Boekbeoordeeling.
Verzamelde Gedichten van Julius Vuylsteke, Gent bij Lod. De Vriese, uitgever, 1881.
Dit boek werd als een welkome gast in onze letterkunde begroet. Niet omdat het ons den dichter van 't studentenleven nader zou doen kennen - de nieuwe uitgave bevat eigentlijk niets nieuws van hem, alleen gedichten, die reeds sedert jaren in bundels of in den Studenten-Almanakzijn verschenen - maar wel vooreerst omdat de oude vrienden en vereerders van Julius' onbetwistbaar talent, daarin nu geheel zijn dichterlijk ‘bagage’ in eén boekdeel bijeen hebben, anderdeels omdat Vuylsteke's vroegere bundels sedert lang niet meer in den handel zijn en dus tot nog toe voor de jongeren onbekend bleven.
Dit verklaart den bijval die aan deze Verzamelde Gedichten te beurt valt.
Wij behoeven daarvan thans geene eigentlijke beoordeeling te geven; bij hunne verschijning werden Vuylsteke's verschillige bundels uitvoerig besproken en de verdiensten er van volkomen in het licht gesteld Wij zullen ons dus bepalen bij een vluchtig overzicht van den inhoud van het lijvig en netjes verzorgd voluum, dat daar voor ons ligt.
Het vangt aan met den cyclus Zwijgende Liefde, die voor de eerste maal in 1860 werd gedrukt, dus Julius eersteling. Reeds van in de eerste bladzijden kan men bemerken dat hij Heinrich Heine gelezen heeft en zich wel meer of min aan diens richting heeft geinspireerd. Het dient echter gezegd, dat Julius zijn eigene oorspronkelijkheid daarbij overal heeft weten te doen gelden.
Deze ‘Zwijgende Liefde’, die van 't begin tot het einde ‘platonisch’ blijft, vertelt ons de dichter als volgt;
II.
Menig jaar duurt reeds die liefde
die mijn kloppend ingewand
'k droom er dagen en nachten van,
vuriger dan ik zeggen kan.