De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 11
(1881)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 193]
| |
Dat eischt geen spoed.Ga naar voetnoot(1)Voor 't uur van nood, den tijd des ouderdoms,
Vergaar, zoolang het is in uwe macht:
De morgenzon schijnt niet meer in den nacht...
| |
I.Ik zal u niet zeggen of het dorp Repton, waar de broeders John en Karel Adams vroeger samen verbleven, dicht of ver van Londen is. Hetzij u voldoende te weten dat het een schoon dorp is. Ook, toen John Adams bleef staan, nu zoo wat vijf en dertig jaar geleden, op de kruin van Repton-Hill, en dat hij daar beneden zag, de huizen - de kleine kerk, waarvan het van versiering ontblootte portaal van twee edele ijpen voorzien was, onder welks takken hij zich zoo dikwerf had neergezet, de murmelende rivier, waarin hij zoo dikwerf had gevischt - den bogaard kriekelaars, waaraan rijpe vruchten als koraalbollen hingen; - als hij daar beneden zag, zeg ik, al die duurbare huiselijke gezichten - zóó aanzag ze ieder inboorling van Repton - toen vroeg John Adams zich denkelijk af, of hij wijs had gehandeld met aan zijnen broeder zijn deel der wèl bebouwde hoeve te verkoopen, die bij den dood huns vaders gelijk tusschen hen werd verdeeld. Die hoeve, bijna geheel gelegen in de omheining der afsluiting, strekte zich uit links van de plaats waar hij zich bevond. Hij beschouwde de weiden versch ontdaan van hun loof en genoot de welriekende geuren verspreid door het versche hooi; hij zag de nog niet binnen gedane oogsten vol rijke beloften; en het vadsige vee zich wentelende in het stille water van het groote voorhof. In eene afsluiting, daarvoor opzettelijk gemaakt, weidde het oude paard, dat zijn vader gedurende de laatste vijftien jaren zijns levens had bereden. | |
[pagina 194]
| |
Het dier, welks oogen verzwakt waren, leunde den kop op den barreel, hem half omkeerende, zooals hij het zich inbeeldde, naar den heuvel van waar hij het bemerkte. Het is waarlijk zonderling dat kleine dingen soms het hart der sterkste mannen kunnen bewegen, ja, en wat moeielijker is, dat der hoogmoedigsten!.. John Adams gevoelde nochtans op dit oogenblik geen berouw, zijne schoone akers land aan zijn broeder Karel te hebben verkocht. Hij was vol van het belang dat het bezit eener aanzienlijke somme gelds aan een jongeling geeft, die zich bijna zonder kans van gelukken, in eene moeilijke loopbaan gewaagd heeft, waar men, om te zegevieren, uiterlijk vertoog maken moet; en John Adams had juist aan zijn eenvoudigen naam de twee hoofdletters gevoegd: M.D. Nochtans, ofschoon hij niet eene enkele reden van verdriet had, en in spijt van het geweten zijner vergrootte macht, bleef hij naar den kant van de arme oude Ball zien, totdat de tranen hem in de oogen kwamen. Met de herinnering aan zijnen vader, door het zicht van het in zijnen dienst verouderd dier opgewekt, kwam hem de herinnering aan zijne ongeregeldheden, zijne gewoonten, zijne uitdrukkingen te binnen. Hij verwonderde zich, naarmate ze als voor eene monstering voorbij gingen, de duurbare oude korzelig en vervelend te hebben kunnen vinden. Veel meer, de talrijke aanhalingen die hij deed uit Poor Richard, schenen hem voor de eerste maal het gevolg eener gewone voorzichtigheid toe; en, de ruwe, maar wijze verzen, die hij ten antwoord gaf, als, in de vreugde zijns harten, hij hem zegde dat hij waarlijk van eene oude dame, moeder van drij huwbare dochters, vijf guiniën honorarium had ontvangen (hij zegde bijvoorbeeld niet waarom aan zijnen vader) sloegen sterker zijn geheugen dan ooit zijne ooren: Voor 't uur van nood, den tijd des ouderdoms,
Vergaar, zoolang het is in uwe macht:
De morgenzon schijnt niet meer in den nacht...
