| |
| |
| |
Onze taalbroeders in Noord-Amerika.
Hun burgerlijk leven.
(Briefwisseling.)
Vandaag breng ik, om te voldoen aan uw verlangen, eenige aanteekeningen op het papier betrekkelijk het burgerlijk leven der Nederduitschers in Noord-Amerika. Ik hoef u niet te zeggen dat het hoofddeel van dezen brief zal handelen over ‘politiek’ een woord dat vele lieden in Europa afschrikt, en te recht. Doch wat hemelsbreed verschil tusschen uw politiek en het onze! Bij u is het plagerij, miskenning van rechten, verdrukking van denkwijze, vervalsching, en wat weet ik meer. Het politiek is in Europa de ziekte der volkeren, de bron van twist en afgunst tot in de familiën toe. - Geen wonder dat de brave lieden, de vreedzame burgers bij u eenen afschuw hebben van 't politiek! - Hier in de nieuwe, gezonde wereld is het begrip van 't politiek nog niet vervalscht, niet bedorven; hier beteekent dit woord nog in zijnen echten zin ‘burgerrecht’ en ‘burgerplicht’ en het eerste wordt geëerbiedigd zooals het tweede getrouwelijk nageleefd wordt. Niets is volmaakt onder de zon; men vindt hier voorzeker lieden die, bij uitneming, te kort blijven aan hunnen ‘burgerplicht,’ maar waar zal men er vinden die het ‘burgerrecht’ van anderen zouden willen krenken? Er bestaan hier in Amerika partijen, ja, machtige en strijdhaftige partijen, die onder het vaandel der vrijheid voor de overhand kampen, doch zoowel ‘republikeinen’ als ‘democraten’ eerbiedigen elkanders rechten en steunen in hunne politieke handelwijze op de onaangeroerde grondstelsels der vrijheid, gelijk Washington die over honderd
| |
| |
jaren neêrschreef. De politieke strijd kan hier heet zijn ja, maar eens de slag geleverd, wordt de vrede geteekend en nooit zijn haat, kwelling, geweldenarij de gevolgen van dien strijd. De republikeinen, thans in verval, tellen in hunne rangen de bezitters van 't geld, de millionnairs, en zij willen boven zijn niet om het genoegen te hebben van te kunnen verdrukken, maar om de eer te genieten van te mogen bestieren. Tegen over hen staan de ‘democraten’ met het ‘volk’ aan hunne zijde, niet zoo zeer met het ‘geld’ in hunnen zak. Zij willen bestieren, omdat in hunne oogen de vermogenden door 't geld niet alleen het recht hebben om het bewind der zaken in handen te houden. Beide partijen willen bestieren en eenieder zijn recht laten wedervaren, maar niet ‘overheerschen’, en nog minder ‘onderdrukken’, dat is hier ongekend. In de laatste tijden is de partij der ‘republikeinen’, na eene twintigjarige bestiering, achteruit gegaan en heeft de minderheid gekregen in de algemeene vertegenwoordiging des volks; voor een groot deel moet men hunnen val hieraan toeschrijven: ‘Die machtige geldmannen, zegt men onder het volk, steken te dikwijls over zee naar Europa en brengen van daar dwaze denkbeelden, noodlottige ontwerpen en strekkingen mede, die hier geenen wortel mogen schieten op onzen vrijen bodem; zij zien daar staatslieden die zich gedragen als potentaten, die in pracht en weelde leven overdekt met kruisen op de borst, gouden en zilveren galons op den jas, en glinsterende vederbossen op den hoed, die het volk doen bukken en op eenen wenk hunnen eigen wil, niet den wil van het volk doen geschieden... en met dit te zien krijgen zij ook eenen zucht naar grootschheid, dien de vrije burger in zijne vertegenwoordigers niet dulden mag... de Voorzitter, de Senator, de Gouvernor kan zoowel aan de openbare pomp gaan drinken als het volk, zich kleeden gelijk het volk, zonder
al dien nutteloozen toestel van degens en gepluimde hoeden.’
