| |
| |
| |
Boekbeoordeeling.
De Nachtraven, een verhaal uit onze dagen, door August Snieders. (Uitgave van het Davidsfonds). Prijs: 3 fr.
Toen wij aan de Redactie van den Vlaamsche Kunstbode oorlof vroegen, en dezen bekwamen, om eene beknopte verhandeling over De Nachtraven in den Bode te plaatsen, hadden wij het voornemen ons bij enkele bemerkingen over taal en stijl te bepalen. Wij hadden alsdan niet meer dan twee hoofdstukken van het boek gelezen, en meenden, op het zeggen van dagbladen en tijdschriften, met een letterkundig meesterstuk te doen te hebben, te meer daar de vertaling in de Fransche spraak van Nachtraven onvoorwaardelijk werd aangekondigd.
Sedert, en tengevolge onzer verbintenis, hebben wij het werk tot het einde toe gelezen - een niet immer aangenaam tijdverdrijf, voorwaar - en thans gelooven wij in geweten onze beoordeeling, eenigszins breeder, te moeten opstellen.
Niet alleen over taal en stijl van Nachtraven, maar ook over den opbouw, indien wij ons aldus uitdrukken mogen, valt, naar ons inzien, tamelijk veel te zeggen.
Dr August Snieders heeft, zoo wij ons niet bedriegen, eenen roman willen schrijven; hij is er de man naar om dit te doen: menschen- en wereldkennis, teeder gevoel en bedrevenheid der pen, ontbreken hem gewis niet. Zijn gebrek, indien hij er een heeft, en wij zijn geneigd het te gelooven, is overhaasting, lust om veel van zich te laten drukken.
Na onze eerste lezing, die waarvan wij hooger gewaagden, schreven wij in ons zakboekje: ‘August Snieders schrijft met stoom. - Met stoom schrijven is goed, op voorwaarde dat eene bekwame hand achteraan kome, gelast met de oneffene plaatsen te schaven en te polijsten.’
Thans zeggen wij, ons eerste oordeel wat uitbreidende: August Snieders schrijft niet alleen met stoom; hij schijnt zelfs met stoom zijne letterkundige werken te besteken.
Op de eerste bladzijde van Nachtraven treft men de volgende zinsnede aan:
‘'t Is nog slechts één uur 's nachts’ (wat al ssen), ‘en reeds is de lange wandelweg zonder eene beduidende beweging.’ (De weg is zonder beweging, reeds ten één uur 's nachts, want 't is nog slechts één uur 's nachts.)
| |
| |
Op blz. 13... ‘Zijn gelaat is tamelijk vol, de lichaamsbouw gezet, de kleeding verzorgd.’
‘Albert Bronveld is een jonge man van dertig jaar oud; hij is middelmatig van gestalte, gezet, gespierd, enz,’
Op blz. 21. ‘Ik spreek ernstig, wat ik geen jaren deed.’ (Wil de schrijver misschien zeggen: wat ik sedert jaren nooit of niet meer deed?)
Op blz. 21. ‘De zon schijnt helder en zelfs warm;’... (Zoo! de zon schijnt warm! Schijnt ze somtijds ook koud?)
Op blz. 44... ‘en zij dacht aan middelen om deze onverbreek baar aan haar’ (moet het niet zijn aan zich) te hechten?
Op bladz. 65... ‘verder een aantal toonzetters, dichters en schilders; eindelijk een aantal personen’ enz. (Tweemaal in eenen zin, en zonder reden, het woord aantal.)
... Al die dames en heeren wekken in ons verhaal echter eene magere belangstelling op. (Nooit hoorden wij van eene vette belangstelling gewagen.)
Op blz. 73. ‘In alle geval het kind is goed bezorgd en wat wij gezien hebben was eene gansch bijzondere omstandigheid.’
‘Maar toch...’
‘Ook is het tijd dat er nu voor hare opvoeding gezorgd worde.’ (Immer nuttelooze, mishaaglijke, ja soms ergelijke herhaling van hetzelfde woord, of gebruik van twee omtrent gelijkklinkende woorden.)
Genoeg hierover. Alleen dient er aangestipt te worden, dat de taal in den verderen loop van het verhaal - en dit loopt nog veel verder, aangezien het 339 bladzijden beslaat - dat de taal, zeggen wij, zuiverder, vrij meer verzorgd is. De stoom werkte nu vast regelmatiger, niet met schokken en horten, gelijk in den beginne.
Als oneigenlijke, min passende, schier duistere zinsneden kunnen onder andere de volgende opgegeven worden:
‘Herbeginnen! dat is voor de grove vingers van Gorl, wel gewoon de hand te slaan om de ijzeren handvatsels eener locomotief - want Gorl is machinist van beroep - maar juist niet om de fijne engelsche naald, dat is, zeggen wij, voor hem schier de quadratuur van den cirkel.’ (?!)