| |
[pagina 195]
| |
Hij herhaalde dien laatsten regel verscheidene malen, evenals zijn vader; maar daar zijne morgenzon op dit oogenblik schitterde, is het niet te verwonderen dat die herinnering vervloog, den indruk niet makende dien zijn vader, lang te voren, op hem had weten te weeg te brengen | |
II.Een jong, ongehuwd en schoon dokter, ongeveer drij duizend pond in den zak en ‘schoone hoop’ hebbende, is goed te verschoonen als hij luchtkasteelen bouwt. Eene zeer verstandige oude dame zegde mij eens: - Degenen die er geene op aarde hebben, zijn te verschoonen als ze de hunnen in de lucht bouwen; en degenen die de hunnen op aarde hebben, kunnen zich daarmede bevredigen. Zoo, nochtans, was John Adams niet. Hij bouwde en bouwde, trapsgewijs naar de werkelijkheid zijns toestands klimmende. Welke macht gaven hem drie duizend pond niet? Hij was benieuwd te vernemen of dokter Lee hem nu den rug zou toekeeren, als zij elkander voor eene raadpleging zouden ontmoeten; en of mister Chubb, de apotheker van het graafschap, hem nòg spottend zou vragen of hij zijne eigene voorschriften lezen kon? Dan droomde hij opnieuw. Deze gedachte was op dit tijdstip zoo onbepaald, dat het niet anders dan een droom kon worden genoemd. Zou het niet verkieslijker, voordeeliger zijn, geheel de uitoefening van zijn ambt op den buiten optegeven, om zich in de hoofdstad, te Londen te vestigen? Duizend pond, met verstand uitgegeven, met eenige aanbevelingen, zouden te Londen, veel doen - en die som was nog het derde niet van zijn erfdeel!.... Dit grootsch gedacht verdreef alle herinnering aan het verledene, al het gevoel van het tegenwoordige. De toekomst? Geheim... | |
[pagina 196]
| |
III.Vijf jaren zijn verloopen. Dokter John Adams bewoont een klein, maar prachtvol huis, in de buurt van Mayfair. Als men de wereld gelooft, heeft hij een voortreffelijk huwelijk gedaan. Hij heeft eene zeer schoone, hoog vermaagschapte juffer gehuwd; zij gaat door voor persoonlijk fortuin te bezitten, omdat, ofschoon eerst beginnend jong dokter, dokter Adams een groote trein voert. Zijn broeder Karel bewoont altijd de oude hoeve, waaraan hij, buiten de noodzakelijke herstellingen, weinig heeft veranderd. Nochtans, heeft ook hij eene vrouw genomen - een welopgevoed, beminnelijk, niet te min werkzaam jong meisje, wier huwelijksgift te klein was, om als bijzonderste verdienste in zijne oogen te hebben gegolden. Men mag dus zeggen dat de twee broeders langs de goede deur de wereld zijn ingetreden. | |
IV.De lezer heeft begrepen dat Karel Adams, die het besluit genomen had in zijn geboortedorp te leven, en te blijven wat zijn vader en grootvader waren, dat is te zeggen een eenvoudig landedelman, en dat wel eerder op een kleinen dan op een grooten voet, dat Karel in zich niet één dezer prikkels van den hoogmoed gevoelde, die de krachten aanzetten en den moed verhoogen. Karel Adams had juist genoeg van hetgeen men zegt als het vuur te zijn, ‘een goed bediende, maar een slecht meester,’ en dat deed hem gehoorzamen aan de ingevingen der voorzichtigheid - en van de Voorzienigheid had hij de gave, die we misschien boven al het ernstigst moeten wenschen voor degenen wier welzijn we willen verzekeren. Ten einde te beletten dat het deel der erfenis, dat aan zijnen broeder toekwam, in vreemde handen viel, had hij schulden gemaakt. | |
[pagina 197]
| |