| |
| |
Zoo denkt het volk, dat maar zelden in zijn oordeel faalt, over de rijke republikeinen, en het volk heeft gelijk: dikwijls in aanraking komend met de in arlekijn gekleede bestierders en vorsten van Europa, zouden zij later, wie weet, bekoring krijgen om ook zoo iets te doen, (de mensch in zijne ijdelheid is toch zoo'n groote aap!...) en dat wil de Amerikaan volstrekt niet, en daarom in de kiezing geeft hij de meerderheid aan de democraten. Te recht toch, want het schijnt wel dat de republikeinen van hunne uitstapjes naar Europa, naast ijdele gedachten, ook wel eenige van uwe denkbeelden medebrengen, die zij hier niet kunnen invoeren maar toch liefkoozen, en viel het volk in slaap, Amerika werd door hun toedoen binnen eenige jaren ‘rot’ door politiek gelijk Europa het thans is. Daar echter zal het volk met zijn gezond oordeel eenen dam tegen opwerpen; in meest al de Staten worden de republikeinen onbermhartig van kant gestooten, en alhoewel de President en zijne Secretarissen, of ministers, nog behooren tot de republikeinsche partij, toch bezitten de democraten de meerderheid in het Congres, te weten, in den Senaat 39 democraten tegen 37 republikeinen, in het Huis der afgevaardigden 191 democraten tegen 119 republikeinen.
Als er hier eene andere partij aan 't bewind komt, dan wordt daarom het land niet in rep en roer gezet, alles niet het onderste boven geworpen gelijk bij u; in het personeel hebben er dan maar weinig veranderingen plaats, vermits er maar weinig bedienden door de bestiering genoemd worden en dezen geven hun ambt over zonder morren of klagen, zij aanschouwen het als de eenvoudigste zaak van de wereld de plaats te ruimen voor de overwinnaars en zij keeren tot hunne vorige bezigheden terug, die zij doorgaans gedurende hun ambtelijk leven teenemaal lieten varen; in de bestiering wordt er ook niet niets veranderd; de bestaande wetten worden toegepast gelijk vroeger, worden er nieuwe gestemd, deze blijven noodzakelijk binnen de palen der Grondwet, anders wor- | |
| |
den zij door het rechterlijk gezag ongeldig verklaard; aan niemand komt het in het gedacht partijwetten te maken. Men weet dat het volk dit niet dulden zou.
Dit zijn de twee groote politieke strijdende partijen en dit is het terrein waarop zij onverpoosd hunne krachten afmeten. Buiten dezen bestaan er nog twee minder van macht en van aanzien, maar die soms toch de weegschaal naar den eenen of anderen kant doen overhellen. De eerste noemt men de ‘Temperance’ of afschaffing der bewelmende dranken. Hoe kan zoo iets eene politieke partij zijn? Wel, daar waar zij de overhand houdt, gelijk onlangs in den grooten Staat Ohio, doet zij in haren zin de wet toepassen, die aan de bestiering van elken Staat het recht geeft den verkoop van bier en sterke dranken te regelen, en dan wordt soms niet alleen het verkoopen, maar zelfs het maken dier dranken verboden. Gij ziet dus dat die partij niet weinig mank gaat aan overdrevenheid; niet zelden gebeurt het echter dat de Republikeinen met haar een verbond maken om de meerderheid te behalen. - Dan hebben wij hier nog de ‘Greenbackers’ die als politieke partij optreden. Ons papieren geld is groen op den rug en daarom noemt men eene banknoot een ‘greenback’, een groene rug. Zij nu die aan het gouvernement het recht willen toestaan om papieren geld uit te geven volgens beliefte, zonder verplichting van de waarde er van in munt of staaf te bewaren, vormen de partij der ‘Greenbackers’. Hun inzicht is op die wijze tot de onmiddellijke afschaffing der belasting te geraken.
Ziedaar de politieke denkwijzen tusschen welke de Nederduitscher, die zich hier komt vestigen, zijne keus moet doen, en lang mag hij niet aarzelen, want hij zal hier niet lang een vreemdeling zijn. Een jaar na zijne aankomst in de Vereenigde Staten gaat hij naar de hoofdstad eener County, doet er eed van getrouwigheid aan 's lands wetten, met afzwering van verkleefdheid aan de bestiering onder welke hij vroeger stond, en hij wordt
| |
| |
nog wel geen Amerikaansche burger, maar toch kiesgerechtigde voor al de verkiesbare ambten van den Staat, in welken hij een rond jaar verbleef, doch op deze ééne voorwaarde: hij moet een en twintig jaren oud zijn. Op die voorwaarde kiest hij ook voor de algemeene bestiering der Vereenigde Staten, voor den President, den Onder-president en de leden van het Congres, bestaande uit Senaat en Kamer der afgevaardigden. Om volledig Amerikaansch burger te worden moet iemamd met getuigen kunnen bestatigen, dat hij vijf jaren lang in de Vereenigde Staten gewoond heeft, en dan wordt men kiesbaar voor alle ambten, behalve voor het ambt van President, die Amerikaan van geboorte moet zijn.
