De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13
(1883)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 322]
| |
Muzikaal overzicht.Muziek-festival te Gent.Ga naar voetnoot(1)De maatschappij der Melomanen heeft zich jegens de kunst ongemeen verdienstelijk gemaakt door de schitterende wijze, waarop zij het groot muziek-festival van 1 en 2 Juli heeft ingericht en uitgevoerd. Het was eene heele onderneming om met een zoo omvangrijk programma op te treden: de twee zittingen vorderden samen niet minder dan zeven à acht uren gehoor. En dan, welke keuze van stukken! Beethoven's negende Symphonie, Gevaert's Super Flumina Babylonis, Samuel's Amor, lex AEterna, Benoit's Geest van Artevelde, en Waelput's Pacificatie van Gent, al werken van de moeilijkste uitvoering, waarvan elk op zichzelf bijna toereikend is om een concert samen te stellen, werden daar, ongerekend nog eene reeks andere stukken voor orkest en voor solisten, op die twee zittingen voorgedragen, en dit over 't algemeen op zulke keurige wijze, dat men zich bijna afvroeg, waar de kapelmeester, heer Hendrik Waelput, de kracht, de volharding en het gezag had gevonden om zulk reuzenwerk tot zulken graad van volmaaktheid te brengen. Ook mag hij met fierheid zeggen, dat hij de held van het feest is geweest. Men vierde hem niet alleen als knap orkestmeester; tevens zijne hooge verdiensten als componist, die mannelijk schitterend in de cantate de Pacificatie van Gent zich ontwikkelen, verwierven hem groote en welverdiende eerbewijzen. Waelput heeft eene onderscheidene plaats in de rei der Nederlandsche toonkundigen ingenomen. Het muziekaal leger, dat hij aanvoerde (150 instrumentisten, 130 zangeressen en 200 zangers), was wonderwel geoefend en afgericht, en vormde eene macht, die onbeschroomd de moeielijkste muziekbrokken heeft aangegrepen en zegevierend vertolkt. | |
[pagina 323]
| |
Wij zullen in geene bijzonderheden treden over de uitvoering van elk stuk; enkel zullen wij spreken over den diepen indruk, dien Beethoven's negende Symphonie maakte; als samenstelling - moeten wij het nog zeggen? - is het iets colossaals. Het scherzo, het adagio (dit verrukkelijk zoet klankenspel) en ook het slotstuk werden met spanning, met eene soort van vrome aandacht aanhoord en genoten, en een geestdriftig handgeklap werd gebracht aan het machtig genie des scheppers en aan de keurige voordracht der vertolkers. Ook willen wij gewagen van den diepen indruk, verwekt door het zoo gemoedelijk zacht en tevens zoo gevoel- en klankvol madrigaal van Hubertus Waelrant, den grooten Antwerpschen toondichter uit de XVIe eeuw. Het kwam daar aan zoovelen, die het misschien vergeten zijn, herinneren wat kerels van kunstenaars die Vlamingen waren reeds op een tijdstip, toen de kunst bijna overal elders in Europa nog in de luieren stak. Aan onze hedendaagsche Vlaamsche muziek hadden onze inrichters eene ruime plaats op het programma vergund. Wij danken hun er hartelijk over, hoewel wij nog wel een paar namen, als die van Van den Eeden en Van Gheluwe, er hadden willen op aantreffen. Onder anderen, het weglaten van het eindelooze stuk voor vioolgymnastiek van Damrosch - dat in weerwil der virtuositeit van den heer Thompson, toch zoo verveelde - zou daartoe gelegenheid hebben gegeven. Alles samengenomen, heeft het muziekfestival van Gent, door zijne welslagen, deze nationale kunstinstelling voor eene afschaffing gered, want men weet, dat het jongste festival, te Brussel gehouden, zoo zeer was tegengevallen, dat er in het ministerie wel wat spraak is geweest van verdere proefnemingen af te zien, des te meer, daar zulke festivals vrij zware opofferingen voor de staatskas medebrengen.
***
En na zoo het wierookvat gezwierd te hebben voor de inrichters en de uitvoerders van het feest, - wat ten andere volop verdiend is, - zullen wij nog eens hekelen waar er te | |
[pagina 324]
| |
hekelen valt, dat is op het punt van nationaliteit. Wilde het een echt nationaal feest zijn, dan mochten de plakbrieven, uitnoodigingen, enz., niet zoo smadelijk voor ons nationaal gevoel zijn gesteld geworden. In Frankrijk Fransch, in Duitschland Duitsch, in Engeland Engelsch; - in Vlaanderen Vlaamsch dus, en wij kunnen hier niets volstrekt nationaal heeten, waar onze volkstaal stelselmatig is uitgesloten. Anti-nationoal worden zulke dingen beter gedoopt. Maar de slimste fransquiljonerij zit nog in het boekje, dat bevatte de namen der uitvoerende dames en heeren, en den tekst der zangstukken. De Nederlandsche teksten worden er in het Fransch vertaald, maar men heeft zich wel gewacht de Fransche in het Nederlandsch over te brengen. Dat ware te veel eer geweest voor onze land- en stadgenooten, die enkel onze taal kennen en ook al gaarne, met eene vertaling in de hand, iets zouden geweten hebben van wat er werd gezongen. - Weinig nationaal, heeren van de Melomanen! En dan, nog eene ketterij, deze zoowel op kunst- als op taalgebied. Aan het slot van Beethoven's symphonie wordt Schiller's Lied aan de Vreugde gezongen. Denkt gij nu dat men, uit eerbied voor beide meesters en om hun gemeenzaam werk zoo trouw mogelijk te verstaan en te vertolken, den Hoogduitschen tekst in het Nederduitsch of Nederlandsch heeft overgebracht en laten zingen? Zoo handelende, kon men den oorspronkelijken tekst metrisch juist, bijna woord veor woord, klank voor klank volgen. In 't geheel niet, men is eene fransche vertaling gaan zoeken, en de zin der woorden past alzoo op den zin der noten, dikwijls gelijk een bouquetje op eenen varkensstaart. Wat zonderlinge dingen worden er hier in Vlaanderen toch uit die verzotheid op 't Fransch geboren! |
|