De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 11
(1881)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 37]
| |
Nederlandsch tooneel.Antwerpen.
| |
[pagina 38]
| |
b.v. den advokaat Jacob Huweins, die het volk tot oproer en geweld aanzet, niet om het te bevrijden, maar wel om het aan Frankrijk te verkoopen! Wanneer Dufossé den naam van Huweins verneemt, gelast hij zich volgaarne met eene boodschap voor hem, hopende dat hij op die wijze de noodige stukken zal in handen krijgen om het volk te overtuigen dat Huweins een verrader en een snoodaard is en aldus zijnen val te bewerken. Dufossé heeft zich niet bedrogen: hij heeft Huweins in zijne macht en zijne wraak begint. Dufossé maakt thans zijnen pleegzoon Hugo met zijne ware geschiedenis bekend en zet hem aan zijnen vader te wreken; Hugo is bereid, maar wanneer hij hoort dat de moordenaar Huweins is, de vader zijner beminde Lidwina, dan aarzelt hij, dan voelt hij zich den moed ontzinken. De oude Dufossé heeft goed hem aan te vuren; Hugo kan geen besluit nemen. Eindelijk nogtans verneemt hij dat de verrader Huweins, om zijne eer en zijn hoofd te redden, mannen heeft betaald die Dufosse de papieren moeten ontnemen, welke Olivier Ledain hem gaf, en dat ze zelfs voor geen moord moesten terugdeinzen, om die kostbare papieren machtig te worden. Thans is Hugo's besluit genomen, hij gaat Huweins op zoeken, daagt hem uit tot een tweegevecht en doodt hem, op 't oogenblik dat Vrouw Huweins, door Dufossé onderricht, verneemt dat Hugo's haar kind is, den zoon dien ze zoovele jaren heeft beweend. Zij smeekt hem komt van dit tweegevecht aftezien, - daar Huweins zelf zijn vader is!... Het is telaat, de wraak van den alchimist is volvoerd! Uit dit onderwerp, dat de noodige stof tot een boeiend melodrama bevatte, heeft de schrijver onzes inziens niet op voldoende wijze partij getrokken; zijn stuk berust geheel op de mannenrollen; de vrouwen hebben er slechts eene zeer ondergeschikte rol in. Zonder twijfel zou zijn werk oneindig erbij gewonnen hebben indien het vrouwelijk element wat meer op den voorgrond ware getreden en indien hij aan die natuurlijkste aller hartstochten: de liefde, een ruimer aandeel had gegeven. De taal, die Hendrik Peeters zijne personen spreken laat, is krachtig, mannelijk, zuiver en beschaafd. Verders, vele gezonde frissche gedachten. Ook werd meer dan één tooneel, dat met zorg en kennis is aangelegd en voorbereid, warm toegejuicht. De uitvoering liet nogal te wenschen: | |
[pagina 39]
| |
met uitzondering der heeren H. Van Kuijk, Jos. Dierckx en Dilis, verdient eigentlijk niemand te worden aangehaald. De rollen waren niet genoeg gekend en talrijke haperingen kwamen den gang van 't werk vertragen. Zegher.
N.B. - Te laat ingekomen het verder verslag over de opvoeringen der maand. Dit dus voor het volgend nr. Redactie. | |
Gent.Waarde Vriend,
Ons Nederlandsch Tooneel is onder de beste voorwaarden het nieuw seisoen ingetreden. Evenals het vorig jaar heeft ook nu weer het personeel eene aanmerkelijke verandering ondergaan. Men zegt dat, verleden jaar - onder de dames actricen - de goede verstandhouding nog al te wenschen overliet. En wat zal ik u zeggen, die oneenigheid had juist geene onbegrijpelijke oorzaak. Wanneer eene kunstenares langen tijd de lievelinge van 't publiek is geweest, en eensklaps een weinig wordt in de schaduw gesteld door eene vreemde, dan... dan komt er jaloerschheid in 't spel, gevolgd door meer andere nog minder lieflijke dingen. En ge weet, wanneer, vooral op kunstterrein, de schoone kunne ondereen aan 't haspelen is, dan kan men moeilijk tusschen beide treden, om op verzoening aan te dringen. Overigens, de Bestuurder, begrijpend wat partij hij trekken kon uit het talent van Mev. Buderman, die eene zeer lieve en uitgebreide stem bezit, hield zich onzijdig. Het gevolg van dat alles was.... het ontslag van Mijnheer en Mevr. Rans. - Vooral wat den heer Rans betreft, mag dat heengaan een verlies genoemd worden. Hij is een uitstekend tooneelist, en genoot over 't algemeen hier veel sympathie. Beide artisten, man en vrouw, zijn nu aan het Brusselsch tooneel verbonden.