Maar terwijl hij aan zijne landen alles besteedde wat noodig was om de opbrengst te vermeerderen, verminderde hij al zijne andere uitgaven, op krachtige wijze daarin bijgestaan door zijne vrouw, die besloten had stil te leven, met de grootste spaarzaamheid, tot dat kapitaal en intresten waren terugbetaald. Karel beweerde dat, zoo de schijn dien een man zich geeft, niet beantwoordt aan zijne middelen, dit eene schuldige poging is om het publiek te bedriegen; terwijl John het hoofd schudde en antwoordde dat het Karel wel gemakkelijk was dit te zeggen, daar niemand er zich aan verwachtte, dat de zak, waarin hij zijn graan naar de markt droeg, van fijn hollandsch lijnwaad was, maar dat het aan iemand, die een liberaal ambt uitoefent, onmogelijk is zich te Londen staande te houden zonder te ‘schijnen.’ Bij die woorden haalde Karel de schouders op, God dankende over de gunst die hij hem gedaan had hem te Repton te laten leven. | |
V.In den loop der volgende jaren, ontmoetten de twee broeders zich zelden, daar ze door hunne verschillende positie zich in verschillende werkkringen bewogen. Het was niet mogelijk te zeggen wie van beiden het welvarendste was. Dokter Adams deed verscheidene gelukkige genezingen, en door zich op die wijze te doen kennen, had hij weldra talrijke zieken uit den middenstand - dat wil zeggen noch zeer rijk noch zeer arm. Hij bezat een waarlijk zacht en beleefd karakter en was vriendelijk en oplettend voor allen, en het was een feit dat die zijner zieken met een klein vermogen, langer gezond bleven, dan degenen die groote goederen bezaten. Zijne vrienden schreven dat zoowel aan zijne menschlievendheid als aan zijne bekwaamheid toe; zijne vijanden beweerden dat hij van de ‘arme klanten’ niet hield. | |
[pagina 198]
| |
Er was misschien eene mengeling van waarheid in die twee verklaringen. Het geld dat de dokter voor zijn deel land had ontvangen, was verteerd, daar valt niet aan te twijfelen, voordat zijne inkomsten de hoogte zijner uitgaven hadden bereikt. Vreemd om aan te stippen, op het tijdstip dat zijn broeder, de pachter, al zijne leeningen had terugbetaald, zat John Adams in schuld, niet voor eene groote som, maar genoeg om zijnen ‘schijn’ tot een zeker punt verdacht te maken. Die geldverlegenheden, wij moeten hem dit recht laten wedervaren, waren niet van langen duur. Hij werd de verlangde dokter; en vóór dat de welstand hem het hoofd had gedraaid, hij had door den toevloed van rijkdom, al zijne schuldeischers betaald. Dan was zijne vrouw het met hem eens ‘dat ze volgens hun verlangen konden leven.’ | |
VI.Het gebeurde dat Karel Adams tegenwoordig was, toen die opmerking gemaakt werd. Die omstandigheid spreekt in het voordeel der twee broeders, daar ondanks hun verschilligen stand in de maatschappij, de genegenheid hunner kindsheid niet het minst was verkoeld. De geldkwestiën der eerste tijden die, gewoonlijk en al te dikwijls de oorzaak zijn van oneenigheid tusschen de leden eener familie, hadden in niets hunne wederzijdsche gevoelens veranderd. Zij zagen elkander minder, maar altijd met vreugde, en zij scheidden met leedwezen. - Waarlijk! riep de dokter zegevierend uit en een blik rond zijn prachtig vertrek werpende, terwijl hij zich op een lange-stoel uitstrekte - een toen nieuw prachtmeubel - waarlijk! het is een aangenaam gedacht te weten dat men zonder schulden is. - ‘En nochtans’ zegde zijne vrouw, zou het niet voorzichtig zijn dat te herhalen in den kring onzer kennissen. - ‘Waarom niet?’ vroeg Karel. | |
