| |
Brieven uit Zuid-Nederland.
I.
Lokeren, 16 November 1882.
Zondag 5n November had alhier de plechtige prijsuitreiking, aan de leerlingen onzer stedelijke muziekschool, plaats. Te dier gelegenheid had het bestuur een toonkundig morgendfeest ingericht.
De plechtigheid werd voorgezeten door den heer Beuckel, burgemeester, en den heer Norbert Blanquaert, schepen en voorzitter der muziekschool.
De heeren Peter Benoit en Hendrik Waelput hadden opzettelijk de reis naar Lokeren gemaakt om aan het feest deel te nemen; wij vermeenen de tolk van het openbaar gevoelen te zijn door die heeren van harte te bedanken over hun vereerend bezoek.
Hoe graag wij het doen zouden, valt het buiten onze bedoeling een volledig verslag over het feest te maken; wij zouden vreezen, van overdrevenheid en welwillende vooringenomenheid verdacht te worden, door den uitbundigen lof dien wij zouden moeten neerschrijven, om aan eenieder te geven wat hem toekomt; zoodanig deed elk, in het bijzonder, zijnen plicht, en overtrof de algemeene uitslag de stoutste verwachtingen.
Vooreerst een woordje over het stuk van Meyerbeer: Fackeltanz, dat in weerwil der talrijke moeilijkheden van allen aard, met veel samenhang, kracht en inachtneming der minste tinten en uitdrukkingen, door onze stedelijke harmonie, uitgevoerd werd. Het is uitgemaakt dat onze muzikanten het kunstgewrocht van den grooten meester verstaan hebben, dank voorzeker aan onverpoosde studie en aan de krachtige en doelmatige leiding van onzen muziekdirigent die,
| |
| |
naar gelang der vereischten en omstandigheden, zijne muzikanten weet te begeesteren en mede te sleepen. Stelllig is het dat onze harmonie, sedert eenigen tijd, op de baan der kunst met groote stappen vooruitstreeft.
De 24e Fantazij voor piano en klarinet van Fessij en F. Herz werd opperbest weêrgegeven door de heeren Karel Richet, leeraar bij onze muziekschool en J. Willems, leerling.
De heer Richet vertolkte zoo volmaakt het werk, dat zijn ongedwongen en meesterlijk spel algemeene bewondering verwekte; hij gaf eens te meer het bewijs dat hij, in den vollen zin des woords, een echt kunstenaar is.
De heer J. Willems, die slechts sedert een jaar zich op de beoefening der klarinet toelegt, gaf onbetwistbare blijken van bijzonderen aanleg, en door oefening zal hij een uitmuntend instrumentist worden. Zijne tonen zijn zuiver en zijn vingerspel is gemakkelijk en ongedwongen. Overbodig te zeggen dat de uitvoering van voormelde fantazij, krachig en langdurig toegejuicht werd, en tot eere strekt van dén onvermoeiebaren professor van klarinet onzer muziekschool, den heer Benoni Coene.
Hierna volgde een Quatuor voor koperen speeltuigen getoondicht door onzen talentvollen dirigent E. Buysse, oud leerling van den kundigen komponist H. Waelput. Wij zullen ons onthouden de waarde van gemeld stuk te bespreken en enkel mededeelen dat meester Benoit, na de prijsuitreiking, den heer Buysse geluk wenschte en dringend verzocht hem het stuk te laten geworden, ten einde het eerlang, in de muziekschool van Antwerpen, te doen uitvoeren.
Wat de vertolking door de heeren G. Van Damme, G. Van Hoye, E. Maladry, en R. Van den Broeck ervan betreft, deze mag, zonder overdrijving schoon genoemd worden; voormelde heeren verdienen allen lof.
Het groot afwisselend Aria, voor Piston op ‘Le Carnaval de Venise’ van Arban, werd op eene schitterende wijze, door den heer R. Van den Broeck uitgevoerd. Hij overwon de grootste moeielijkheden waarmede het stuk als doorweven is en gaf hierdoor een onwederlegbaar bewijs van aanhoudende oefening.
Eindelijk sloot het muzikale gedeelte van het feest met de uitvoering van het prachtige koor ‘De Bohemers’ van Schumann. Dit stuk, oorspronkelijk voor piano geschreven, werd door onzen onvermoeibaren Dirigent, Heer Buysse, voor onze harmonie bewerkt, die het dan ook doelmatig begeleidde.
Twee honderd vijftig uitvoerders kwamen er in voor, waar onder niet min dan een zestigtal kleine meisjes en even zoovele jongentjes, benevens de leden onzer beide zangmaatschappijen ‘Geene Kunst zonder Nijd’ en ‘de Rozenbond.’
| |
| |
Echt indrukwekkend mocht voormelde uitvoering genoemd worden die eens te meer bewees, hoever men door aanhoudend streven en werken komen kan. Volhardt men op het ingeslagen pad, dan zal onze kleine stad, vóór jaren, de noodige elementen in haren schoot bevatten om avondstonden, van echt klassiek muziek, în te richten.