Blz. 170 van onder. Waarom is zijne vrouw weggegaan? Zij heeft hem het huiselijk leven onmogelijk gemaakt, en nu eindelijk de toestand hachelijk geworden is, verdwijnt zij en laat hem de in verwarring gebrachte streng garen! (Wat geslaagde, passende vergelijking, niet waar?)
Blz. 217 boven... de rechterarm van zijnen gezel gaat als een molenwiek, het hoofd buigt zich tot op Murg's schouder en de stem fluistert alsdan (?) Nu richt het hoofd zich weer op en de man lacht schaterend, geheel het lijf deelt in die beweging: kortom, wij kunnen de twee wandelaars niet beter vergelijken dan aan den stijven vlaggestok
| |
| |
en den wapperenden, vliegenden en klapperenden wimpel. (Heerlijk! Heerlijk!)
Blz. 225 in het midden.... ‘ziet hij een zwart monster’ (eene koets!) voor de poort stilstaan.’
‘Als de nachtraaf nog op zekeren afstand is, begint dat monster te leven en ratelend in eene tegenovergestelde richting te loopen’ ('t schijnt ons weinig vervaarlijk toe, dat zwarte monster.) Murg heeft een wonderlijk denkbeeld - 't is of de zwarte gestalte, de koetsier, die deels boven het rijtuig opsteekt, hem spottend vaarwel toewenkt, wanneer hij de zweep opheft.’
‘Zouden dat geene reizigers voor den laatsten trein wezen?’ mompelt Murg. Inderdaad 't is wel voor de deur van de la Valonière dat het rijtuig stilhield; boven in de kamers der eerste verdieping, door dezen geheimzinnigen diplomaat betrokken, is echter nog licht; toch houdt de nachtraaf het voor gezegd: al de bloedzuigende muggen’ (al de Brusselsche nachtraven!) ‘stuiven eensklaps uiteen.’ (?!)
Thans willen wij ons het genoegen niet ontzeggen, eenige fraaie, goed gelukte zinsneden op te geven.
Op blz. 14 in 't midden. ‘Gewoonlijk dragen die personen lange namen; zij hebben lange vingers, lange gewetens (?) en lange beenen... als het noodlottig uur slaat.’
Op blz. 46 van boven. ‘Men ziet de kamenier ging snel, zeer snel, zelfs met stoom vooruit!’
Op blz. 171. ‘Deurwaarders, met hun gezicht op zegel, verschijnen in den gang,’ enz.
Op blz. 207. ‘Gij ziet er uit, met uw meel wit gezicht, als een arlekijn!’ zegt Marc, ‘kom, wasch u eens terdege in de kolen! en lachend strijkt de machinist, met zijne breede hand, over Bert's aangezicht.’ (Puik!)
Naar alle waarschijnlijkheid, gelijk wij hooger zeiden, heeft de heer August Snieders eenen roman willen schrijven. Is dit zoo, dan aarzelen wij niet hem te zeggen, dat hij zich deerlijk heeft misgrepen. Een roman veronderstelt, op zijn minst: liefde, strijd, ontknooping.
Liefde, waar is de liefde in Nachtraven? Liefde, dat reine, verhevene gevoel, die teedere en tevens krachtige drijfveer, welke 's menschen leven draaglijk, soms zelfs voor eenigen tijd benijdenswaardig maakt!
Strijd? Strijd is er genoeg, te veel in Snieders' verhaal; doch niet de strijd naar ons verlangen: heldhaftige strijd, strijd voor deugd en eer, strijd voor 't welzijn des vaderlands, van den godsdienst, strijd tot de bevrijding, tot het bezit der vrouw zijner keus.
Ontknooping, die ontbreekt schier teenemaal, en moest noodzakelijk ontbreken, tengevolge van de afwezigheid der twee andere gewenschte hoedanigheden.
| |
| |
Waar geene liefde en geen strijd is, kan noodzakelijk geene wezenlijke ontknooping zijn.
Met de stof van Nachtraven was een fraaie novelle te vervaardigen, mits van de 23 hoofdstukken er ten minste 10 weg te laten, en deze door twintig of dertig regels ophelderenden druk te vervangen.
Gelijk men fraaie zinsneden in het verhaal aantreft, zoo komen er ook schoone hoofdstukken in voor, hoofstukken waarin weinig of niets af te keuren, en somtijds zeer veel te loven en te prijzen is. Van deze soort zijn onder andere de hoofstukken XII en XIII; doch waarom volgt na deze twee bondige en keurige kapittels, het hoofdstuk XIV met zijne nieuwe personages en zijne nieuwe duisternissen. Ai mij! Romans lezen is aangenaam, zegt men; ja, ja, dit betwisten wij niet; maar tusschen romans en romans is verschil, groot verschil!
