het tegendeel bewijzen en komt met dit doel drij verschillige rollen spelen,
1. Een officier der burgerwacht: getypeerde rol.
2. Een verliefde vioolspeler: jonge rol.
3. De vader van den vioolspeler: oude rol.
Wij hebben reeds verschillige stukken van dien aard gezien, maar vinden Schermers-Bessems en Cie het minst gelukkige. De rollen die Hendrik, als bewijs zijner kunde, komt vervullen, zijn, volgens ons, niet al te best gekozen.
Schermers, tooneeldirecteur, geeft er zelf deze beoordeeling van: ‘drij goede typen, maar alles behalve vermakelijk.’ Dat is ook zoo, want waarom het stukje blijspel heet, in ons niet gebleken. Weinig, zeer weinig hebben wij er in gevonden, dat bij de toeschouwers de lachlust kan opwekken.
Hoe is het mogelijk dat Schermers, die als directeur een man van kennis en ondervinding moet zijn, in die drij verschillige rollen Hendrik niet erkennen zou, daar hij met hem dagelijks in betrekking is, dus hem heel goed kent? Daarenboven is het bepaald onmogelijk dat Hendrik, in den korten tijd die hem door eene alleenspraak van hoogstens 20 zinnen gegund wordt, zich uitkleede, op nieuw aankleede, gegrimeerd worde, enz.
Hier is blijkbaar gebrek aan tooneelkennis. Men zal ons misschien van al te groote strengheid beschuldigen; maar wij hebben gemeend ons oordeel vrij en vrank te moeten uitdrukken, om alzoo den schrijvers eenen dienst te bewijzen.
De heer Van Haesendonck, die als letterkundige geen onbekende is, heeft zich dezen keer stellig misgrepen. Wij hebben beter van hem te zien gekregen.
Dat deze opmerkingen de schrijvers echter niet ontmoedigen: voor het tooneel werken is geene gemakkelijke zaak; veel studie word daartoe vereischt.
Wij hopen dan ook dat de schrijvers onze critiek niet als vitterij zullen beschouwen, en dat zij ons weldra eene nieuwe en betere proef zullen leveren.
Wij wenschen niets beter dan hun verdienden lof te mogen toezwaaien.
J.W.