[pagina 199]
| |
- ‘Omdat zulks bewijzen zou dat wij er gehad hebben,’ antwoordde de dame. - ‘In elk geval,’ zei John, zal ik me niet te verwijten hebben nuttelooze uitgaven te hebben gedaan, daar ik eerst gedacht heb om mijne schulden te betalen; nu kan ik geheel volgens mijne fantazie leven. - ‘Ik geloof het niet,’ sprak Karel. - ‘Gij gelooft het niet!’ hernam Mistress Adams op verwonderden toon.’ - ‘Ik geloof het niet!’ riep John uit. ‘Ben ik het niet die het geld verdien?...’ - ‘Toegestaan, waarde vriend: zeker verdient gij het,’ zegde Karel. - ‘Waarom zou ik het dan niet kunnen verteeren zooals mij het best bevalt? Bestaat er eene reden die mij beletten zou aldus te handelen?’ Als om een dramatisch effekt te geven aan de meening van Karel, opende de voedster op dit zelfde oogenblik de deur en vier kleine kinderen snelden de kamer binnen. - ‘Ziedaar vier redenen om uwe inkomsten niet volgens uw eigen fantasie te verteeren; tenzij het niet in uw plan valt hun iets achter te laten,’ antwoordde Karel zeer ernstig. - ‘Het is mijne overtuiging,’ merkte Mistress Adams aan, op den half gekwetsten toon eener zwakke vrouw, als zij de waarheid verneemt, ‘dat John niet noodig heeft er aan te worden herinnerd, welke zijne verplichtingen jegens zijne kinderen zijn. Hij was altijd de liefderijkste der vaders.’ - ‘Een vader kan liefderijk en onzinnig zijn,’ zegde Karel, die bezonder engelschman was in zijne manier van raad geven. ‘Wat mij betreft, ik zou mijne kleine Mary en Anna niet kunnen omhelzen als ik des avonds naar bed ga, indien ik niet gevoelde dat ik reeds iets vergaarde, dat vermeerdert om hun later te laten leven, - een steun dien ze boven alles zullen noodig hebben, als hunne ouders hun zullen ontnomen zijn, zooals dat in den loop der jaren moet geschieden.’ - ‘Zij zullen trouwen,’ zegde Mistress Adams. - ‘Dat is twijfelachtig,’ antwoordde Karel. De vrouwen | |
[pagina 200]
| |
zijn op onze dagen zeer afhankelijk. Wat ervan zij, zoo God me zegent, wil ik dat mijne dochters, als ze schoon zijn, nooit uit armoede gedwongen zijn eene onwaardige verbintenis aan te gaan; en dat, zoo ze leelijk zijn, zij genoeg hebben om te leven zonder echtgenoot.’ - ‘Gij kunt dat gemakkelijk doen, Karel,’ zei de dokter, ‘daar ge groote akers land hebt om u te onderhouden; daar ge tot niet ééne uitgave, tot niet ééne pralerij verplicht zijt. Gij kunt van den maandag morgen tot den zaterdag avond uwe linnen kleederen, die bij u gesponnen werden, aanhouden, gij geeft nooit anders aan uwe bezoekers dan bier, dat bij u gebrouwen werd, aalbezienwijn, of, bij toeval, eene flesch porto; terwijl ik - de hemel helpe me! - verplicht ben ijlings te vertrekken met een prachtrijtuig, genoodigden te ontvangen, en voor mijn ambt den schijn te hebben veel geld te winnen, wanneer meermaals een guinie eene gansche week in mijnen zak alleen blijft. - ‘Ik wil u over het verledene niet spreken, John,’ zei Karel, ‘onze gedachten stemmen nu beter overeen dan tien of twaalf jaar geleden. Ik wil over het toekomende en tegenwoordige spreken. Nu zijt ge van uwe schulden ontslagen, in de kracht der jaren, en ge trekt een schoon inkomen; maar, wat ik u bidden mag, verteer het niet zooals het komt. Leg wat op zijde voor uwe kinderen, voorzie in hunne toekomstige behoeften door eene verzekering op het leven of door eenig ander der talrijke middelen die tot ons aller beschikking staan. Laat u door de gezondheid niet verraden, of medeslepen door de bekoring uitstalling te maken en eene inkomst geheel te verteren, waarvan het wezen volstrekt van het toeval afhangt.’ - ‘In waarheid,’ murmelde Mistress Adams, ‘ge zijt in staat iemand wel bezorgd te maken!’ Karel bewaarde het stilzwijgen, en wachtte op het antwoord zijns broeders. - ‘Mijn waarde Karel,’ zegde deze eindelijk ‘er is veel waarheid in wat ge zegt - zeker veel; maar ik kan mijne levenswijze niet veranderen, hoe vreemd u dat ook moge | |
[pagina 201]
| |
schijnen. Zoo ik veranderde, zou ik mijne zieken verliezen. En vooreerst, moet ik mijne kinderen opvoeden; dat is een noodzakelijke plicht, niet waar?’ - ‘Voorzeker. Dat is een deel van den voorraad waarover ik gesproken heb - maar niet alles, een deel slechts. Zoo gij de middelen hebt beiden te geven, is het uwe plicht het te doen; en die middelen hebt ge. Wat zeg ik?... Waarde zuster,’ ging Karel voort, zich naar Mistress Adams keerende, ‘wees niet verstoord of lastig op mij. Ik spreek voor het geluk, voor het welzijn uwer kinderen; het is om te voorkomen dat ze door de praktiek kennen wat wij kennen door de leer, - te weten, dat de wereld hard, ruw, ongevoelig is voor degenen die hare hulp behoeven. Het is om te voorkomen dat ze een mogelijk ongeval ondervinden.’ Mistres Adams barst in tranen los en verliet de zaal. Van toen af was Karel overtuigd dat ze de gedachten niet deelde, die hij had uitgedrukt. - ‘Zeker,’ zegde John, ‘ik wil dat mijne kinderen iets vinden; maar dat eischt geen spoed, en...’ - ‘In dit geval, mag men niet aarzelen, onderbrak Karel; ieder mensch wil dat zijne kinderen iets vinden. God beware me een mensch te veronderstellen, slecht genoeg om te zeggen: Aan mij zijn die kinderen verschuldigd op de wereld te zijn gekomen. Ik heb ze aan de weelde gewoon gemaakt, die ik zelf genoot, en nu zal ik hun van dit alles beroofd laten en ze zullen hunnen weg zelf in de wereld moeten zoeken. Niet een enkel mensch kan het gelaat dezer onnoozele kinderen aanschouwen, en dàt zeggen. Maar zoo ge niet een deel der middelen, welke gij bezit, besteedt om die kinderen het onverwachte der toekomst te besparen, dan handelt gij alsof ge besloten had hen in de onstuimige waters dezer stormachtige wereld te werpen.’ - ‘Maar, Karel, het is mijn inzicht te doen al waar gij over spreekt. Het is niet te verwonderen dat de arme Lucy uwe woorden niet kan aanhooren, wanneer ik zelven, uw eigen en eenige broeder, ze streng en vol verwijten vind. Het is niet te | |
[pagina 202]
| |
verwonderen dat dit het geval is; natuurlijk is mijn inzicht mijne kinderen iets na te laten.’ - ‘Doe het dan,’ zegde Karel. - ‘Waarom dadelijk? Ik wil het zóó; maar ik kan het nu niet. Ik heb reeds gezegd dat er geen haast bij is. Ge moet me een weinig tijd geven...’ - ‘Er zal een dag komen, mijn waarde John, dat, zonder woordspeling, de tijd u den tijd niet geven zal. Ge hebt over en weer uwe schulden verteerd, meer dan de vader van vier kinderen het recht heeft te verteren. De verplichtingen der ouders tegenover hunne kinderen, te dien opzichte, hebben zich met meer kracht dan gewoonlijk aan mijnen geest voorgedaan, want onlangs ben ik getuige der gevolgen geweest. Ik heb de ellende gezien die de nalatigheid veroorzaakt. Eene familie van Repton, is letterlijk zonder iets gelaten, door een man, die een ambt had, dat hem vijf honderd pond, per driemaanden betaald, opbracht. - ‘Die man, om de waarheid te zeggen, schijnt me niet plichtig. Wat kon hij terzijde liggen van vijf honderd pond per jaar? Hoe had hij met minder kunnen leven?’ antwoordde de dokter. - ‘Hij moest met vier honderd pond leven en eene verzekering op het leven ten voordeele zijner kinderen nemen. Veel meer, ging Karel voort, met al de deftigheid die zijne gevoelens hem ingaven, de mensch die de voorzorg niet heeft de bestaanmiddelen zijner kinderen zonder steun te verzekeren, tot dat ze zelf in staat zijn in hunne noodwendigheden te voorzien, kan geen redelijk mensch worden genoemd. De wetten moesten een dergelijk mensch verplichten om voor een deel bijtedragen tot het vormen van een kapitaal, bestemd om de uitbreiding van de ergste der armoedes tegen te houden - degene die valt op de kinderen van goede geboorte, ten gevolge der nalatigheid of baatzucht der ouders. God, in zijne wijsheid, en voorzeker in zijne barmhartigheid, heeft de arme weduwe van den man op wien ik zinspeelde, eene maand na zijn dood, tot zich terug geroepen; en het kind, wiens voedsel, sedert zijne geboorte, met bitterheid gemengd was, volgde | |
[pagina 203]
| |
haar eenige dagen later. Ik heb met eigene oogen gezien, zeven kinderen die de lijkbaar volgden, welke ze aan de openbare liefdadigheid verschuldigd waren; ik heb er drie gezien die door het armenhuis werden opgenomen en de vier oudsten verspreid in eenige medelijdende werkmansfamiliën, die beproefden hunne jonge zachte handen, gewoon aan de fijnheid der zijde, te gewennen aan de grove te huis vervaardigde stoffen. Ik vraag u, John Adams, hoe zal de man dezer vrouw, de vader dezer kinderen, voor God kunnen verantwoorden, als hem rekenschap zal worden gevraagd over zijn ambt van beheerder? - ‘Ik erken de waarheid van wat ge zegt - en het is waarlijk droevig,’ merkte dokter Adams op. Ik wil iets doen om mijne echtgenoote en kinderen te verzekeren tegen de mogelijkheid van een dergelijk ongeluk, ofschoon ik verzekerd ben dat de familie van Lucy, welk ongeluk mij overkwame, zou komen, en...’ Karel onderbrak dezen zin, dien zijn broeder moeilijk kon voleinden. - ‘En moogt ge verhopen dat verwijderde bloedverwanten en zelfs nadere bloedverwanten zullen doen wat gij verwaarloosdet, gij wiens plicht het is? Of wilt ge deze duurbare wezens overlaten aan de vernedering der afhankelijkheid wanneer, door de opoffering of vermindering dezer prachtige kleederen, die, zoo men er niet met zorg op waakt, in getal toenemen en ten laatste noodzakelijk worden, gij hun het noodige en de onafhankelijkheid kunt nalaten? Wij rekenen allen op de bedaardheid van het doodsbed - verschrikkelijk genoeg, zooals het komt - verschrikkelijk zelfs, wanneer we door de duisternis heen de opkomende zon der rechtvaardigheid in vollen glans zien verschijnen: - verschrikkelijk, ofschoon onze hoop groot zij in Hem die onze sterkte is; maar zoo wij ons schuldig gevoelen de plichten te hebben verwaarloosd, die we op aarde moesten vervullen, dan zal de vallei van de schaduw des doods waarlijk somberzijn... Ik zou nochtans den schijn niet willen hebben, waarde broeder, u eene preek te houden, maar wel u eene waarheid te doen begrijpen; en ik heb | |
