlijk is, 2o dat men zich (in strijd met de beweringen der cosmopolieten die meenen dat er geen nationaliteit bestaat in de kunst) plaatse op een nationaal Fransch standpunt en 3o dat men den levensloop en de kunstbeschouwingen van den componist eerst van nabij leere kennen. Zijne uitgegeven brieven en geschriften zijn daartoe een zeer aan te bevelen wegwijzer. Ik juichte daarom den maatregel toe, dat men op het programma de volgende ‘Préface’ van Berlioz had laten afdrukken. Zij geeft ons een denkbeeld van de bedoelingen des componisten bij de vreemdsoortig schijnende behandeling van het onderwerp. On ne se méprendra pas sans doute sur le genre de cet ouvrage. Bien que les voix y soient souvent employées, ce n'est ni un opéra de concert, ni une cantate, mais une symphonie avec choeurs. Si le chant y figure presque dës le début, c'est afin de préparer l'esprit de l'auditeur aux scènes dramatiques dont les sentiments et les passions doivent être exprimés par l'orchestre. C'est en outre pour introduire peu à peu dans le développement musical les masses chorales, dont l'apparition trop subite aurait pu nuire à l'unité de la composition. Ainsi le prologue, ou à l'exemple de celui du drame de Shakespeare lui même, le choeur expose l'action, n'est chanté que par quatorze voix. Plus loin se fait entendre (hors de la scène) le choeur des Capulets (hommes) seulement; puis, dans la cérémonie funèbre, les Capulets, hommes et femmes. Au début du final figurent les deux choeurs entiers des Capulets et des Montagus et le père Laurence; et à la fin les trois choeurs réunis. Cette dernière scène de la réconciliation des deux familles est seule du domaine de l'opéra ou de l'oratorio. Elle n'a jamais été, depuis le temps de Shakespeare, représentée sur aucun théâtre; mais elle est trop belle, trop musicale, et elle couronne trop bien un ouvrage de la nature de celui-ci, pour que le compositeur pût songer à la traiter autrement. Si, dans les scènes célèbres du jardin et du cimetière, le dialogue des deux amants, les aparté de Juliette et les élans passionnés de Roméo ne sont pas chantés, si enfin les duos d'amour et de désespoir sont confiés à l'orchestre, les raisons en sont nombreuses et faciles à saisir. C'est d'abord, et ce motif seul suffirait à la justification de l'auteur, parce qu'il s'agit d'une symphonie et non d'un opéra. Ensuite, les duos de cette nature ayant été traités mille fois vocalement et par les plus grands maîtres, il était prudent autant que curieux de tenter un autremode d'expression. C'est aussi parce que la sublimité même | |
[pagina 188]
| |
de cet amour en rendait la peinture si dangereuse pour le musicien, qu'il a dû donner à sa fantaisie une latitude que le sens positif des paroles chantées ne lui eût pas laissée, et recourir à la langue instrumentale, langue plus riche, plus variée, moins arrêtée, et, par son vague même, incomparablement plus puissante en pareil cas. H. Berlioz. Uit deze préface blijkt genoegzaam, dat Berlioz zeer veel voorstellingsvermogen bij zijne toehoorders verwacht, waaraan alleen kan worden te gemoet gekomen door de grondige kennis van het onderwerp en door zijn programma op den voet te volgen. Dit laatste wil ik ook doen ten opzichte der uitvoering, welke in menig opzicht als voortreffelijk mag bestempeld worden. I. Introduction: Combats, tumulte, intervention du Prince werd door het orkest zeer goed weergegeven, ofschoon hier en in het finale eene sterkere bezetting van het strijkkwartet vooral van de cello's, wenschelijk ware geweest. Zeer fraai klonken de blaasinstrumenten en vooral het koper, dat het optreden van den Prins aankondigt. De daaropvolgende Prologue, Recitatif choral, werd door het kleine koor eenvoudig schoon en waardig uitgevoerd; saamgesteld uit fraaie, goed geschoolde stemmen, maakte dit koor, hier en daar met trekjes der harp en strijkinstrumenten afgewisseld, een heerlijken indruk. De Strophes voor contre'alto solo werden eveneens uitstekend gezongen en maakten niettegenstaande hun eenvoud diepen indruk. De dame, wier naam mij helaas onbekend is gebleven, beschikt over eene schoone altostem, gelijkmatig in alle registers. Nadat het koor in een Recitatif choral den toestand van den verliefden Romeo geschilderd had, volgde een fijn geschakeerde wedergave van het beroemde Scherzetto: Mab! la messagère fluette et légère, voor tenorsolo en koor. Waarom Berlioz bij dit gedeelte - dat toch ook zuiver descriptief is - solo en koor gebruikt, is mij nog niet duidelijk geworden. De uitvoering van dit juweeltje was zeer gelukkig en evenals na de slotfrase van het eerste koor en de altsolo brak het in grooten getale opgekomen publiek in luide bijvalsbetuigingen los. Na het Recitalif Choral, dat ons in korte woorden den treurigen afloop van het drama meldt, begint het IIde deel, waarin aan het orkest de taak wordt opgedragen ons in het | |
