De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 11
(1881)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijNoord-Nederlandsche Leestafel.Behalve de vier regelmatige jaargetijden, die door de zon geregeld worden, maar waarbij Phebus-Apollo zeer dikwijls afwezig blijft, hebben wij nog een jaargetijde, dat niet in de Almanakken vermeld wordt en met den stand der hemellichamen niets te maken heeft. De door Vrouw Fortuna goed bedeelde stervelingen noemen dit, het ‘bladsaizoen’; maar de gewone menschen, die te Baden-Baden, te Ems, Ostende of Scheveningen het saizoen niet kunnen maken, bestempelen het in Nederland heel prozaïsch met den naam van komkommertijd. Hoe het ook zij, dit is zeker, dat de komkommerof pruimentijd een tijdstip van algemeene werkeloosheid kenmerkt. Ofschoon tot de tweede soort van stervelingen behoorende, namelijk tot die, welke Ostende of Scheveningen maar voor één of twee dagen kunnen bezoeken, en van Baden-Baden evenveel kennis bezitten als van Biaritz of het eiland Wight, hebben wij, door de algemeene luiaardskoorts aangetast, in het vorige nummer van De Vlaamsche Kunstbode het overzicht der in Noord-Nederland verschenen werken geheel achterwege gelaten. Het onvermijdelijke gevolg daarvan is, dat onze tafel nu overladen is met boekwerken van allen aard en alle gehalte. Daar behoort een zekere mate moeds toe, om zooveel penneen geestesvruchten aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen; edoch wij hebben verplichtingen aangegaan tegenover onze lezers en belofte maakt schuld. Er heeft zich in de laatste jaren in Holland eene algemeene neiging geopenbaard tot het heruitgeven van de werken onzer oude meesters op het gebied der taal. Niets verdient inderdaad meer lof. Het wereldverkeer slijpt de eigenaardig- | |
[pagina 472]
| |
heden der talen af; de barbarismen worden zoo veelvuldig en dreigen zoo het burgerrecht te verkrijgen, dat men ze ternauwernood nog opmerkt, en de ongelukkige en dwaze gewoonte om zoowel in het geschreven als in het gesproken woord de taal met vreemde woorden te doorspekken, ontneemt haar allengs haar eigenaardig karakter. Beoefening onzer oude schrijvers kan alleen aan taal en stijl haar kracht, haar oorspronkelijkheid terug geven. Wij begroeten dan ook met blijdschap het verschijnen van de Volledige Dichtwerken van Constantyn HuygensGa naar voetnoot(1), ‘dat pittig Haagsch vernuft,’ zooals Van Vloten hem noemt. Wij kunnen van deze uitgave niets dan goeds zeggen. De ‘pittige’ en geheel eigenaardige spelling van Huygens is getrouw behouden, en waar de tekst ophelderingen behoefde, heeft wijlen de heer P. Leenderts Wz., dezelve door aanteekeningen toegelicht. Dat het werk uitgaat van de Hollandsche Maatschappij van Fraaie Kunsten en Wetenschappen en onder toezicht staat van dr N. Beets, zijn als waarborgen voor de zorg, die aan deze uitgave zal besteed worden. Dat ook de technische uitvoering aan alle eischen zal voldoen, hiervoor staan de namen der uitgevers ons borg. Wij twijfelen niet of de volledige werken van Huygens zullen een goede ontvangst genieten bij allen, die in onze schoone en krachtige taal waarachtig belangstellen. Wij ontvingen ter bespreking de 3 deelen van Nikolaas Nicklebij, behoorende tot eene nieuwe, goedkoope uitgave van de werken van Charles Dickens, welke bij H. Roelants te Schiedam en bij Ad. Hoste te Gent verschijnt. Dit pleit wel voor de groote populariteit, die de beroemde Engelsche schrijver in Nederland geniet, want de hoeveelste uitgave deze van Dickens werken is, kunnen wij niet juist zeggen; zeker is het dat, naast de groote geïllustreerde, er nog kleinere uitgaven bestaan. Dit bewijst voor hetgeen Busken Huet zoo waar over den Engelschen romanschrijver zegt: ‘Dickens gaat voort te leven in de herinnering van hen die hem kennen, | |
[pagina 473]
| |
gelijk hij dit dertig jaren lang heeft gedaan. Eerst naderhand, als geene nieuwe verhalen van hem het licht meer zien, zijn zwijgen een poos heeft aangehouden om nimmermeer te worden afgebroken, eerst dan zullen zij met smart gewaar worden, dat een vriend hunner jeugd hun ontvallen is.’ Moge dan de herinnering aan Dickens nog lang levendig blijven, mogen zijne vertellingen zonder wedergade, tevens aandoenlijk en satiriek, vroolijk en weemoedig, mogen zijne teekeningen van idealen en van karikaturen, nog lang gelezen en gesmaakt worden, want Dickens leert altijd, hoe vaak wij ook zijne werken lezen. Het was dus eene goede gedachte van de Heeren Roelants en Hoste om door eene goedkoope en tevens sierlijke uitgave, de nooit gegoeg te waardeeren werken van Dickens, onder het bereik van het volk te brengen, en wij wenschen ze dan ook in veler handen. De vertaling is eene der beste, die wij te zien kregen, daar zij den schrijftrant van Dickens getrouw weergeeft en door geene bastaardwoorden ontsierd wordt. De Heer W. Versluys, te Groningen, zond ons een boek van 80 blz: ‘Handleiding bij het eerste teekenonderwijs, en vijf bundeltjes ‘Teekenvoorbeelden’ allen door J. Versluys bewerkt. Het teekenonderwijs staat tegenwoordig bijna overal op het