Waarom toch, geachte schrijver, al die uiteenloopende histories in één werk samengevat en deze zoo overmatig uitgebreid? Karel Dickens en Alexander Dumas, twee meesters in het vak, leverden ook zeer uiteenloopende romantische werken; doch deze schreven met bezadigdheid in hunnen kwistingen overvloed.
Het hooger bestuur van het ‘Davidsfonds’ komt ons zeer gedienstig en inschikkelijk voor, daar het al die proza op duizende exemplaren gelieft te laten drukken. Gelukkig dat de inschrijvers van tijd tot tijd op wat meer degelijks worden vergast. Daar zijn de boeken van Kanunnik Martens, om den naam van eenen enkelen anderen medewerker in het ‘Davidsfonds’ op te noemen, die zijn goed besteken, goed opgesteld en zorgvuldig overzien.
Zulke werken verrijken onze nationale letteren. Kan, in geweten, hetzelfde gezegd worden van de schriften van Dr August Snieders? Wij gelooven het niet; wij gaan verder en beweren, dat zij den Nederlandschen letteren meer hinderlijk dan voordeelig zijn. 't Is goed dat wij in België een Conscience, een Sleeckx, een Ecrevisse, eene vrouwe Courtmans, een Dr Renier Snieders, en die pleïade jongere maar ook goed begaafde novellen-schrijvers hebben, ten genoege van het lezend publiek, anders zou de bewering der anti-Vlamingen, luidende: ‘Fransche, Engelsche en Duitsche romans zijn veel aantrekkelijker dan Vlaamsche’ wel eene waarheid worden; want, op ons woord, aantrekkelijk is de lezing van Dr August Snieders meeste romantische werken niet.
Overijsche.
Victor De Veen.
| |
| |
| |
II.
Werken van Chs Dickens. Volksuitgaaf. Schetsen van Boz, 2 deelen; Dombey en Zoon, 2 deelen. Gent, Ad. Hoste. Prijs per deel: 1.50 fr.
Meer dan eens hebben wij reeds gelegenheid gehad deze goedkoope uitgaaf bij de lezers van den Kunstbode aan te bevelen. Het zal wel niet noodig zijn Chs Dickens nader te doen kennen. Deze Engelsche schrijver is zoo niet de grootste, dan toch een van de beroemdste onzer eeuw. Al zijne werken dragen het kenmerk van eene menschenkennis, welke men bij andere schrijvers schier te vergeefs zoeken zou. Hij dringt door tot in de geheimste hoeken van het menschelijk hart, en spoort er tot de minste gewaarwordingen op, die hij dan op eigenaardige wijze zijnen lezers weet voor te disschen. De minste zijner personen, die hij handelend doet optreden, zijn tijpen in den vollen zin des woords; de tafereelen van maatschappelijke verkeerdheden en lijden, die hij voor ons ophangt, zijn uit de natuur gegrepen en dus met waarheid geschilderd.
Maar voornamelijk de fijne, gezonde scherts, welke Dickens ons op elke bladzijde zijner werken te genieten geeft, maakt de lezing zijner romans aangenaam en aantrekkelijk. In hooge mate bezit hij de zoo moeilijke eigenschap van humoristisch te zijn, zonder in het gemeene, in het platte te vervallen; hij weet de lezers te doen lachen, maar vergeet daarbij niet tot hun hart te spreken, hunne aandacht op de verkeerdheden der samenleving te vestigen, hunne medehulp in te roepen tot leniging van smarten of verbetering van maatschappelijke toestanden. Kortom, hij vermaakt en ontroert, hij spot en lenigt, hij slaat en geneest.
Nimmer maakte een schrijver zooveel opgang als Dickens; over de nooit geëvenaarde gaven, welke hem in al zijne romans en schetsen kenmerken, bestaat geen verschil van gevoelen. Al zijne werken hebbon eene edele strekking; en toch is hij geen zedenprediker: integendeel hij is overal de geestige, ronde, meesleepende verteller, die ons al lachend de wereld rondleidt en ons de vrucht zijner scherpe en nauwgezette waarnemingen kwistig ten beste geeft.
| |
| |
Er blijft ons nog een woord te zeggen over de uitgave zelve. De uitvoering is onder vele opzichten goed te noemen, vooral wanneer men den lagen prijs, 1.50 fr. per boekdeel van ruim 200 blz., in aanmerking neemt. De druk, hoewel kompakt, is zeer duidelijk; het papier stevig, terwijl de gekleurdrukte omslag en eene plaat de waarde van elk boek nog verhoogen.
