De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13
(1883)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 261]
| |
Poëzie.Hulde aan mijne hooggeachte vriendin Mevr. Courtmans, geboren Berchmans,
| |
[pagina 262]
| |
Romangeest mocht uw lust ontvonken;
Waar Conscience lezers vond
En licht den volke spreidde, zond
Ook Courtmans door het Land gedachten:
Zij deed het 't Vlaamsche taalschoon achten;
Mild lokte zij de menigte uit,
Als bietjes naar gebloemte en kruid;
De leeszucht, in haar tuin aan 't plukken,
Mocht zich verzaden, zich verrukken.
Bij al het schoone dat zij schiep,
En vorm en kleur in 't leven riep,
Zooals Natuur die weet te wekken,
Het hart en oog daarheen kan trekken.
Ze ontstak een liefdegloed voor de eer
Van 't voorgeslacht: zij liet het weer
In al zijn grootheid rijzen, kampen;
Verlossend de erfgrond uit de rampen
Van vreemde heerschappij, die wreed
't Land pijnigde onder 't juk. Zij deed
In fiksche trekken Vrijheid leven;
Voor burgermoed tyrannen beven,
Een moed, die streed met dwang, totdat
Het volksrecht vast ten zetel zat.
Zóó is, Vriendin, uw jeugd vervlogen,
Steeds onder zwaren last gebogen
Van moederplicht, van zorg en vlijt.
Rust nu in 's levens wintertijd,
Als 't vogeltje dat rond mag zweven,
Om blij te zingen, vrij te leven,
Terwijl zijn jongskenstroep in 't woud
Druk slaaft voor eigen onderhoud.
Maar, gij laat moed noch zanglust slapen,
Gij voert nog 't eens geduchte wapen,
Dat de oudren noemden ‘Goedendag,’Ga naar voetnoot(2)
Die Leliaerts velden met één slag.
Zóó hebt ge in 't taalkamp meêgestreden,
Gelijk een held van 't grootsch verleden,
Die goed en bloed geofferd heeft
Voor 't vaderland en roemrijk leeft.
| |
[pagina 263]
| |
Hoezee! reeds is veel veld gewonnen;
De zegedag zal ons bezonnen.
Vergaan moet 't franskiljonnenkamp
Voor 's Vlamings macht, gelijk de damp
In 't morgenuur, als zonnestralen
Dien drijven doen uit weiden, dalen,
Terwijl de leeuwrik 't prachtig lied,
Als dankgebed, den Schepper biedt.
Hoor! Vlaanderens zonen jubelzingen
En Hollands lied door 't luchtruim dringen!
't Zijn hijmnen voor het Courtmansfeest,
't Is huldiging eens kloeken geest,
Die met deze eeuw vooruit zou streven;
Den doodslag aan 't vooroordeel geven,
Het volk verlichtend door zijn woord,
Dat naar het goede en schoone spoort.
Zingt, Zuid en Noord, als broêrs verbonden!
Wat schooner dag kunt gij verkonden?
Schonkt gij Toussaint een dubble kroon,
Plukt bloemen even fijn en schoon
Voor Belgies dochter; de begaafde,
Die, als het ijverig miertje, slaafde,
Dat niet van rusten weet; alléén
Bij drukkend werk en zorg te vreên.
Eer, Willemsfonds, u! milde voeder,
Der vrijgedachten, taalrechthoeder!
Uw oproep klonk ons lief; hij wekt
Een feest dat over 't Land zich strekt
De kunstheldin stapt opgetogen,
Verjeugdigd, dank in ziel en oogen,
Op rozen, 's levens winter in,
Haar mild gestrooid door kunstenmin;
Uwe eedle daad, in 't goud geteekend,
Blijft immer voor elke eeuw berekend.
Diksmuide, 14 Mei 1883. |
|