gek gehouden te zijn - verkleed (!) ze naar eene dorpskermis gaat opzoeken, en, omdat ze weigert met hem nog in betrekking te komen, haar het leven beneemt door haar te verdrinken! En dat alles doet hij zonder eens na te denken wie hij is, en wat zijn plicht en zijne roeping hem opleggen! -
Nog meer: later gaat hij het huis van eenen blinde - die dienzelfden nacht met zijn dochterken omtrent de plaats vertoefde waar dit schelmstuk werd gepleegd - in brand steken, omdat deze zijn stilzwijgen voor geen goud ter wereld wil laten afkoopen! Hij is dus laffe moordenaar en brandstichter, en dat voor een lichtzinnig meisje, hij de wijsgeer, die zich eerst zoo deftig voordoet en zooveel ernst, verstand en beschaving aan den dag legt! Mij dunkt dat een dergelijk man wel kan verlieven en warm verlieven zelfs, maar dat hij het tot zulke laagheden zou brengen, is onaannemelijk. - Voegen wij daarbij dat, indien de vier eerste bedrijven ingekrompen en tot twee enkele waren samengesmolten, het stuk er aanzienlijk veel zou bij winnen, want daarin komt toch menig tooneel voor, dat niet tot de ontknooping van het drama leidt en er gemakkelijk kan uitgelaten worden. Ook het tooneel der verdrinking is te lang gerokken.
Overigens komen in het ‘Geheim van den Blinde’ toch treffende tooneelen voor, die door de heeren Hendricx, Rans, Van Sandt, Poolman, Lejour en Desomme en de dames Rans, Van Sandt-Daenens, Desomme en Tormijn op echt kunstvolle wijze werden weergegeven.
***
De 19e dezer maand zal mij steeds, onder opzicht van tooneel, een heugelijke dag blijven. Toen was het dat ik voor de eerste maal de alom gevierde Mej. Beersmans op het tooneel zag verschijnen. Hoe zal ik de buitengewone gaven dier vrouw als kunstenares naar waarde schatten! Buitengewone gaven voorwaar! want op dat gebied der moderne dramatische kunst meen ik niet dat hare weêrga in gansch Nederland bestaat! Mij dunkt ik zie haar nog, in rouwgewaad, als schuldige echtgenoote in de hoofdrol der ‘Bedelares’ optreden. Hoe natuurlijk, hoe indrukwekkend hare houding en gebaren, wanneer zij, het hart vol naberouw over haren misstap, hare schoonmoeder om vergiffenis komt smeeken! Waarlijk hartroerend doet zij de belijdenis harer schuld, derwijze, dat men zich van lieverlede tot medelijden voelt opgewekt en haar vergeving zou schenken. En hoe driftig ontvlamt de moederliefde weer in heur hart, wanneer hare schoonmoeder haar laat verhopen, dat zij, alvorens een eeuwig afscheid te nemen, haar kind misschien nog eens zal mogen omhelzen...
Hoe sober, maar hoe edel zijn hare bewegingen! Bij haar spel zou men zeggen dat men de werkelijkheid vòor zich heeft, waardoor zij dan ook mijne verwachting verre overtrof.