De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 14
(1884)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 213]
| |
Poëzie.I.
| |
[pagina 214]
| |
Wat feest voor Haar - de groote Vrouwe!...
Wier gansche, lange levensstrijd
Aan 't volk der Dietsche gouwen,
In reinen kunstdienst werd gewijd!...
Die dag zij nooit door ons vergeten...
De heilige eed, dan afgeleid,
Zij door het nageslacht geweten
En dwars door 't eeuwgegolf herzeid!..
En ach! nu komen wij hier weder
Tot haar, die 't goede voorbeeld gaf,
En zaaien onze tranen neder
In 't gras, rond 't hunkrend, kille graf!...
Dit 't zij 't bewijs hoe wij haar minnen,
Omdat zij Vlaandren heeft vereerd...
Omdat Zij ons het zegewinnen
Door eigen grootheid heeft geleerd!...
II.
Wat was Zij goed!... de reine Brave!...
Door 't gansche leven, - tot den grave
Werd 't oog betraand van edelmoed,
Als 't weenend kind of de arme vrouwe
Haar de aalmoes vroeg of kloeg van rouwe;
Zij schonk hun raad en hulp en moed.
Wat was zij goed, ja hartlik goed!...
Wat was Zij wijs!... de brave Goede!...
Als lettervrienden, droef te moede,
Heur hulp inriepen op hun baan,
Wist Zij een helder licht te spreiden,
Ze moedvol, hopend op te leiden,
Met raad en daad hen bij staan,
De hand hun reikend op hun baan!...
Wat was Zij sterk! de goede Wijze!...
Als rampen, die het hart doen ijzen,
Haar drukten in den diepsten rouw,
Boog Zij helaas! het hoofd wel neder;
Maar dan verhief zij 't moedig weder,
Zooals de ware sterke vrouw,
Die 't leed van 't noodlot tarten wou!...
| |
[pagina 215]
| |
Wat was Zij groot! de wijze Sterke!...
't Genie straalt schittrend uit haar werken!...
't Genie, welk hooger sfeer Haar bood,
Deed Haar dien kreet door Vlaandren slaken,
Die ons geslacht moest doen ontwaken
En stijgen uit den bangen nood!...
Wat was Zij goed - wat was Zij groot!..
III.
En nu, helaas! slaat 't uur van 't smartlik scheiden!...
Vaarwel! dus, reine, goede, groote Zangster!...
Stijg bij Van Duyse, Ledeganck, Conscience
En Blieck in de Eerewacht van 't hopend Vlaanderen!...
De Lente spreidt op aarde groen en bloemen
Als om uw eeuwgen rustdag op te luisteren!...
Het vogellied klinkt uit het trillend loover,
Als om de reinheid van uw zang te hulden!...
Uw vrienden, Vlaandrens zonen, leggen kronen
Van mirt en immortellen op uw grafsteê;
En 't volk ze zegent met zijn warme tranen,
Waaruit eens geurge bloemen zullen opstaan!...
Het eergeschut des Lands galmt door de stede,Ga naar voetnoot(1)
Omdat Ge een luister voor uw volk geweest zijt!...
Uw geest stijge in den lieldevloed der Godheid,
Omdat Gij 't goede, als ideaal bemind hebt!...
Vaarwel!...
P.P. DENYS.
| |
[pagina 216]
| |
II.
| |
[pagina 217]
| |
Ze is heen!
De grijze zangster, Vlaandrens roem;
O, dat ons volk haar zeegnend noem'
En koestere op heur graf een' bloem,
In stil geween!
Jacob STINISSEN.
Kortrijk, 12 April 1884. | |
III.
| |
[pagina 218]
| |
IV.
| |
[pagina 219]
| |
't Beekje streelde geur'ge kruiden;
Uit de groene looverzaal
Stijgen zoete liefdezangen -
't Lied is slechts der liefde taal!...
Heel natuur is ééne liefde,
Alles tot de min bekoort,
Die weldadig als de zongloed
't Schoone pad der jeugd begloort.
Dat ze in 's levens zoete lente
Ons dan 't harte warm doe slaan...
Aan de roepstem der nature
Mag de stervling niet weerstaan.’
Theodule Van Hauwermeiren.
Gent, April 1884. | |
V.
| |
[pagina 220]
| |
III.
De vijand kwam... Ons wilde hij tot slaven...
Te paard! Te paard! met buksen en met lood.
Waar bleef hij, waar? - Men vrage 't aan de raven:
Langs elken weg zijn nog de rotsen rood.
‘Vrij zijn! Vrij zijn!’
Enz.
IV.
Jong is de Staat; maar eikels worden boomen.
's Lands moed, 's lands eer, o God, verlaat ons nooit.
Laat op Transvaal uw zegen nederstroomen;
Weze Afrika met steden eens bestrooid.
‘Vrij zijn! Vrij zijn!’
Dreune 't ook uit onzen mond,
Daar op Afrikaanschen grond,
Daar geen volk op 't wereldrond
Vrijer is dan wij zijn!
Julius DE GEYTER.
Antwerpen, 26 Februari 1884. | |
VI.
|
|