aan het bestuur van het Concert Diligentia, voor de huur der groote zaal, dat men meende daaraan geen gehoor te mogen geven.
Verschillende besprekingen over en weer hadden plaats, totdat er op een ledenvergadering besloten werd, toe te geven aan de gestelde voorwaarden. Het bestuur van Diligentia nam daarop in corpore zijn ontslag. Nieuwe moeilijkheden! Alle pogingen, die men aanwendde om zoo mogelijk twee of drie commissarissen op hun genomen besluit te doen terugkomen, bleken vruchteloos.
Zag men aan de eene zijde met leedwezen het aristocratisch bestuur van Diligentia met den Haagschen Burgervader aan het hoofd zijn taak neerleggen, aan de andere zijde mag het niet worden ontkend, dat de keuze van jeugdige krachten in hunne plaats ons het blijde vooruit zicht opent, dat er een vrijzinniger tijdperk voor Diligentia zal aanbreken en de moderne meesters ook in ‘diesen heil'gen Hallen’ zullen worden toegelaten.
De namen van de heeren Scheurleer (schrijver der twee Titanen: Berlioz en Wiertz), van Meurs, een algemeen bekenden Wagner-vereerder, H. Kool, enz., zijn ons als zoovele waarborgen voor de vervulling van dien wensch.
Het is mij een groot genoegen den welverdienden bijval te kunnen melden, die uwen talentvollen landgenoot Jan Blockx ten deel is gevallen bij de uitvoering zijner symphonie (een Vlaamsche Kermisdag) onlangs op een concert van de Nederlandsche Toonkunstenaars-Vereeniging, onder leiding van het correspondeerend lid den Hr C. Van der Linden, te Dordrecht ten gehoore gebracht.
Dit werk getuigt van eene groote muzikale begaafdheid en poëtische opvatting. Het is schoon en zeer fraai geïnstrumenteerd.
Wij wenschen Meester Benoit geluk met dezen leerling uit zijn Vlaamsche school en hopen nog dikwerf in de gelegenheid te zijn de werken van dezen jeugdigen toonkunstenaar te leeren kennen. Bovengemeld concert werd geopend met een ouverture van onzen gezant te Parijs, baron van Zuylen van Nyevelt, Maria Stuart, getiteld. Dit werk, reeds verscheidene jaren geleden geschreven, is zeer verdienstelijk, en het ware te wenschen dat de Nederlandsche Schouwburgen, bij eventueele opvoeringen van het treurspel van dien naam, hun aandacht daarop vestigden. Nu het toch bij stemming der abonnés is uitgemaakt dat er bij tooneelstukken muziek moet uitgevoerd worden, zou het voor den denkenden toehoorder zeker aangenamer zijn om op die wijze in de vereischte stemming te worden gebracht, dan verplicht te zijn een pot-pourri uit Madame Angot of een of andere Polka-Mazurka aan te hooren.
In den Haag werd ook van wege de Toonkunstenaars-Vereeniging een soirée gegeven, evenwel op veel kleiner schaal dan te Dordrecht.