[pagina 204]
| |
de hoop dat gij de mogelijkheid zult weten te vermijden, dat die duurbare kinderen gevoelen wat ze zullen moeten gevoelen, verdragen wat ze zullen moeten verdragen, zoo gij naar de andere wereld vertrekt zonder uwe verplichtingen te hebben gehouden jegens hen, en, door hen, jegens de maatschappij, op dit punt. | |
VII.Als Mistress Adams dienzelfden dag haren schoonbroeder aan tafel ontmoette (het was vóór vijf en twintig jaar nog de gewoonte in den dag het middagmaal te gebruiken) scheen zij gekrenkt. Zij toonde zich natuurlijk welopgevoed en kalm, maar het was stellig dat Karel haar mishaagd had. Op tafel was alles om ter best, volgens gewoonte. Onder de gasten was er niet één die den dokter niet overtrof in stand of fortuin en deze bezonderheid was allen bekend. Lieden die hooger willen springen dan ze kunnen, maken somtijds een valschen stap, maar altijd een gevaarlijken. Als Karel de blikken wierpop het prachtig zilverwerk en de goed geoefende bedienden; als de kinderen, bij het einde van het maal, werden binnengeleid, en ieder genoodigde hunne schoonheid roemde - drukte eene onvrijwillige huivering zijn hart samen en hij beschuldigde zich bijna van eigenbelang door zich voldaan te gevoelen bij de gedachte aan den vergaarden voorraad voor zijne eigene kleinen, die even schoon, even goed opgebracht en even gelukkig waren in hun duurbaar buitenverblijf. Den volgenden dag, begaf hij zich terug naar Repton, gerustgesteld door de belofte die zijn broeder hem voor zijn vertrek had gedaan, van waarlijk eene groote som terzijde te leggen om eene regelmatige verzekering op het leven te nemen. | |
VIII.- ‘Mijn waarde John,’ sprak de vrouw van den dokter, wanneer brengt men het nieuwe rijtuig? Ik dacht dat het | |
[pagina 205]
| |
overeengekomen was dat het deze week moest afgeleverd worden? Het oude scheen vandaag wel oud, als ge zijt uitgegaan voor uwe bezoeken, juist op 't oogenblik dat dokter Fitzlane voorbij reed in zijn nieuwe, chocolaadkleurige halfkoets. Het lijdt geen twijfel of dit chocolaadkleurig rijtuig, met blauw gevoederd en de livreis insgelijks blauw, moet schoon zijn. - ‘Goed, Lucy, ik denk dat dit te licht is, - de livrei, wel te verstaan, - voor een M.D., minder schreeuwende kleuren passen veel beter. Wat een nieuw rijtuig betreft, ik heb het niet vast besteld. Ik zie niet in waarom ik mijne zaken niet zonder dat zou kunnen doen. Ik ben bijna van gedacht er mij van te berooven en voor iets anders het geld te gebruiken bestemd voor mijn eigen rijtuig.’ - ‘Voor wat?’ - ‘Eene verzekering op het leven te nemen. Er is veel waarheid in wat Karel voor eenige dagen zegde, ofschoon hij een weinig ruw spreekt, wat niet in zijne gewoonten is; maar hij verstond de zaak en ik versta ze ook; het is dus mijn inzicht, zooals ik zeg, in onze uitgaven zachtjes te gaan - ten minste tot het volgend jaar - en het gespaarde geld te gebruiken om eene verzekering te nemen.’ | |
