heeft zij, in het tooneel met Lentulus een zeer grooten bijval behaald. Er is een zekere Crois-tu? die zij met eene zoo diepe en woeste uitdrukking heeft gezegd, dat de zaal haar heeft toegejuicht.
In het vijfde bedrijf had zij zeer edele en zeer smartvolle tonen; kortom, het is eene uitstekende aanwinst voor het Théâtre Français en wij hopen de jonge beginnelinge weldra in het repertorium te zien.’
Niet minder groot is de lof, dien we in de andere bladen aantreffen over deze gelukkige optreding, evenals over haar spel in de andere rollen, welke zij achtereenvolgens vervulde in de meesterstukken van het treurspel, als Camille, in Horace, Emilie, in Cinna, Hermione, in Andromaque. Pauline in Polyeucte, Chimène, in le Cid, Junie, in Britannicus, Eriphile, in Iphigenie en benevens andere nog, de verpletterende rol van Phèdre, in het puikwerk van Racine. Mej. Adeline Dudlay trad ook op in enkele nieuwe stukken, namentlijk in Anne de Kerviler, van Ernest Le Gouvé, waarin zij de titelrol vervulde, evenals in William Davenant, van Jean Aicard en in Garin van Paul Delair, waarin zij de zware en moeielijke rol van Aïscha vervuld heeft, die bestemd was voor Mej. Sarah Bernhardt en waar zij zich met de grootste eer heeft uitgetrokken. Ook toen de uitstekende tooneelkunstenares, die we daarzooeven noemden, het Théâtre Français had verlaten, werd de rol van Dona Sol in Hernani aan Mej. Adelina Dudlay toevertrouwd en ofschoon de puike vertolking dier rol veel heeft bijgedragen tot de vestiging van den naam van Sarah Bernhardt, aarzelde Mej. Adeline Dudlay niet die zware nalatenschap te aanvaarden en wij zijn gelukkig er te kunnen bijvoegen, dat de proef gansch ten haren voordeele is uitgevallen.
De buitengewone onderscheiding, die Mejufvrouw Adeline Dudlay is ten deel gevallen, zal voor haar een krachtige spoorslag zijn om in de baan der kunst immer voorwaarts te streven, de rijke gaven, waar de natuur haar mede bedeelde, door studie en arbeid verder te ontwikkelen en te volmaken, omdat haar naam naast die van andere heldinnen van het treurspel immer roemvol worde vermeld.
Antwerpen, Januari 1883.
Edward Van Bergen.