[pagina 189]
| |
rijk der idealen te voeren, als: Romeo seul. Tristesse. - Bruit lointains de bal et concert. Grande fête chez Capulet. - III. Nuit sereine. - Le jardin de Capulet silencieux et désert. Op de vraag of dit aan het orkest is mogen gelukken moet ik, vooral wat het laatste betreft, volmondig ja! zeggen. Zelden hoorde ik idealer werk meer ideaal vertolken. Medegesleept door deze heerlijke tonen, kon men zich wanen getuige te zijn van een dier lieflijke Italiaansche nachten. Jammer dat deze stemming verstoord werd door het minder gelukkig uitgevoerde koortje der van het feest terugkomende Capulets. In het begin ongelijk en onzuiver - waarschijnlijk ten gevolge dat dit koor onzichtbaar was - kwam echter het laatste perdendosi gelukkig mij weer in de voor de heerlijke Scène d'amour vereischte stemming brengen. De uitvoering hiervan was in een woord verrukkelijk en lokte evenals het volgende Scherzo (IV) La reine Mab ou le fée des songes een storm van bijvalsbetuigingen uit. Dit Scherzo, dat reeds dikwerf in concerten is uitgevoerd mag een waar meesterstuk genoemd worden. Eene goede uitvoering er van is voor het orkest eene eer, welke, in dit geval behoudens eene kleine gejaagdheid bij het begin in de tweede violen, met vertrouwen mag worden verleend. Ook V. Convoi funèbre de Juliette met het eentonig grafgezang der Capulets maakte diepen indruk. De volgende scène VI. Roméo au tombeau des Capulets is de bewuste, waarvan Berlioz zegt, dat dezelve niet anders dan voor een publiek met beaucoup d'imagination mag worden uitgevoerd (zie Caecilia 15 Dec. 84). De heer Peter Benoit meende dit dus bij het Antwerp'sche publiek te mogen verwachten en rekende zich zelf in staat, om de difficultés immenses pour le chef d'orchestre te overwinnen. Noch in het een noch in het ander heeft hij gefaald. De uitvoering was prachtig, die élans de joie délirante, dernières angoisses et mort des deux amants, waren plastische voorstellingen van het wederzien en den rampzaligen dood door vergif en dolk der twee gelieven. Het publiek hing ademloos aan den arm van den dirigent, die hiermede zijne schoonste lauweren voor deze uitvoering plukte. Daarna kwam het groote koor in het strijdperk. VII. Final. La foule accourt au cimetière. - Rixe des Capulets | |
[pagina 190]
| |
Montagus! Aanvankelijk liet het ensemble in het dubbel koor Capulets et Montagus wel te wenschen over. Nadat echter de heer Fontaine als Père Laurence zijne schoone en omvangrijke stem had doen weergalmen - waarbij vooral deze passage overweldigend klonk: ‘Entendez vous sa voix qui tonne;
Pour que la haut ma vengeance pardonne,
Oubliez vos propres fureurs.’
ging er als een weldadigen zonneschijn door de harten dezer wraakzuchtigen. Aangrijpend klonk daarop het grootsch aangelegde slotkoor: ‘Jurons donc par l'auguste symbole
................
Et Dieu, qui tient en main le futur jugement
Au livre du pardon inscrira ce serment.’
waarmede dit merkwaardige werk wordt besloten. Een storm van toejuichingen, die den uitvoerders, maar ook bijzonder den genialen directeur scheen te gelden, bracht eene m.i. welverdiende hulde zoowel aan den man, die zoo diep in de bedoelingen van den componist had weten door te dringen als aan het heerlijke kunstwerk. Arme Berlioz, wat zijt gij bij uw leven (en zelfs nu nog) miskend. Ach! allen die willen gevoelen en zich de moeite willen geven om uwe werken te hooren, zullen bekeerd worden. Toen ik na afloop der uitvoering nog eenigen tijd in een intiemen kunstenaarskring mocht doorbrengen, kwamen ook de verschillende in dit schrijven aangestipte beschouwingen ter sprake. De heer Benoit ontwikkelde daarbij een denkbeeld, dat wel verdient overwogen te worden. Sprekende over de uiteenloopende opvattingen die men van kunstwerken bij verschillende directeuren kan waarnemen, zeide hij: waarom zou men niet evengoed als men verschillende solisten vraagt om hetzelfde werk uit te voeren, ook verschillende dirigenten uitnoodigen om hetzelfde werk te dirigeeren, om ook hunne opvatting er van te leeren kennen. Daar ik ten zeerste het nuttige van zulk een denkbeeld ben toegedaan, breng ik het gaarne hierbij ter sprake. De kunst zal er zeker bij winnen, want ‘du choc des opinions jaillit la vérité.’
Dordrecht. C. van der Linden. |
|