doelmatige samenwerking van auteur en acteur, die in Frankrijk zulke heerlijke uitslagen oplevert. Dààr wordt een tooneelstuk, vòòr het ter opvoering en voor den druk ‘gereed’ wordt geacht, eerst op de planken grondig door den schrijver en de tooneelisten onderzocht: is eene scène wat te lang, zij wordt bekoort, sleept of hapert er iets aan den gang van 't stuk men brengt er meer leven en beweging in, en zôò wordt het stuk gewijzigd, tot het eindelijk, zooals de Duitschen 't noemen, ‘echt bühnenfähig’ heeten mag.
Hoelang zulk een stelsel bij ons nog tot de ‘vrome wenschen’ zal behooren, is een vraagpunt waarop alleen de toekomst het antwoord geven kan.
Intusschen zien wij met belangstelling elke nieuwe poging onzer Vlaamsche schrijvers, op 't gebied der eigen nationale tooneeldichtkunst.
Onder de laatstverschenen Vlaamsche tooneelwerken hebben we niet zonder genoegen het volksdrama ‘De Werkstaking’ gelezen, een stuk dat ondanks enkele zwakheden, van vorm en inhoud, toch volkomen de eervolle aanmoediging verdient van tot de staatspremiën te zijn toegelaten.
't Is het werk van een nog weinig bekenden, maar stellig niet onbegaafden schrijver, den heer Edm. de Geest, van Lokeren. Jammer genoeg dat zijn verblijf in eene zoo kleine provinciestad den heer De Geest misschien te veel van de theaterwereld verwijderd houdt; er ligt in hem stof tot een knap tooneeldichter. Thans stoot hij, met zijn onbetwistbaren aanleg, toch nog op dien struikelsteen van velen: de dramatische vorm. Maar hij bezit gevoel en verbeelding, en dat zegt veel, ook op tooneelgebied.
De stof voor dit drama is gelukkig gekozen, en de bewerking belooft veel, al is de intrigue niet bijzonder rijk aan vinding. De tendenz van den schrijver: het bestrijden der werkstakingen, treedt echter wel wat te veel op den voorgrond zij belemmert eenigszins den gang van het stuk.
Wij zullen hier geene ontleding van dit drama geven. Zeggen wij alleen dat reeds het eerste bedrijf zich met bijzonder genoegen lezen laat. Wij maken er kennis met een mijnwer-