Het is Peter Benoit niet, die ons deze overwegingen doet schrijven: zijn roem heeft zich reeds over onze grenzen verbreid, en op den dag, dat Duitschland zijnen Oorlog zal kennen - Wagne heeft het immers zelf den Antwerpschen Meester stellig beloofd - dan zal Peter Benoit de gelijke zijn in vermaardheid, gelijk hij het reeds in talent is, van de meest gevierde beroemdheden.
Het concert van Maandag, 28 Augusti l.l. in het Waux-Hall te Brussel, heeft er ons reeds een bewijs van gegeven. Ondankshet slechte weder had Benoit eene talrijke en opgetogene menigte uitgelokt, die hem uitbundig heeft toegejuicht.
Het programma alleen was reeds eene zeldzaamheid: het openingstuk van den Erlekoning, geschreven in 1858, en Charlotte Corday, in 1876. Men ziet welke tijdruimte tusschen deze wee stukken verloopen is, en men kan gemakkelijk, door vergelijking, den vooruitgang vaststellen.
De Erlekoning is een romantiek, beschrijvend openingsstuk, waarin veel berekening van effekt en een lofweerdig aanwenden van zonderlinge klankwendigen voorkomen; maar Benoit vertoont zich hier nog niet persoonlijk, eigenaardig.
In Charlotte Corday, daarentegen, treedt de meeste kloek en vastberaden op, vol begeestering. Het openingstuk, de balscène, de wals, de uitbersting der volkswoede, het vizioen van Charlotte, de doodsmarsch, dit alles maakt eenen aangrijpenden indruk.
Het concerto voor fluit en orkest (1865), geschreven voor M. Dumon, werd door eenen zijner oudleerlingen, M. Anthony, meesterlijk vertolkt; wij gelooven niet dat het Andante ooit beter is uitgevoerd geworden.
Uit De Schelde (1868) werd door Blauwaert de scène van Van Artvelde's geest gezongen met al het talent, dat hem eigen is.
Kortom, dit muziekfeest in het Brusselsch Waux-Hall is voor Peter Benoit eene schitterende overwinning geweest.
Wanneer men zoo luidruchtig wordt toegejuicht door een uitgelezen publiek, waarvan de helft ten minste uwe Vlaamschgezinde overtuiging niet deelt, dan is het dat men een genie bezit, uitgestrekt genoeg om al de vooroordeelen te doen verdwijnen en iedereen voor u in te nemen. Wij, Vlamingen, zijn daarvan reeds lang overtuigd. Het doet ons nu ook genoegen dat anderen eindelijk onze mannen beginnen te waardeeren!