onderwijsprogramma der volksscholen, waar het, zooals schrijver zegt, ten doel heeft oog en hand te oefenen, den smaak en het voorstellingsvermogen te vormen, de slapende verbeelding te wekken. Ofschoon deze bepaling van het voordeel der teekenlessen wel wat onbepaald is, en even goed op tal van andere oefeningen kan toegepast worden, hebben wij er vrede mede, en, zoo de schrijver, door zijn werkje, nauwkeurige en duidelijke regelen voor het onderricht weet te geven, en door zijne teekenvoorbeelden zijne theorie practisch weet toe te lichten, dan heeft hij het onderwijs in de volksscholen een grooten dienst bewezen. Wij gelooven dat schrijver goed geslaagd is in zijn werk, en het doel dat hij beoogde, heeft bereikt; en ofschoon wij hier en daar wat minder langdradigheid zouden wenschen, kunnen wij én Handleiding én Voorbeelden in vertrouwen aanbevelen. Dr T.C. Winkler, die de zoo nuttige Losse Blaadjes voor de bezoekers van den Amsterdamschen dierentuin bewerkt, heeft bij de Erven Loosjes te Haarlem een paar kleine | |
[pagina 474]
| |
werkjes uitgegeven, ten titel voerende Het Paard (82 blz.) en De Ezel, het Muildier en de Muilezel. (26 blz.) Deze werkjes schijnen voorafgegaan te zijn of gevolgd te zullen worden door andere van dezelfde strekking, en ten doel te hebben, eene meer nauwkeurige kennis over onze huisdieren te verspreiden. Zoo dit het doel is, heeft de schrijver het, dunkt ons, volkomen bereikt. Dr Winkler beschrijft niet alleen de vormen, de lichamelijke gesteldheid, de geaardheid, enz., van de dieren, die hij tot onderwerp heeft gekozen, maar hij geeft tevens een nauwkeurig overzicht van de verschillende rassen, soorten en verscheidenheden, die in de verschillende werelddeelen worden aangetroffen. Zoo worden niet allen in algemeene trekken het Hongaarsche, het Turksche, het Spaansche, Italiaansche en ander Europeesche rassen behandeld, maar ook het Arabische, het wilde paard, enz., beknopt, maar zakelijk en duidelijk beschreven. De werkjes bevelen zich bovendien door een zeer sierlijk uiterlijk aan. Met een bijzonder genoegen maken wij gewag van een bundel ‘Verspreide en nieuwe Gedichten’ die de Heer G. Jonck bloet onder den titel ‘VlindertjesGa naar voetnoot(1) (92 blz.) in de wereld heeft gezonden. Wat nu te zeggen van deze Vlinderties? Prof. J.A. Alberdingk Thym, die dit bundeltje met eenige woorden bij het publiek heeft ingeleid, zegt!’ Zij spreken voor zich zelven. Die hun hartetaal niet verstaat, kan een kommentator ze niet bedieden. De bizonder tedere of luimige trekjens, die er hier en daar in voorkomen, zouden verdienen der aandacht van Lezer of Lezeresse bevolen te worden; maar ik wil hun liever het genoegen laten, zelve die geurige sukaden in 's Heeren Jonckbloets edelen Hollandschen koek te ontdekken.’ En met deze regelen stemmen wij van harte in. Prof. A.T. zegt ons, dat dichter meer snaren op zijne lier heeft en dat de menestreel ook stoute lierzangen op zijn speeltuig kan aanstemmen. Wij zien die met verlangen te gemoet en hopen dat het goede onthaal, dat dezen eersten bundel ongetwijfeld zal te beurt vallen, den Schrijver zal aansporen ons spoedig iets meer te geven. | |
[pagina 475]
| |
Wij kunnen allen vogelliefhebbers eene goede tijding brengen. Bij den heer Allert de Lange te Amsterdam verschijnt sedert den 1e October een wekelijksch tijdschrift voor Vogelliefhebbers, - kweekers en handelaars, onder den titel: ‘Onze gevederde Vrienden.’ De inhoud is zeer veelzijdig en handelt over alles wat den Vogelliefhebber belang kan inboezemen: voeding, ziekten, broeden, voortkweeken, enz. enz. Vele beschrijvingen der meest voorkomende vogels, bijzondere raadgevingen om deze te doen voortkweeken, en een rubriek ‘antwoorden’ op de door de lezers gestelde vragen, hunne vogels betreffende, maken dit tijdschrift tot een vraagbaak van allen, die de gevederde wereld rondom ons liefhebben. De prijs van fr. 12 voor België is zeker niet te veel voor 52 nummers, die van 8-12 bladz in 4o beslaan, vooral niet, wanneer men, door de raadgevingen van de redactie op te volgen, van zijne vogels voordeel kan behalen. Onder de werken, die op een bestaan van vele jaren kunnen bogen, tellen wij de Katholieke Illustratie, de katholieke Missiën, de Bibliotheek voor Christelyke huisgezinnen en het Dompertje van den Ouden Valentyn..Ga naar voetnoot(1) Dit laatste werkje is misschien minder in België bekend. Uit een katholiek oogpunt beschouwd, hekelt het op satirieke en luimige wijze de toestanden van onze hedendaagsche Maatschappij. Nieuw is het werk door gemelde maatschappij uitgegeven onder den titel Maria's Heiligdommen in Nederland en België. Dit werk is echter uitsluitend verkrijgbaar voor de inteekenaren op de katholieke illustratie, voor den zeer geringen prijs van 10 cents per aflevering. Zoo verre wij een oordeel kunnen vellen (wij ontvingen nog slechts ééne aflevering) is het werk zeer belangrijk. De uitvoering is goed en een zeer sierlijk titelblad in kleurendruk en een schoone plaat op gouden grond getuigen, dat aan de uitgave alle zorg zal besteed worden. A.N. Batavus Wz. |
|