De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 11
(1881)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 349]
| |
August Jozef Cosyn.Ga naar voetnoot(1)Niet als geleerde en niet als machthebber heeft Cosyn, wiens heengaan we betreuren, in den wijden kring van vrienden, den goeden naam verworven, die den treurenden nablijvenden een troost moet zijn. Den 11 Nov. 1844 te Zomergem bij Gent geboren, arbeidde hij een groot deel van zijn leven in een bescheiden werkkring aan de Hoogere Handelsschool te Antwerpen. Met liefde wijdde hij zich aan de letteren en schreef Drie Vriendinnen, met een verhaal van zijn vriend, luitenant V. Van de Weghe, onder den titel Twee Novellen (Gent 1870) verschenen; verder zag van hem het licht Over Zetternam als volksschrijver in het jaarboek van het Willemsfonds 1870; Over volksrecht en Volksplicht in gemeld jaarboek 1871; De slag der Gulden sporen, historisch gedicht, bekroond door de Leuvensche Rederijkerskamer ‘Het Kersouwken,’ 1871; Frans Ackerman, lierzang bekroond te Roeselare, in het Nederduitsch Letterkundig jaarboekje te Gent 1871. Veel grooter verdienste dan als schrijver dezer stukken, had hij als oprichter en redacteur van De Vlaamsche Kunstbode, een tijdschrift, dat met eere eene plaats onder de Zuidnederlandsche maandschriften inneemt en waarvan elk nummer het bewijs leverde, dat Cosyn een open oog had voor alles, wat Vlaamsche kunst en letteren betrof of van gewicht kon zijn voor hen, die ze beoefenden. De geheele jongere school, ik noem Antheunis, Buyst, Coopman, de la Montagne, de Vos (Wazenaar), Hamers, Rodenbach, van Oye, Segers, Teirlinck-Styns, van Bergen, enz. plaatsten in de Kunstbode hunne eerste stukken. - Ook is het geen overdrijving, wanneer ik zeg, dat de 11 jaargangen van Cosyn's tijdschrift, voor de nadere kennis van de ontwikkeling der Zuidnederlandsche letteren, een uitmuntend rijke | |
[pagina 350]
| |
bron zullen worden, ook voor de kennis der nationaal-Vlaamsche muziekbeweging: immers Benoit was een der ijverigste medewerkers van het tijdschrift van zijn trouwen vriend. In de Kunstbode plaatste Benoit o.a. eene reeks studiën, De muzikale opleiding in België, en van al de groote slagen, op muzikaal gebied, door de jongere school, Benoit, Waelput, Blaes, Blockx, enz. te Gent, Brussel, Brugge, Antwerpen en elders geleverd tegen het eclectisme van het officieele conservatorium, gaf de Kunstbode overzichten. In Mei Il. drukte de Kunstbode nog een gedicht van Cosyn, op muziek gebracht door Benoit, misschien het beste, dat hij ooit geschreven heeft. Niet onder de hoofdlieden, maar wel in de eerste gelederen streed hij mede voor de heilige Vlaamsche zaak, en niemand weet hoeveel goed hij voor haar deed, zonder dat het ooit wereldkundig werd. Hoeveel tijdroovende en vaak onaangename correspondentiën getroostte hij zich geheel belangeloos, terwille van de hem dierbare zaak. Hoe menige brief aan ons en aan tal van anderen zou daarvan kunnen getuigen. Zooveel als de beste zijner taal- en gewestgenooten zorgde hij, de banden aantehalen, die Noord en Zuid moeten verbinden. Daartoe zijne talrijke vrienden en correspondenten aan deze zijde van den Moerdijk, daartoe zijne veelal belangrijke, en altijd volkomen betrouwbare mededeelingen aan enkele Noordnederlandsche bladen. Plotseling is hij niet bezweken, reeds voor eenigen tijd beklaagde hij zich, dat zijn brieven uitbleven, de wijl lichaamslijden hem belette te werken; een slepende ziekte maakte een einde aan zijn jeugdig leven: zijne vrienden zullen hem niet vergeten. Moge het nooit aan werkzame, belanglooze en eerlijke mannen ontbreken, die zijne voetstappen drukken.
T.H. De Beer. |
|