sedert Grimm, Simrock en Dr Liebrecht, bij de Duitschen zoozeer in aanzien staat onder den naam van ‘Volkskunde.’
Het tweede deel behelst de chronologische geschiedenis der stad. die, bij gemis aan genoegzaam oude stuks, slechts in den loop der 14de eeuw voor ons eene voldoende duidelijkheid bekomt. Het somt al de gebeurtenissen op, die maar eenigszins wetensweerdig zijn of tot nadere kennis van andere bijzonderheden dienen aangehaald te worden.
Deze algemeene geschiedenis wordt voortgezet in het 3e deel en loopt tot aan de gebeurtenissen van rond 1880. - Breedvoerig, en met al de zorg welke het onderwerp vereischte, wordt de geschiedenis van het schoolwezen medegedeeld, en vervolgens die der voormalige hospitalen en conventen der stad.
Het 4e en laatste deel is gewijd aan de historische beschrijving van kerken, kapellen en andere bidplaatsen. Eene reeks levensbeschrijvingen van Meenenaars, die zich in de onderscheidene vakken van kunst en wetenschap of anderszins hebben beroemd gemaakt, komt mede in het werk voor. - Tot het vergemakkelijken der opzoekingen, is er achteraan het boek eene algemeene ontledende tafel van al het verhandelde gevoegd, terwijl in een kortbondig glossarium de oudvlaamsche woorden en dialectvormen, met de teksten waarin zij voorkomen, opgehelderd worden: alzoo eene niet te misachten bijdrage tot de kennis onzer voorouderlijke taal.
Ziedaar in het kort wat de geschiedvorscher in Dr Rembry's uitgebreid werk zal aantreffen. Deze dorre opgave ware voldoende om te laten uitschijnen, hoe rijk aan stoffe en verscheidenheid de uitgebreide monografie van Meenen wel is; maar het zou zeker de ongemeene verdienste van het werk onvoldoende waardeeren zijn, bijaldien wij niet eenige regelen wijdden aan de werkwijze en den schrijftrant van een gewrocht dat, als vrucht van nagenoeg 30 jaar zoekens en vergelijkens, tot een der schoonste titels geworden is voor den man, wiens naam het draagt.
Wij zijn in de gelegenheid geweest om vele werken van denzelfden aard te lezen of te raadplegen, en toch hebben wij er, behalve de Ypriana van Van den Peereboom en Gilliodts' Inventaire des Chartes de la ville de Bruges, nog geen enkel angetroffen dat, door degelijkheid van inhoud en bevattelijk-