in het Atelier, en de twee onderwerpen, te Leelijk en Parti van S. Brunin. Ook verdienen met lof genoemd te worden J. Van Snick (une fileuse), W. Albracht (een zoneffect), H. Luyten (twee portretten), de Ossen van G. Bos, de Patriarch van Ch. Mertens, de Marée basse en de Lilas van P. de Wit, de smidsoven van Ch. Mertens en het schilderstuk getiteld Evenbeeld van de moeder door J. Rosier. In een woord: eer aan de Vereeniging Als ik kan. Zij toont dat zij kan.
***
Nauwelijks waren de schilderijen in den Kunstkring weggenomen, of zij werden vervangen door honderde waterverfteekeningen van de Société des Aquarellistes van Brussel. Het is onmogelijk een uitvoerig verslag van deze tentoonstelling, welke belangrijk was, te geven. Ik zal dus alleen melding maken van eenige artisten, wiens kunstproducten mij bijzonder zijn in het oog gevallen.
De nieuwe richting is in de waterverfteekeningen van onzen tijd nog meer zichtbaar dan in de olieverfschildering. Volgens mij zijn de conventionneele teekeningen van vroeger, wanneer men ze bij die van heden vergelijkt, van waarheid ontbloot. Thans wordt de natuur met al hare verscheidenheden van kleur en lijnen met het penseel teruggegeven, vroeger maakte men wel een nauwkeurig teekeningje met potlood van een boom of huisje naar de natuur, men maakte de compositie van een landschap in het atelier met behulp van studiën, doch de kleur was conventie, het loof der boomen was conventie, en aan krachtige effecten van licht en donker werd niet gedacht, thans maakt men waterverfteekeningen van het landschap in het veld met het ware voorbeeld van den grooten meester voor zich.
Bezie de waterverfteekeningen van Mauwe en men zal moeten bekennen dat die opvattingen vol geest en waarheid zijn, zoo wel onder opzicht van teekening als van kleur. En dan de zeegezichten van Mesdag. Hoe schoon is het bruischende water teruggegeven, het is de zee met hare dichterlijke indrukken; verder verdienen met lof vermeld te worden de koeien van Stortenbeker, een sermoon van Apriani, de bloemen van Bakhuyzen en Roozenboom, het landschap van J. Vrolijk, het figuur van Oyens, de zee van Weissenbruch, het strandgezicht van Van Camp, de commissionnaire van E. Claus, de katten van H. Rönner, het watergezicht van Stacquet, de arabier van Tarenaghi en de keurige teekening van Gabriel. Ziedaar, eenige onder zoovele andere verdienstelijke teekeningen, die op de tentoonstelling aanwezig waren.
***
Eenige dagen daarna verdween weder die schat van kunstvoorwerpen en met Sinksen werd eene nieuwe tentoonstelling in den Kunstkring geopend van de leden der kunstafdeeling. H. Bource was er