Hoe zeer het kiesrecht den Nederduitscher verheft en in eigenwaarde doet stijgen, hetgeen voorzeker aan zijn gedrag eenen stempel van deftigheid geeft, zal men beter begrijpen, als wij zullen bemerkt hebben hoe gewichtig zulk recht hier is, hoe verre het zich uitstrekt. Te beginnen van den stad-, den veld- en den gevangenwachter, tot aan den Gouverneur van den Staat, tot aan den President van de Republiek, wordt hier ieder ambtenaar gekozen door het volk zoowel in de rechterlijke als in de bestierlijke orde. De uitnemingen zijn zeer weinig in getal en zullen verder plaats vinden. - Dit is nog niet alles. In zaken van eenig aanbelang wordt het kiezerskorps bijeen geroepen om te beslissen wat er te doen staat. Zoo woonde ik eens eenen oproep van kiezers bij om eene reden, die ik niet wil voorbijgaan, vermits zij een gedacht geeft van de macht die hier in de handen van 't volk berust, volk dat wel wezentlijk zich zelven bestiert door zijne gekozenen en in betwiste punten aan die gekozenen zijnen wil voorschrijft. Er lag eene kleine stad op den linker oever, eene andere op den rechter oever van den Foxriver in Brown County. Die beide steden waren verbonden door eene houten brug, en die brug tot verval gekomen, moest vernieuwd worden. Op den rechter oever was men te vreden om het bruggehoofd
| |
| |
op de oude plaats te laten, op den linkeroever integendeel ontstond er in den Staatsraad een geschil: eenige leden wilden de brug schuins leggen om het hoofd met zekere straat aan te sluiten en derzelver bewoners te bevoordeelen; andere wilden de brug doen maken gelijk zij vroeger lag, te weten, rechts over de rivier, zoodat het hoofd tusschen gemelde straat en eene andere plaats nam en de bewoners der beide straten even bevoordeelde. Hoe dit geschil beslist? Wel, op zekeren dag werden al de kiesgerechtigden opgeroepen om te stemmen of de brug ‘recht’ of wel ‘schuins’ over de rivier zou liggen, en met eene zekere meerderheid bekwam de rechte brug de overhand. Die kiezing geschiedde niet zonder zekere warmte en de burgers traden op in twee kampen, de eenen met het stembriefje ‘de brug recht’, de tweeden met hetzelfde ‘de brug schuinsch’ en de meerderheid besliste onwederroepelijk.
Op het oogenblik dat ik deze regelen schrijf melden onze dagbladen den uitslag eener dergelijke beslissing in den Staat New-York. Het volgend geschil was er ontstaan en noodzaakte de oproeping der kiezers die er op 6 November ll. uitspraak moesten over doen. In de gevangenissen van dien Staat, gelijk in die van sommige andere Staten, en ik meen ook in die van België, bestaat het gebruik de veroordeelden te verplichten tot eenen of anderen arbeid. In den Staat New-York maakt de bestiering der gevangenhuizen een verdrag met zekere kooplieden voor het leveren der waren, door de gevangenen gemaakt, tegen eenen bepaalden prijs. Er is nu een voorstel gemaakt om die verbintenissen te beletten, als nadeelig zijnde aan de belangen van den vrijen werkman. En waarlijk, niet zelden ziet men in dorpen en kleine steden, die twee, drie, tot vier winkels hebben waar men kleederstukken van allen aard aankoopen kan, op eenen dag. gewoonlijk tegen de verandering van de seizoenen, eenen reiziger aankomen met twee, drie geladen wagens vol kleergoed voor mannen en vrouwen. Hij huurt een lokaal,
| |
| |
gaat naar de bestiering en neemt er eene ‘licence’ of toelating van verkooping, die hem 100, soms 200 dollars kost. 's Morgens nadien zijn de straten en de woningen bezaaid met aankondigingen: ‘Zulk een koopman is aangekomen met eenen overgrooten stapel van jassen, broeken, vesten, overjassen, hoeden, mutsen, vrouwenkleederen, laarzen, schoenen, enz. Die voorraad zal te beginnen van maandag uitverkocht worden “per auction” dat is, aan de meestbiedenden.’ Hetgeen in de winkels dollars kost, kost daar schellingen. Geen wonder dus dat het volk toestroomt en dat eenieder zich voorziet tegen het aanstaande seizoen, tot groot nadeel van den deftigen winkelier, die aan zulke lage prijzen niet leveren kan. Gij denkt misschien dat het een gefailleerde boedel is, of beschadigd goed dat aldus in 't openbaar verkocht wordt? Gij vergist u, het is deugdelijk en splinternieuw goed, zoo veel van waarde als hetgeen men in den winkel kan koopen, maar de koopman heeft een contract met eene of andere gevangenisbestiering en betaalt zijne kleer-, schoen- en hoedenmakers 20 of 30 centen voor tien uren arbeid, hetgeen een anderen koopman twee dollars kost.