* * *
Zooals gij reeds in den Bode hebt gemeld, had alhier de opening plaats met ‘Jane Shore,’ historisch drama van uwen stadgenoot Frans Gittens. Het stuk genoot hier, zoo als in Antwerpen en Brussel, veel en wèlverdienden bijval. | |
[pagina 40]
| |
Onder de verder nog vertoonde nieuwe stukken, stippen wij aan: ‘Roosje van den veldwachter’ van Hendrickx en De Tière, een stuk, dat zeer veel genoegen deed en reeds verscheidene opvoeringen heeft beleefd. De Ekster en de dienstmeid, een zeer oud uit het fransch vertaald tooneelspel, dat zijn succès van vroeger heeft hervonden. Het is een van die degelijke, altijd nieuw blijvende stukken die eeuwig op het repertorium zullen blijven. De opvoering was goed verzorgd. Wie er bijzonder in uitmuntte, was Mej. Marie Deterre, nog maar onlangs aan ons Tooneel verbonden. Wij meenen den bestuurder M. Fauconnier met deze aanwinst geluk te mogen wenschen. Mej. Marie Deterre heeft aanleg om eene volmaakte kunstenares te worden. Sober, niet overdreven is zij in hare gebaren, wat haar spel waar en natuurlijk maakt. Daardoor ook maakt zij zooveel indruk op 't publiek. Bovendien spreekt zij eene sierlijke taal, en bezit een zacht, aangenaam orgaan; kortom, zij is actrice, in den besten zin des woords. Als tegenhanger hebben wij Mej. Zenaîde Fauconnier, eene puike ingenue-rol. Mevr. Buderman is eene zeer verdienstelijke soubrette die met hare omvangrijke stem veel bijval geniet. Mevrouw Eug. Deterre (moeder) kan nog steeds als gewetensvolle hoofd- en moederrol, vele diensten aan ons Tooneel bewijzen. Buiten de bekende artisten, zooals Wannyn, Van den Kieboom, Buderman, Barger, Cockelberge en De Maertelaere, die ons van jaar tot jaar getrouw bijblijven, hebben wij twee nieuwelingen: de heer Antheunis, een hier te Gent gunstig gekend zanger, tevens een veel belovend tooneelist, en Ruysbroek, onze nieuwe amoureux. Alle jaren bijna zien wij dat emploi van titularis veranderen; in dat opzicht zijn wij niet gelukkig. De nieuw aangeworvene geeft andermaal geene volkomene bevrediging. Niet dat het den heer Ruysbroek aan dramatische verdiensten ontbreekt, maar vooral diende hij zich op eene klare duidelijke dictie toe te leggen en wat meer gloed, wat meer bezieling aan zijn spel te geven. Verliefden moeten door hunne stem, gebaren en handeling de scène warm maken - en dat kan de heer Ruysbroek nog niet. Evenwel erkennen wij volgaarne dat hij en met goeden wil en studie, er toe komen kan de minaarsrollen tot elks genoegen te vertolken. Men heeft reeds verscheidene operetjes opgevoerd, waaraan Antheunis en de dames Buderman, Z. Fauconnier en M. Deterre, hunne beste krachten wijdden. Thans wordt met buitengewonen bijval opgevoerd een door J. Wytinck bewerkte vertaling van La fille du tambourmajor, een keus die door de Gentsche Vlamingen niet onverdeeld wordt goedgekeurd... Kwestie van princiep. Voor het oogenblik verkies ik dit vraagpunt onaangeraakt te laten; | |
[pagina 41]
| |
ik ben alleen voornemens alles goed ga te slaan en uwe talrijke lezers op de hoogte van den toestand te houden. Het schijnt, overigens, niet in bedoeling van den heer Fauconnier te liggen, voor dat genre alleen bij de Franschen ter leen te gaan. Ben ik goed ingelicht, dan zijn ook reeds verscheidene oorspronkelijke zang- en tooneelspelen ter studie. Ten slotte een woordje van wèl verdienden lof aan den heer Wannyn, die, sedert het vertrek van zijnen kunstbroeder Rans, zich met het ambt van tooneelmeester gelast, en die zich eervol van die moeilijke en kiesche taak weet te kwijten.
