De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 11
(1881)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 361]
| |
Noordnederlandsche Leestafel.Antwerpen, 10 Augusti 1880.
Indien het verstandelijke gehalte van een volk in onmiddellijke verhouding stond tot het getal boekwerken, dat in een land gedrukt en verspreid wordt, dan zou het Nederlandsche volk zeker als het meest ontwikkelde en het meest verstandige van ons werelddeel mogen uitgeroepen worden. Dagelijks wordt de boekenlijst met eenige nieuwe werken vermeerderd; zonder ophouden volgen de pennevruchten elkander op en het eene tijdschrift verdringt als 't ware het andere. Maar 't is niet al goud dat er blinkt, en veel wat het volk zou moeten beschaven en veredelen, strekt slechts door vorm en inhoud om den goeden smaak te bederven en den geest te overladen, in plaats van te oefenen en te scherpen. Men is daar gekomen tot hetgeen wij het stadium van overproductie zouden kunnen noemen. Wat hier gezegd wordt, moet evenwel tot geene verkeerde gevolgtrekking leiden. Ik heb gezegd dat er onder het edel metaal veel klatergoud is, maar het ware, het echte goud schittert boven het valsche uit, en de goede uitgaven overtreffen verre de middelmatige of onbeduidende. Wij hebben op onze leestafel een drietal periodieke uitgaven, die eene kleine bespreking verdienen. Beginnen wij met de nieuwste onder de drie. Melati van Java is geene onbekende bij de Nederlandsche lezers. De dame die zich achter dezen pseudonyme verschuilt, heeft zich door de Jonkvrouwe van Groenenrode, en tal van andere romans een welverdienden naam in het rijk der schoone letteren verworven. De FamiliebodeGa naar voetnoot(1), die onder hare Redactie wekelijks wordt uitgegeven en waarvan de eerste nommers voor ons liggen, verdient derhalve alle opmerkzaamheid en vertrouwen. Melati van Java is het aan haren naam verschuldigd, dat zij in het door haar verzorgde tijdschrift niets laat verschijnen, wat niet den toets kan doorstaan. Zij moet hare medewerkers | |
[pagina 362]
| |
of -werksters met zorg uitkiezen en eene gewetensvolle schifting houden onder de haar toegezonden bijdragen. Wij geven toe dat het geen lichte taak is zoo te schrijven, dat men door het geheele volk zal begrepen worden, maar is de taak moeilijk, zij is ook eervol; de schrijver heeft het in zijne macht het volk te beschaven en te veredelen, het zijn taal te doen liefhebben en kennen, het te doen hechten aan vaderlandsche zeden en gewoonten, waar deze zich kunnen vereenigen met de billijke eischen van den tijd, waarin wij leven. Zoo zouden wij de begaafde schrijfster, indien wij haar een raad mogen geven, verzoeken om zoo min mogelijk vreemde woorden te gebruiken, waar onze rijke moedertaal ons zulk eene ruime keuze geeft. In de eerste novelle ‘Oude schuld’ vinden wij b.v.b. op blz. 2, ‘gearrangeerd’ iets verder ‘appetijt,’ ‘diner,’ ‘excuses’ en tal van Fransche woorden meer. Is ‘eetlust’ niet even welluidend als of welluidender dan appetijt, en is het woord ‘middagmaal’ niet veel beter op zijn plaats in dit verhaal dan ‘diner’ of zegt het woord excuses soms meer dan ‘verontschuldiging?’ Ik weet wel dat er lieden zijn, die dit ‘gedistingueerd’ noemen en het aanzien als een blijk van een ‘gesoigneerde educatie’. Wij echter geven de voorkeur aan ons zuiver Nederlandsch. Deze opmerkingen daargelaten heeft de Familiebode ons zeer wel voldaan, en wij wenschen deze uitgave den besten uitslag toe. Wij hopen later gelegenheid te hebben er nader op terug te komen. Van een geheel ander gehalte, maar in zijn soort even belangrijk en bovendien door een bestaan van drie jaren reeds ingeburgerd is ‘De Portefeuille’ Nieuwe Kunst- en Letterbode,Ga naar voetnoot(1). De titel zegt ons genoeg dat wij hier een letterkundig tijdschrift vóór ons hebben, en wanneer het een vereischte is, dat de titel den beknopten inhoud van het werk moet weergeven, dan hebben én titel én tijdschrift ten volle aan dezen eisch voldaan. De Portefeuille verdient in alle opzichten den | |
[pagina 363]
| |
naam van ‘Nieuwe Kunst- en Letterbode,’ want zij geeft ons niet alleen zeer wetenswaardige levensbeschrijvingen en beschouwingen over de letterkundigen van naam, of dezulke die veel van zich hebben doen spreken, maar zij geeft ook vrij volledige lijsten van de voornaamste nieuwe uitgaven, niet alleen in Nederland, maar ook in België, Frankrijk, Duitschland, Engeland, Italië, enz., benevens al het nieuws op letterkundig gebied, wat genoemde landen opleveren. Voeg hierbij besprekingen van allerlei aard, op de schoone letteren betrekking hebbende, een korten inhoud van de voornaamste Nederlandsche tijdschriften en men kan zich een klein denkbeeld maken van de verscheidenheid en den rijkdom der behandelde onderwerpen. Wij meenen dus niet te ver te gaan wanneer wij zeggen, dat de ‘Portefeuille’ tot het beste behoort, wat op dit gebied wordt gegeven. CaeciliaGa naar voetnoot(1) Algemeen muzikaal tijdschrift van Nederland, is het derde onder de ons ter beoordeeling toegezonden uitgaven. Hier wordt onze taak eenigszins moeielijker. Wij bekennen in alle oprechtheid des harten, dat wij geen bevoegde beoordeelaren zijn op het gebied der muziek. Wij zouden derhalve verlegen zijn met onze bespreking van deze uitgave, indien wij in het langdurig bestaan van dit tijdschrift niet reeds het meest afdoende bewijs vonden voor zijne degelijkheid. Een bestaan van 38 jaren is een levensduur, welke weinige uitgaven in onze naar afwisseling hakende eeuw bereiken. Pleit dit lange bestaan niet reeds genoeg voor zijne voortreffelijkheid, dan zullen wij er bijvoegen, dat de Caecilia tot hoofdopsteller heeft den wakkeren Nicolaï, Bestuurder der muziekschool van 's Gravenhage, en dat men er zich derhalve veilig op verlaten mag dat men iets goeds krijgt.Ga naar voetnoot(2) | |
[pagina 364]
| |
In Caecilia vinden wij, evenals bij de Portefeuille, rijkdom en afwisseling van inhoud, en op muzikaal gebied dezelfde uitgebreidheid van mededeelingen, die wij in de eerste op letterkundig gebied zoo zeer prezen. De drie werken, die wij hier slechts oppervlakkig hebben kunnen behandelen, staven derhalve wat wij bij den aanvang van dit opstel zegden, dat het goede en zuivere goud nog in ruime hoeveelheid boven het klatergoud uitblinkt.
A.N. Batavus, Wz. |
|