Ik bespreek die zaak een weinig breeder, omdat zij u een gedacht geeft van onze landgebruiken.
Twee partijen zijn uit dit voorstel ontstaan. Het bijzonderste wat eene dier partijen inbrengt ‘tegen’ het afschaffen der Contracten is dat de onkosten van onderhoud van de Staatsgevangenissen voor het dienstjaar dat eindigde op 30 September 1882, klommen tot de som van 415,660 dollars, aanzienlijke uitgaaf die meer dan gedekt werd door de opbrengst van den arbeid der gevangenen. Dien arbeid afschaffen, dat is dan toch met ruim 400,000 dollars de belastingen verhoogen die reeds tamelijk zwaar drukken. Die redeneering gaat gepaard met de onmogelijkheid van de reglementen toe te passen, die sedert 30 September 1877 in voege zijn en met de moeilijkheid om de tucht te handhaven onder de veroordeelden, zonder den heilzamen invloed van het verplichtend
| |
| |
handwerk, dat den gevangene noodzaakt zelf de kosten te dekken, - welke zijne misdaad anders op den hals der belastingbetalende burgers zou werpen.
Daar tegenover denkt de ‘andere’ partij, dat de contracten voor het werk der gevangenen eene onrechtvaardigheid in het licht roepen, die iedereen ‘voor’ het ontwerp moet doen stemmen. Ziehier welke redenen zij doen gelden.
De gevangenen buiten twijfel moeten arbeiden, maar hun arbeid moet strekken tot hunne zedelijke hervorming en dus hun loon betaald worden zoowel als aan den vrijen arbeider; de opbrengst van dien arbeid moet, met afkorting van de onkosten door zijne opsluiting veroorzaakt, juist aan de gevangenen uitgekeerd worden gelijk het loon aan den werkman.
Op die wijze verliest de gevangene, van zijne vrijheid beroofd, toch zijne waardigheid als mensch niet; dit gevoel van eigenwaarde mag men niet krenken met hem te ‘verkoopen’, om zoo te zeggen en als een slaaf te doen werken tenvoordeele van eenige kooplieden. Indien, in plaats van eene misdaad te bedrijven, die mensch een goed burger gebleven ware, niemand zou tot het gedacht komen van hem het recht te ontzeggen van hoeden, kachels, borstels, kleederen, enz. te maken. Waarom dan, veroordeeld zijnde om zijn slecht gedacht, zou hij het recht verliezen van in zijn vak te arbeiden, het recht van het loon te genieten dat thans de Staat in zijne plaats ontvangt? Het vonnis tegen hem uitgesproken ontneemt hem het recht voor eenigen tijd de vrijheid te genieten, maar niet het recht van de vruchten zijns arbeids in te zamelen. De straf door den rechter uitgesproken moet toegepast, maar mag niet verzwaard worden door de bestiering der gevangenissen.
Hebben overigens de vrije werklieden geen recht van klagen over den arbeid der gevangenen aan lagen prijs, om dezelfde redenen die hen deed klagen over den arbeid der Chineezen, gegronde klacht die de algemeene bestie- | |
| |
ring tot de beslissing bracht den invoer der Chineesche werklieden te verhinderen?
En waarom moet men aan sommige bevoorrechte kooplieden die buitengewone winsten toestaan, met welke zij reusachtige fortuinen winnen tot nadeel van de zedelijke heropbeuring der gestrafte burgers?
