We hopen dat Mr Anthony spoedig tot zijne oude manier moge terugkomen.
Aangenaam en eigenaardig, doch wat al te weinig geschilderd, kwam ons het tafereel van M. Cleynhens voor. In hun ‘genre’ zijn de schrijf- of teekentafel, het figuurtje en het scherm heel aardig van kleur. Misschien zijn er wat al te veel zwartbruine tonen in dit tafereel, wat aan het algemeen uitzicht iets onnatuurlijks en bitumeus geeft.
M. Van Dyck levert eene stijve vrouwenfiguur, waar de ‘pose’ van 't model dwars door henen schijnt; ook is zijn doek als schildering veel te droog.
Veel liever zien wij het ‘Meisjeshoofd’ van M. Delehaye (dat N B, de zonderlinge titel droeg van ‘Maagdelijn kopje!!). Het is geestig geschilderd; vooral het hair en het kleed bevielen ons. Misschien ligt er over het vleesch eene wel wat zwarte tint. Wat er ons het minste op beviel was de stroôhoed, die tamelijk droog scheen.
Over M. Van Meerbeecks ‘landschap met de hoef’ ligt een vrij onaangename toon verspreid. Ook schijnt ons het motief niet heel gelukkig gekozen. Op zijn ander stuk zijn in de stammen der boomen goede hoedanigheden te vinden; doch wat wij al te kras vinden, is het kladderen met dikke verf ‘à tort et à travers,’ dwars door het figuurtje henen, van den voor- tot op den achtergrond zonder de minste noodzakelijkheid. Ook moet hij in 't algemeen meer de teekening van figuren en boomen verzorgen.
Droevig en kleurloos zien er de landschappen van M. Tuyttens uit. Eene steviger en stouter uitvoering zouden hem van pas komen. Zijne vier aquaforten bevallen beter, bijzonder 't kleinste, dat goed en licht uitgevoerd is.
M Woutermaertens levert een vrij wasemachtig landschap met al te wollige schapen.
Beter vinden we het landschap van M. Joris, die echter meer naar de natuur moet studeeren
M. Oomen had eenige aquarellen, waaronder verscheidene goede.
Vermelden we nog M. Rul, een beginneling, die vooral naar de natuur moet leeren werken. Drie stukken stelde hij ten toon, waarvan t grootste nog al flink geborsteld is. Ook in zijn winter zijn goede hoedanigheden: nochtans schijnt het hier en daar wel wat hard.
Ten slotte, wat meestal aan de landschapschilders die wij bespraken ontbreekt, is ‘grondige’ natuurstudie. En, wij drukken op het woord ‘grondige’. Niet genoeg is het de natuur ‘na te bootsen’, zij moet ‘gevoeld’ worden om ze in al hare deelen wààr te kunnen teruggeven.
We sluiten dit overzicht met te zeggen, dat we onze meening vlakaf uitgedrukt hebben, rechtuit, en vooral zonder ‘camaraderie’.
L.V.