Wij eindigen met, in naam van het bestuur der muziekschool, in naam van de Heeren Benoit en Waelput, al diegenen die hunne medewerking tot de inrichting van het schoone feest verleenden, te bedanken, en tevens aan te sporen, nooit de spreuk ‘Adel verplicht’ uit het geheugen te verliezen; wij gelooven te mogen verzekeren dat het ons alsdan wederkeerig, aan geene aanmoediging van hooger hand, mangelen zal.
Na het feest, begaven de heeren Waelput, Benoit en eenige anderen, zich ten huize van den heer Norbert Blancquaert, Voorzitter onzer Muziekschool; deze laatste bedankte de Antwerpsche meester als ook den heer Waelput over de eer, die zij de Lokersche muziekschool, door hun bezoek, aandeden. De heer Benoit, met de fijngevoeligheid en het gemak die hem eigen zijn, antwoordde, dat alle eer voor hem was, en zij verrukt waren, in de kleine stad Lokeren, eene ware ontdekking, op muzikaal gebied, gedaan te hebben.
Ed. De Geest.
| |
II.
Hoogstraten, 20 November, 1882.
Gisteren werd alhier een nieuw lokaal ingewijd, of beter gezegd, de plechtige inhuldiging gevierd van een gebouw, bestemd voor de tooneelopvoeringen, vokale en instrumentale concerten en onderwijzingen, en andere vermakelijkheden der Tooneel- en Muziekmaatschappij St-Cecilia, IJver en Leerzucht, gesticht ten jare 1839.
Niettegenstaande het slechte weder wapperde reeds in den vroegen morgend de nationale vlaggen aan de huizen der leden van ons genootschap.
Om 11 ure 's morgends, na ter gelegenheid der verjaring van 's Konings naamfeest eenige vaderlandsche stukjes voor het Stadhuis te hebben uitgevoerd, begaf zich het gezelschap, onder het spelen van eenige pas redoublés, naar onzen achtbaren voorzitter, M. Arnold Duys ten einde het vaandel naar het nieuw lokaal over te brengen.
Des namiddags om 3 ure, werd er nog onder het uitvoeren van eenige fraaie stukjes eene wandeling door de gemeente gedaan, waarbij een aantal leden en uitgenoodigden tegenwoordig waren.
| |
| |
Om 6 ure zou de plechtige inhuldiging der zaal plaats hebben.
Op de voorgevels der nevenstaande huizen lazen wij:
De gebUren CorneLIa GeVaerts hIer en FranCIes CooLs gInDer WensChen CeCILIa profIClat.
Langs eenen breeden ingang, gevende op eene ruime opene plaats, vinden wij links, een prachtig gebouw. Boven de wijde inkomdeur ontwaart men reeds van in de verte eenen met kunst gebijtelden gedenksteen, waarop in vergulden letters te lezen is:
Harmonie St-Cecilia.
Opgericht in het jaar MDCCCLXXXII
Rolin-Jaequemyns, Eere-Voorzitter,
A. Duys, dd. voorzitter,
De bestuurleden:
L. Lauryssen, |
R. Boon, |
E. Adriaensen, |
R. Donnez. |
Daaronder:
komt aLLen VrIJ en Vrank hIer bInnen, braVe VrIenDen van CeCILIa.
Beneden, nevens den deurdorpel, eenen witten steen waarop staat: 11 Juni 1882 (eerste steen).
Nevens het portaal rechts de kleerkamer, links het bureel en daarboven het orkest, dan eene groote zitplaats en een met kunst geschilderd theater.
Het geheel lokaal was lief, echt prachtig versierd. Banden van wit en rood perkaline met veel kleurige sterren bestikt, hingen golvend van het eene einde naar het andere. Talrijke bloemruikers en slingerplanten vlochten overal een jeugdig groen.
Een mild schitterend licht stroomde uit lampen en luchters rond, de nationale kleuren, wel vijftig jaarschriften en dichten verborgen schier de wanden. Wij nemen ter loops de volgende op:
AChtbare bestUUrLeen, U zIJ aLLe roeM Voor Deze grootsChe Werken.
VeeL IJVer en LeerzUCht Voor Pleter BenoIt's MUziek, HIeL's geDIChten.
TooneeL- en MUzIekgezeLsChap nU Weer sChooner onDanks Laffe tegenWerkIng.
MaatsChappIJ! BLIJf aLtoos VoorUItstreVen Door IJVer en LeerzUCht.
De dienstdoende voorzitter, M. Duys en de bestuurleden Lauryssen, Donnez, Boon en Adriaensen, traden op het tooneel. Schoon prijkken de eereteekens der maatschappij op hunne borst.
De heer Duys sprak eene kernachtige redevoering uit, waarin hij de opkomst der maatschappij, haren bloei en haar streven naar het schoone, deed uitkomen, en eindigde met eenen oproep tot de aanko- | |
| |
mende leden, om de stappen hunner voorzaten te volgen, en den standaard der Maatschappij Cecilia trouw te blijven, onder den kreet: ‘Leve de Maatschappij Cecilia! Leve IJver en Leerzucht’.