IX.Het is moeielijk te gelooven dat eene vrouw, in den toestand van Mistress Adams, tegenwerpingen maakte op een plan zoo stellig in haar voordeel en in het voordeel harer familie; maar zij was eene dier personen die eenen tegenslag der fortuin niet gaarne als mogelijk aanzien - die de zorgen zoolang mogelijk verwijderen - en die meer genoegen scheppen in het tegen-tegenwoordige mild zijn, dan in het sparen voor de toekomst. - ‘Ik ben zeker,’ zegde zij op dien half gemaakten, half knorrigen toon die een zwakken geest verraadt - ik ben zeker dat, zoo mij eenig ongeluk gebeurde, ik van den slag zou sterven, en mijne familie zou gansch natuurlijk in de noodwendigheden mijner kinderen voorzien. Ik kan de gedachte niet verdragen eenig voordeel uit uwen dood te trek- | |
[pagina 206]
| |
ken. En waarlijk, de zaken gingen niet zooals ze gaan, - en dokter Leeswor, twee deuren verder, heeft een zoo schoon rijtuig gekocht - uwe zieken zijn ten minste tweemaal zoo sterk als de zijnen; en dan, waarde John, ge waart nimmer zoo gezond; het is niet noodig die verzekering te nemen, die me zooveel leed doet. Na den aankoop van een nieuw rijtuig, kunt ge beginnen te sparen en in eenige jaren zult ge genoeg voor de kinderen verzameld hebben; en ik zal de doodende gedachte niet hebben dat een levend wezen van uwen dood zal genieten. Lieve John, ik bid u, denk niet aan die verzekering, die me zooveel leed doet; dat is misschien goed voor een man als uw broeder - een man zonder smaak; maar die er juist aan houdt zich de zedelijke kwelling van een dergelijk vooruitzicht te geven.’ Mistress Adams sprak nog lang; en de dokter die de praal beminde en die niet wenschte dokter Leeswor, zijn bijzonderen mededinger, of zelfs dokter Fitzlane, meer geroepen dan hij te zien, voelde zich sterk genegen om een nieuw rijtuig te laten komen. Hij dacht dat het zeker aangenamer zijn zou te sparen dan te verzekeren, hij besloot te beginnen zoodra het nieuwe rijtuig was aangekocht. Als de lieden in welstand verkeeren, dan doen een tiental of een twintigtal ponden weinig; maar het is wel moeielijk zich van die gewoonten van verkwisting te ontdoen. Talrijke zaken verzetten zich in het vervolg het plan van den dokter, nl. te sparen, ten uitvoer te brengen. Mistress Adams werd ziek en een verblijf voor een of twee winters in den vreemde werd noodzakelijk. De oudste der jongens moest naar Eton gaan. Daar hunne moeder niet te huis was, werden de kleine meisjes naar de school gezonden. Hoe slecht het huisbeheer van Mistress Adams ook was, was het toch altijd beter dan hare afwezigheid. Hadde de dokter zijne ontvangsten gestaakt, dan hadden ‘zijne vrienden’ beweerd dat zijne zaken niet goed stonden, en zijne zieken hadden hem minder bekwaam gedacht; daarbij ondanks zijne lasten die verzwaarden, vond hij dat hij mid- | |
[pagina 207]
| |
delen genoeg had niet om te sparen, maar om te verteren zonder schulden te maken of zonder gehinderd te zijn. Dikwerf kwam de belofte, aan zijnen broeder gedaan, hem door den geest, maar hij vergat ze spoedig, daar hij zelfs zoo ver was te gelooven, dat de zaak voor het oogenblik onmogelijk was. Toen Mistress Adams terugkwam, beklaagde zij zich dat de zorgen die de kinderen vergden hare zenuwen vermoeiden en hare krachten te boven gingen, en de teederheid haars echtgenoots voor haar, deed hem besluiten zijn geliefdkoosd plan te laten varen zijne dochters onder zijn dak terug te roepen. In den loop der tijden, werden hun nog twee andere kinderen geboren, en hunne middelen volgden nog hunne uitgaven. Kortom, gedurende tien jaren was de dokter de gunsteling van die klas van lieden die voor de fortuin zich buigen. (Wordt voortgezet.) Edward Van Bergen. |