Aan den arm van den Heer Burgemeester kwam Michiels binnen, vergezeld van schepenen en raadsleden der stad; donderende toejuichingen begroetten hem. De plechtige zitting werd geopend door de lezing van een overzicht der werkzaamheden, van 1871-1881, door den secretaris, H. Vander Ven. Daarna hield de Heer Max Rooses, 2e Voorzitter, de feestrede. In sierlijke taal wees hij erop, hoe de Vlaamsche beweging eerst letterkundig is geweest, maar sedert de stichting van het Willemsfonds zich ook op wetenschappelijk en later op staatkundig gebied heeft uitgebreid. Dan sprak hij van Michiels zelven, den niet-letterkundigen leider der Vlaamsche Beweging, den onvermoeiden werker met open karakter, helder hoofd en gulden hart, die algemeen gewaardeerd en bemind wordet.
Bij de de laatste zinsneden van Max Rooses' rede werd het borstbeeld ontbloot. Nieuwe toejuichingen barstten los. De Heer Fabri, die het kunststuk vervaardigde, haalt eene van zijn werk.
Intusschen waren de afgevaardigden van Brussel en Schaarbeek, met den dienstdoenden Burgemeerster der hoofdstad Karel Buls binnengetreden. Deze laatste overhandigde den held der betooging eene prachtige kroon, terwijl hij hem onder het geestdriftig handgeklap der aanwezigen, in vloeiend Nederlandsch zijne hulde toebracht.
Verder spraken nog Emanuël Hiel, in naam der Vlamingen van Schaarbeek, Julius Hoste, als voorzitter der Brusselsche afdeeling van het Willemsfonds en Julius Vuylsteke de gewezen algemeene secretaris, die met zijn krachtig woord de hooge verdiensten van den gevierde als Vlaming en verdediger onzer belangen, als braaf en rechtschapen man, in het licht stelde. De Heer Florus, voorziter van den Liberalen Vlaamschen Bond en Jan van Rijswijck, namens de Vlaamsche Vrijzinnige Vereeniging, richtte eenige woorden van dank aan Aug. Michiels toe en overhandigden hem een aandenken.
Diep getroffen door die vele bewijzen van hulde en genegenheid, stond nu de voorzitter de Antwerpsche afdeeling recht, en met eene van ontroering bevende stem zegde hij hartelijk dank aan allen, die deze betooging hadden ingericht; hij wilde meer spreken, maar de aandoening overmeesterde hem en de tranen in zijne oogen kwamen de woordelijke uitdrukking zijner gevoelens vervangen.