Z.V.A. | |
Brussel, den 9n Januari 1881.Heer Redacteur,
Ik val met de deur in huis, en heb het genoegen den lezers van onzen Bode te mogen beloven dat zij voortaan maandelijks verslag zullen krijgen over de vertooningen en den toestand van ons Nationaal Tooneel: één mijner vrienden zal zich daar gewillig verder mêe gelasten. Dus, dit episteltje als inleiding. Een terugblik: Menig goed stuk werd tot heden opgevoerd, en met kunde gespeeld. Van die stukken is Jane Shore, van Gittens, het évènement geweest. In dit drama heeft Mevrouw Van Sandt-Daenens eene dramatische kracht aan den dag heeft gelegd, welke men bij haar niet vermoedde. Betreffende de samenstelling van den troep, hebben wij onder de nieuw aangekomenen: Mr en Mevr. Rans-Overheyden, Mr en Mevr. Poolman. De eersten zijn, meen ik, oude bekenden van de bezoekers van uw Antwerpsch tooneel; beiden genieten wèlverdienden bijval, en winnen aller sympathie, vooral Mev. Rans, door haar levendig, ongedwongen spel. De laatsten, Mr en Mevr. Poolman, zijn even goed in hunne rollen te huis: deze speelt heel lief en netjes, gene met zekere soberheid in de uitdrukking, doch daarom niettemin met kracht en gloed. De andere artisten zijn de ‘ouden’, die voor goed, en niet zonder reden, in de gunst van het publiek staan.
***
Heden Zondag en morgen Maandag, vertooning der Twee Weezen. Aangekondigd: Het geheim van den Blinde, door Peypers. Van | |
[pagina 42]
| |
dit oorspronkelijk drama verwacht men denzelfden bijval als het te Amsterdam en te Antwerpen bekwam.Ga naar voetnoot(1)
***
Een nieuwsje: Mevr. De Somme-Gassée, de zoo gewaardeerde tooneelspeelster: nu bijna van eene vrij ernstige ziekte hersteld. Onze beste gelukwenschen aan die kunstenares!
***
Ten slotte eene hoofdquestie, die hier in de Vlaamsche kringen, en ook in onze pers, algemeen besproken wordt: een nieuwe Schouwburg. Ziehier, volgens de Zweep in weinige woorden waarvan er voor 't oogenblik kweste is: ‘De Alhambra kost aan de Stad 40,000 frank jaarlijksche huur, en is onder alle opzichten nadeelig voor het Vlaamsch tooneel. Vooreerst, die maar al te groote Schouwburgzaal kan noch behoorlijk verwarmd noch verlicht worden. Vervolgens bevindt zij zich in eenen staat van verval, dat er wel 100,000 fr. kosten moeten gedaan worden, om er voortaan nog vertooningen te kunnen in geven. De Alhambra is onder alle opzichten voor eene Vlaamsche tooneel-onderneming veel te nadeelig, daar de algemeene bestuurkosten van die al te groote zaal het dubbel beloopen van de andere brusselsche Schouwburgen! De Stad wil het Vlaamsch Tooneel in het leven houden, omdat het aan eene wezenlijke volksbehoefte voldoet, en daarom wordt de zaak thans door Stad en Tooneelbestuur ernstig onderzocht. Er bestaan reeds een drietal plans, voor het bouwen van eenen Schouwburg in het kwartier dat rond de nieuwe Beurs gelegen is, wil zeggen, de beste ligging der Hoofdstad. De Nieuwe Schouwburg zal meer dan 1200 gezetene personen kunnen bevatten, en de gevel zal in Vlaamschen stijl gebouwd worden. Te oordeelen naar het plan - dat wij bedoelen - zal de nieuwe Schouwburg, een schoone tempel voor onze Vlaamsche kunst wezen.
***
Hetgeen met die zaak in nauw verband staat is de toelage van 15.000 frank, die de Staat jaarlijks aan ons tooneel geeft. Volgens zekere geruchten, die overal nog al ingang vinden, zou de afschaffing dier toelage reeds eene besliste zaak zijn. De Zweep meldt zelfs dat al de Brusselsche Volksvertegenwoordigers in gehoor zijn geweest bij den | |
[pagina 43]
| |
heer Minister van Binnenlandsche Zaken, opdat hij, zooals vroeger, he Nationaal Tooneel de geldelijke ondersteuning blijve verleenen. Wij hopen dat dienaangaande nog niets ongunstig is besloten, en dat een Minister als de flamingant Rolin-Jacquemyns, ons Nationaal Tooneel in de hoofdstad niet zonder steun laten zal. Trouwens, de heer Minister is al te volks- en Vlaamschgezind om zijn bestuur door zulke handeling te kenmerken. Zijn verleden is ons eene zekere waarborg van zijne nooit te verzwakken gehechtheid aan de Vlaamsche Zaak. D.T. |
|