Van Cuyck, naar het Noorden getogen waren, en gij zult u een denkbeeld kunnen maken van den ontredderden toestand van onzen troep.
Verscheidene dier leemten zijn niet aangevuld, sommige hoofdrollen ontbreken geheel, andere zijn onvoldoende bezet. Dat niemand in de plaats van den betreurden Dierckx als gemarkeerde rol is opgetreden, dat een eerste vrouwenrol ontbreekt, zijn van die ongevallen, welk men niet wel altijd verhelpen kan, maar die men toch niet genoeg kan betreuren.
De keus der uitvoerbare stukken wordt hierdoor al te zeer beperkt, leden van den troep moeten optreden in rollen, voor welke zij niet altijd berekend zijn.
Onder de aanwisten, waarmede de heer Van Doeselaer zijn troep verrijkte, verdiend in de eerste plaats vermeld te worden de heer Fritz Bouwmeester, een dramatisch acteur, wiens talent u wel bekend is, en die hier den ruimsten bijval inoogst. Een tweede aanwinst van wezenlijk belang is mej. Philomeen Jonkers, die voor de eerste maal aan een vasten troep verbonden werd en die, ondanks hare jonkheid en mindere ervaring blijken heeft gegeven van uitstekend en veelzijdig talent. Zij is begaafd met een natuurlijken aanleg, met een warmte van gevoel, zij bezit een zuiverheid van spraak en een warmte van spel, zooals men die slechts bij kunstenaars van eersten rang aantreft. Alleen zij is te jong en hare gestalte niet voordeelig genoeg om reeds nu zware rollen te vervullen. De oudere leden van onzen troep hebben de taak der naar elders verhuisden of der ontbrekenden op zich genomen. De heer Dilis is opgetreden in de eerste jonge rollen en heeft herhaaldelijk blijken van wezenlijk talent gegeven. Mej. Elisa Jonkers heeft eveneens getoond dat zij eene kunstenares van degelijke verdienste is. Mev. Verstraete-Laquet, De Somme en Verstraete-Driessens, de heeren Victor Driessens, Van Doeselaer en De Somme, die te zeer bekend zijn om er hier veel over te zeggen, zijn verder de bijzonderste onzer tooneellisten.
Wat betreft de keus der opgevoerde stukken, valt er aan te merken, dat het Duitsche tooneelspel de eerste plaats in het repertorium heeft ingenomen. Stukken als: Onze vrouwen, Een man die voor de rust is, Kleine oorlog, De laatste rit van een oud postiljon, zijn de belangrijkste der voor het eerst opgevoerde werken. Dit reeds is een merkelijke verbetering. Die stukken zijn wel juist geen meesterwerken, maar vergeleken bij de Fransche draken, die vroeger bovenaan stonden, zijn zij een stap vooruit. De vertalingen der Porte-St.-Martin's zijn wij juist wel niet kwijt, en Pailjas, Korporaal Simons, de Bultenaar, Ben-Leïl en de Dochter des Voddenrapers blijven voor een deel van ons publiek en misschien ook wel voor sommigen onzer acteurs ongeëvenaarde helden. Het bewijs is echter geleverd dat ook zonder deze het publiek te boeien is, en wilde men maar eens onbevooroor-