Het muziek heft de Brabançonne aan, onder het blijde gejubel der menigte.
Daarop begon het concert. De stukken door de fanfaren uitgevoerd, de liedjes en voordrachten, doch voornamentlijk het blijspel Matroos, Soldaat en Sjouwerman werden warm toegejuicht.
Tijdens de vertooning ontstond er eensklaps eene beweging achter in de zaal, die zich uitbreidde en weldra veranderde in een driftig handgeklap: De groote meester Peter Benoit was daar, opzettelijk van Antwerpen gekomen en vergezeld van twee zijner vrienden uit Turnhout.
De Voorzitter verwelkomt den gevierden Vlaamschen toondichter, en deze antwoordt in eenige treffende woorden.
‘Ondanks het slecht weder, de moeilijke reis, en zijne drukke bezigheden, heeft hij geen oogenblik geaarzeld om de uitnoodiging der maatschappij te beantwoorden. De meester voelt zich gelukkig zijne vrienden van Hoogstraten in hun nieuw lokaal te komen gelukwenschen.
De aanwezigheid dier talrijke dames en juffers bewijst, dat de vrouw en de man, de broeder en de zuster het eens zijn te Hoogstraten, om hier te streven voor wat schoon, goed en echt is. De kunst is heilig; zij veredelt de menschheid en sticht heil en vrede.’
Een daverend handgeklap begroette deze woorden en de kreet Leve Benoit! doet de zaal dreunen.
De Voorzitter verklaarde het nieuw lokaal van Cecilia ingehuldigd, en een prachtig bal sloot vervolgens dit feest, dat lang in het geheugen der leden zal blijven.
Mocht die zaal, die eigen haard, welke de harmonie Ste-Cecilia thans bezit, nog dikwijls getuige wezen van zulke ware vriendenfeesten, mocht zij immer (want zij schijnt onwrikbaar gegrondvest) liefde voor moedertaal en kunst, zucht voor vrijheid en vooruitgang uitstralen op geheel het kanton Hoogstraten.
| |
III.
Gent. 27 November 1882.
Zondag morgen 25 Nov. l.l. heeft op het gemeentekerkhof buiten de Brugsche poort alhier de inhuldiging plaats gehad van het gedenkteeken, dat bij inschrijving, aan den vermaarden Gentschen portretschilder Lieven De Winne opgericht is. De oproep van den Kunst- en Letterkring onzer stad werd
| |
| |
door vele vrienden van den zoo onverwacht en vroegtijdig aan de kunst ontrukten schilder beantwoord.
In naam van dien kring werd door zijnen voorzitter, den heer Wagener, eene redevoering uitgesproken, waarin de groote verdiensten van Lieven De Winne werden herdacht.
Hierna sprak de heer Raymakers, secretaris van den Kunstkring van Brussel, in naam der Brusselsche artisten eenige roerende woorden, om hulde te brengen aan de nagedachtenis van hun medelid en hunnen vriend, die al hunne toegenegenheid bezat en al hunne bewondering wegdroeg. De plechtigheid eindigde met de voordracht, door onzen uitmuntenden dichter Hiel, van eenen roerenden zang, door hem aan de nagedachtenis van De Winne gewijd, en die wij hier mededeelen:
| |
Lieven de winne.
bij de onthulling van zijn grafgesteente
Liévin de Winne est resté toute sa vie Flamand, bien Flamand.
Jules Breton.
Dat was een man, een opent hert,
Een diep en fijn gemoed...
Die troost vond in de wrangste smert,
En loonde kwaad met goed.
Dat was een man, een frissche kracht,
Die slechts aan waarheid hulde bracht,
Een Vlaming was 't, een Gentenaar,
In merg, in vleesch en bloed;
Die 's levens worstling, vrij en klaar
Dat was een man, een kunstenaar,
Zoo mild als diep begaafd,
Die aan de kunst was trouw en waar.
Met geest en hart verslaafd.
Hij diende haar, de Vlaamsche kunst,
Vereerd door Volk- en Vorstengunst,
Tot Vlaandrens hoogsten roem!
| |
| |
Hier ligt hij thans in 't somber graf,
De vriend zoo waard beschreid;
Knielt, vrienden, knielt, de hoeden af,
Eert zijne onsteflijkheid.
Knielt, vrienden, knielt, de hoeden af...
Een troost voor onze smert:
De Winnc's roem zweeft boven 't graf,
En leeft in Vlaandrens hert.
Het gedenkteeken is in Griekschen stijl; het borstbeeld van De Winne prijkt er op. geboetseerd door den zoo gunstig gekenden beeldhouwer Paul de Vigne; het is zeer gelijkend en ten zelfden tijde breed opgevat en verheven in stijl. Op het voetstuk is het palet gebeeldhouwd van den kunstenaar en de schaar der schikgodin, den draad afsnijdende van een bestaan dat nog zoo rijk aan beloften was. De teekening van het gedenkteeken is zeer klassiek, vol harmonie, en strekt tot eere aan den heer Edmond De Vigne, die het heeft ontworpen en den heer Houtstone, die het uitgevoerd heeft.
|
|