Ziedaar het vraagstuk waarover het volk beslissen moest den 6n dezer maand. Te beginnen van 9 ure 's morgens tot 6 ure 's avonds stond in iedere wijk van den Staat een bureel open. Wat wordt er nu vereischt om nopens dit voorstel van afschaffing zijn gevoelen ‘voor’ of ‘tegen’ te mogen uiten? Inschrijving op kiezerslijsten?... die bestaan hier niet. Vertooning van een kiezersbiljet om zijn stemrecht te wettigen?... dat kent men hier niet... Vertooning van belastingsbriefjes?... Niets van al die knevelarijen. Twee zaken worden er vereischt: men moet een-en-twintig jaar oud zijn en een jaar wonen in den staat waar men kiest. Is het dan noodig zijn gehoorteakt op zich te steken? Volstrekt niet. Er zal wel iemand daar zijn die weet hoe oud gij zijt, en twijfelt men, men zal u den eed vragen die over alles beslist. Hier is de eed nog eene heilige; hij wordt in geweten gezworen. Moet men ten minste zijne burgerpapieren toonen! In 't geheel niet; er zal wel iemand zijn die weet dat gij voldaan hebt aan de voorschriften der wet, en ware er niemand gij zoudt beroepen worden op uwen eed.., Maar, zult gij zeggen, bij u staat de weg wagenwijd open voor alle bedrog... Oordeelt niet te haastig. Voorzeker er zijn geene instellingen of zij gaan gepaard met misbruiken. Moest ons kiesstelsel ingevoerd worden in uwe streken gansch bedorven door de politiek, eene kiezing zou een warreboel zijn van bedrog en vervalsching; zoo veel vrijheid, zoo veel vertrouwen in de deftigheid, in de rechtschapenheid der kiezers stroken niet met het verbasterde en bedrogvolle karakter van de Europeaansche kiesleiders. Hier zou men uw stelsel, uwe honderde wetten en reglementen, uwe wantrouwende
| |
| |
voorzichtigheid, uw onteerend onderzoek, uw knoeiwerk in een woord, nog geen vier-en-twintig uren dulden, en toch is, meen ik, de kiezing hier honderdmaal meer rechtzinnig dan bij u, toch zijn de misbruiken hier weinig in getal, vergeleken bij velerlei bedrog dat bij u elke kiezing komt kenmerken.
Genoeg daarover. Tot slot zal ik u melden dat op 6 November in den Staat New-York 103,165 kiezers de stembus bezochten, waarvan 93,171 op hun briefje geschreven hadden: ‘afschaffing der contracten’ en slechts 9,994 ‘behoud der contracten.’ Het vraagpunt was onwederroepelijk beslist. Door wie? Door rechters? Door bestierders? Neen, niet door de zaakgelastigden van het volk, door het volk zelve.
Ziet gij hier uwen Nederduitschen taal- en landgenoot naar het kiesbureel gaan, vrij, fler, op zijne stade? Hij wordt hier niet, alsof hij deelmaakte van eene slavenkudde, naar de stembus gedreven, op één en hetzelfde uur met al de kiezers zijner wijk, gerangschikt als soldaten, aangeleid als knechten, bewaakt als ontrouwe lieden. Hij gaat wanneer hij wil, tusschen 9 ure 's morgens en 6 ure 's avonds. Hij draagt op zich een stembriefje geschreven of gedrukt, ongestempeld, in den vorm dien hij wil, als het maar gesloten is, want de stemming is geheim en blijft geheim, daar het nog niemand in het gedacht gekomen is door kleur, grootte, vorm, druk- of schrijfletter een briefje te teekenen. Die zulke inbreuk zou durven maken op de vrijheid van den kiezer, kwame er niet levend af, want het volk heeft ook zijne uren van gerecht en dan is het onverbiddelijk, vooral in zake zijner rechten. Dit stembriefje wordt met volle vrijheid in de bus gestoken; de naam van den kiezer wordt opgeschreven en de burgerplicht is volbracht.
Zie, dat is hier de man, die in België of Nederland in zijne burgerrechten miskend was, omdat hij eenige centen minder dan zijn nabuur aangeschreven stond als belastingbetaler; dat is de werkman, die bij u zoo veel jaren plich- | |
| |
ten had te kwijten, maar geene rechten genoot; dat is de arbeider die in het oude land zich moest bukken en buigen voor ambtenaars, die hem de wet gaven, zonder dat hij een woord mocht tegenspreken... Hier is hij nu zelf de wetgever; hier kiest hij vrij en ongedwongen de lieden die de wetten maken en toepassen, en als er in de wetgeving iets voorkomt van algemeen belang, dan zal de wetgever hem raadplegen, hij zal uitgenoodigd worden om er zijn gevoelen over te uiten, hij zal beslissen.... Mag hij niet fier zijn over zijn burgerschap in de nieuwe wereld? Is hij hier niet meer vermogend door zijne rechten dan de rijkste graven en baronnen van België en Holland.
Beter zal dit nog blijken als ik in een volgend schrijven het stelsel van bestiering in de Vereenigde Staten zal ontvouwd hebben, met de plichten der gekozenen en de rechten der kiezers.
C.P. van Antwerpen.
Paterson, New-Yersey, den 10 Nov. 1883.
|
|