gestelde vrouwenfiguren: de Dochter des velds van Van Kuyck, en de Diogenia van Abry, - een paar flink opgevatte karakterstukjes naar het leven van P. Neuckens, enz. - leverde de Genreschildering o.i. niet veel belangwekkends op.
Emiel Claus scheen ons ditmaal niet op zijne gewone hoogte. In de Waschvrouw en vooral in De Moeshof is de algemeene toon niet gelukkig getroffen, wat niet belet dat men er de hand van een naar waarheid strevend artist in ontdekt. Zijne Wandeling, een ‘bevallig’ kabinetstukje, (licht- en- schaduw, genre-Van Beers) zal gemakkelijk eenen kooper vinden.
Over de twee vrouwelijke ‘Badgasten’ van Wittkamp zeggen we liever niets, dan dat zij ultra-conventionneel, d.i. volkomen onwaar zijn. De ‘moderniteiten’ zijn bepaald 's mans vak niet; hij houde zich liever bij zijne romantische beelden, zooals zijn Othello en zijne Parisina, al of niet naar Shakspeare of Byron.
Het bezoek bij den schilder van De Bérgh belooft veel.
Op eersten rang onder de Landschapschilders deden zich voor Lamorinière, een meester die allen lof overbodig maakt, - Th. Verstraeten, die zich met voorliefde in het dualism van licht en nevel verlustigt en daaruit somtijds heerlijke effekten bekomt, - Leemans, die, als maanlichtschilder zijnen naam handhaaft, - Moermans, schilder van stadsgezichten, - Hens, H.J. De Cock en Derickx.
Verhoeven-Ball heeft, als schilder van een door bloemen omkranst medaillon van Leopold I, werkelijk zich zelven overtroffen. Wij ontmoeten dezen artist veel liever op dat gebied dan in het Genre.
Verder bemerkten wij een paar verdienstelijke kinderportretten door Van Haevermaet en Joors.
Als beeldhouwers behaalden Joris, Van Beurden en Geefs een schier onverdeelden bijval. Vooral de eerstgenoemde.
A.J. Cosyn.