Hier volgt dus het:
WOORD AAN ALLEN.
Bij het verzenden van het Programma tot het bekomen der Diplomas van verdienste bij onze Muziekschool, acht ik het passend een blik terug te slaan op hare wording en ontwikkeling - om aan hen, die ons streven met belangstelling hebben gadegeslagen, in korte trekken te herinneren, wat ons doel was en in hoever wij het mochten bereiken.
Toen in 1867 de Antwerpsche Muziekschool gssticht werd, beloofden en besloten wij dit gesticht op het vaderlandsch grondbeginsel, op het nationalismus in de kunst, als op eenen vasten en vruchtbaren grondslag te bouwen, in andere woorden, eene Vlaamsche Muziekschool tot stand te brengen.
Toen scheen die onderneming eene hersenschim; een schoone, maar onuitvoerbare droom. Heden is die hersenschim een feit, die droom eene wezentlijkheid geworden.
Krachtdadig gesteund door den toenmaligen Minister van Binnenlandsche zaken, die met de Antwerpsche regeering onze stichting mogelijk maakte; door ons onderwijzend personeel en de leerlingen van ons gesticht, die met warmte de strekkingen aankleefden en de belangen behartigden, waaraan wij ons leven wijdden; door de Antwerpsche burgerij, en niet het minste door de Vlaamsche Beweging, hare pers, hare dichters, hare letterkundigen en hare bijzonderste aanhangers; eindelijk door de Commissie der Muziekschool en door de huidige Antwerpsche regeering, die het hierbijgaande programma officieel aannamen en goedkeurden, en aldus ons werk bekroonden, mochten wij er in gelukken het eerste, wellicht niet het minst belangrijke gedeelte van de taak, die wij in 1867 op ons namen, te verwezentlijken.
Er bestaat tegenwoordig eene Vlaamsche Toonkunst. Tijdens de Jubelfeesten van 1880 werd die waarheid luide erkend door de Europeesche pers en in de eerste plaats door de Noord-Nederlandsche, de Fransche, de Italiaansche, en de Belgische bladen.
Dat er in Antwerpen eene Vlaamsche Muziekschool bestaat, volledig ingericht en op streng nationalen grondslag berustende, bewijst het uitgevaardigde officieele Programma.
Alzoo volbrachten wij persoonlijk de zending, welke het Vlaamsche land ons opgelegd had.
Wat wilden wij in 1867; wat verwezentlijkten wij in 1881?
Overtuigd, dat de kunst alleen dan gezonde en smakelijke vruchten kan dragen, dat zij alleen beschavend op het gansche volk zal werken wanneer zij wortelt in eigen bodem, zich bedient van de moedertaal, zich spiegelt aan 's lands aard en zeden, zich aansluit bij het streven