Al wie dus degelijke waar voor weinig gelds verlangt, die schaffe zich deze volledige werken van Chs Dickens aan.
Frans de Ghent.
| |
III.
De Archipel in Vuur en Vlam door Jules Verne. 224 bl. Prijs; 2.50 fr.
Zoo luidt de titel van het 35e deel der Wonderreizen van den bekenden Franschen schrijver, in het Nederlandsch uitgegeven door Jacq, G. Robbers te Rotterdam.
Het zal wel onnoodig zijn deze uitgave bij het lezend publiek bekend te maken. Wie kent immers de onuitputtelijke Verne niet, met zijne eigenaardige, wonderbare verhalen ons rondvoerende in het prachtige rijk der fantazie, en dat op eene wijze, die hem alleen eigen schijnt te wezen?
Dezen keer voert hij ons mede naar Griekenland, in den Archipel, te midden van zeeroovers, in de volle werkzaamheid van hun stout bedrijf, en wier schromelijke misdaden alom den schrik verspreiden. Kan dit boek reeds daarom boeiend genoemd worden, ook de prachtige beschrijvingen en enkele roerende tafereelen zullen het bij elken liefhebber van avontuurlijke reizen zeer welkom doen zijn.
Evenals de overige uitgaven van den Rotterdamschen uitgever is ook De Archipel in een schoon gewaad gestoken. Eene heldere, goed leesbare letter, benevens een vijftigtal houtgravuren maken dit werk tot een zeer net boekdeel. Een kaartje van Griekenland en de Archipel dient mede tot verduidelijking van het behandelde onderwerp.
De uitgever voor België van Jules Verne's Wonderreizen is Jul. Vuylsteke te Gent. Het hier besproken werk is ook bij alle boekhandelaren in Zuid-Nederland verkrijgbaar.
| |
| |
| |
IV.
De Groote Markt van Brussel, door H. Van Kalken. Uitgevers A.N. Lebègue en Cie te Brussel.
Dit mag nu eens een echt volksboek genoemd worden, zoowel voor wat het beschrijft, als om den vorm waarin het onderwerp behandeld wordt. Zullen nu velen uit het volk het boek in handen krijgen? Jammer genoeg, trots al 't goede wat het boek bevat, meenen we ‘neen’ te moeten antwoorden; want zooals het heden gaat, schijnt ons volk al zelden een uurtje over te hebben, om een degelijk nuttig Vlaamsch boek in handen te nemen. Stellig is het wenschelijk, dat zulke werken onder het volk verspreid worden, om er zijne weetgierigheid door op te wekken en iets te leeren omtrent vroegere Vlaamsche gebruiken en zeden.
Heel wat belangrijks is er dan ook in dit werkje te vinden. Aardige tafereelen worden er ons in opgehangen, en menige wetenswaardige bijzonderheid wordt er omtrent voorvallen en merkwaardige figuren uit vroeger dagen aangestipt. Wat onder meer ander bovenal belang opwekt, is de flinke, pittige schildering van de markt en de beweging van koopers en verkoopers in vroeger tijd. De meedeelingen omtrent kleedij en de aardige bijzonderheden over de pruiken zijn zeer wetenswaardig en goed voorgebracht. Iets nochtans hadden we graag breedvoeriger behandeld gezien, namelijk, de beschrijving der verschillende gildehuizen, Stadhuis en Broodhuis. Zeker had eene nadere bespreking dier merkwaardige en echt kunstrijke gebouwen, het boek nog veel aantrekkelijks bijgezet; er mag immers aan hen, voor wie het boek geschreven is, wel eens aangetoond worden wat al schoons er in den stijl uit vroeger tijden te vinden is, in vergelijking met onze koude moderne bouwwijze, om alzoo den kunstsmaak op te wekken bij hen, die niet altijd een open oog hebben voor 't schoone.
Dit zij gezegd, daar het zeker in 's schrijvers bedoeling lag een Volksboek te leveren, niet een wetenschappelijk geschiedkundig werk voor ingewijden en historiebeoefenaars; want natuurlijk, mocht de schrijver, die niet over groote plaats
| |
| |
beschikte, vele feiten slechts even aanstippen en er niet breedvoerig over uitweiden.
De stijl is eenvoudig en past goed bij het behandelde onderwerp. Op enkele plaatsen mocht hij toch wat gespierder zijn: 't schijnt ons dat M. Van Kalken soms wat al te eenvoudig wil zijn. De taal over 't algemeen is zuiver.
We meenen De Groote Markt van Brussel zeer aanbevelenswaardig te mogen noemen, en eindigen met den wensch dat dit boek in veler handen kome.
Antwerpen, Januari 1885.
Leo Van Aken.
|
|