De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13
(1883)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 39]
| |
Boekbeoordeeling.Blauwe Bloemen, Volkspoëzie, door Victor Van de Walle. Antwerpen, L. Dela Montagne.De dichter van dit bundeltje was ons reeds bekend door een ander dichtboekje; getiteld Droomen mijner Eenzaamheid. Deze Blauwe Bloemen bevatten: 1. Aan den Lezer; 2. Slechte Boeken; 3. Goddelijke rechtvaardigheid; 4. Drinkliedje; 5. Chapuis; 6. De Broerkens en 7. Het Blauwe Boek. Benevens de titel van het werkje, duiden ook de namen der stukken reeds genoeg aan, dat de dichter tot de vooruitstrevende partij in België behoort. In zijn woord aan den lezer drukt hij zulks volgenderwijze uit: ‘Het is te verwachten, dat mijne verzameling, die ik vooral voor den buiten heb bestemd, op den buiten vooral met onverschilligheid zal bejegend worden, of indien ze de aandacht tot zich trekt, dat zij dan kreten van verontweerdiging en vermaledijding zal ontrukken aan de geestelijkheid, die mijne Blauwe Bloemen, als gevaarlijk onkruid zal doen wegsmijten.’ Het valt in ons bestek niet te onderzoeken, in hoeverre de voorspelling van V. Van de Walle zich bewaarheid heeft. Wij willen ons uitsluitend bezig houden met de poëzie zelve, en het grondbeginsel ter zijde laten. De dichter noemt zijn zestal stukken Volkspoëzie. Of nu alle gedichten, die door eenen schrijver voor het volk bestemd worden, eigenlijk tot die soort van poëzie kunnen gerekend worden, moeten wij betwijfelen. De gedichten van V. Van de Walle zijn vloeiend berijmd, en laten zich derhalve geleidelijk lezen. Het zijn kleine dichterlijke verhalen, welke doorgaans geene hooge vlucht nemen en daarom door het volk gemakkelijk zullen verstaan worden, zonder al te veel inspanning vanwege den lezer. Geene gloeiende, gespierde verzen treffen wij hier aan; eenvoudigheid schijnt de leuze des dichters geweest te zijn. Daaraan is het wellicht te wijten, dat hij zich nu en dan tot beschrijvingen en omschrijvingen laat verleiden, die al te zeer het kenmerk dragen van berijmde proza. | |
[pagina 40]
| |
Ook tegen het gebruik van enkele woorden, ten gerieve van de prozodie of het rijm, meenen wij den schrijver te moeten waarschuwen. Zoo lezen wij: Blz. 19: Hij grijpt van uit de maledijde kast. Blz. 52: Chapuis, die van den trap van 't stadhuis klom. Blz. 72: Dan zal het uur der ontvoogding slagen. Dit zijn kleinigheden, zal men zeggen; maar juist daarom kunnen die zooveel te gemakkelijker verbeterd worden. Eene bijzondere melding moeten wij hier nog maken van het Drinkliedje, dat, voor wat vinding en dichterlijke bewerking betreft, als bijzonder goed geslaagd mag genoemd worden Juist omdat het geene ‘blauwe bloem’ is, zal iedereen het met genoegen lezen.Ga naar voetnoot(1) De uitgever verdient een woord van lof voor het nette kleedje, waarin hij de gedichten van Van de Walle gestoken heeft. Het papier is stevig, de druk goed verzorgd en elke bladzijde met een blauw lijstje omringd. Dit boekje van 76 blz. ziet er waarlijk sierlijk uit.
G. Kerkhove. |
|