De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 10

[p. 427]

Kroniek.

Tooneel- en letterkunde.

- Prijskampen. - De Internationale Tooneelwedstrijd in de Mertens-Vereeniging alhier heeft den volgenden uitslag opgeleverd: I. Maatschappijen uit Antwerpen en de voorsteden: Eerste prijs, aan Taal en Kunst van Borgerhout; 2^de prijs, aan De Verbroedering van Antwerpen. - II. Maatschappijen uit andere steden van Vlaamsche-België: 1^e prijs, aan Het Van Crombrugge's Genootschap van Gent; 2^de prijs, aan De Dylezonen van Mechelen. - III. Maatschappijen uit Noordnederland: Eerste prijs, aan Advende van Amsterdam; 2^de prijs, aan de Dilettantenclub van Amsterdam. - IV. Prijs van Uitmuntendheid (gouden medalie van Z.M. den Koning); aan Taal en Kunst van Borgerhout. - Persoonlijke prijzen werden toegekend o.a. aan de dames De Smet, Poolman, Jonckers en aan de heeren Clauwaert en Van Lier.

- Voor den driejaarlijkschen prijs der Nederlandsche Tooneelletterkunde in Belgie is door de Jury geen enkel in dit tijdvak verschenen stuk bekronenswaardig geoordeeld.

- De prijskamp voor het opstellen van een vaderlandsch gelegenheidslied (Feesten van 1880) heeft het zelfde lot ondergaan. De dichters van beteekenis schijnen zich daarbij te hebben onthouden; want geen enkel der talrijke in gezonden stukken (bijna allen in 't fransch opgesteld) is kunnen in ernstige aanmerking genomen worden.

- De vijfjaarlijksche Staatsprijs voor de Nationale Letterkunde is dit jaar toegewezen aan onzen medewerker den heer K.M. Pol. De Mont, voor zijne vereenigde Gedichten. Deze uitspraak werd gedaan met 4 stemmen tegen 3 (welke laatste aan Mej. Loveling) en wordt in de pers op verre na niet algemeen bijgestemd. Dat de heer De Mont een begaafde jonge dichter is, die reeds veel gaf en nog meer belooft, dàt wordt zeker door niemand ontkend; doch, zelfs Euphonia van Arnhem, waarvan De Mont correspondent is, verwondert zich over die voorbarige bekroning en betreurt die ‘omdat op die wijze de goede bedoelingen van het staatsbestuur niet worden bereikt. - Zoolang, zegt dit blad, Van Beers en Mej. Loveling deze onderscheiding nog missen, is de beurt nog niet aan het allerjongste België.’

[p. 428]

- Het Nederlandsch Tooneel van Amsterdam heeft zijne deuren heropend, met een der beroemdste stukken van Shakespeare: De Koopman van Venetie, vertaald door prof. Burgersdijk. Lodewijk Bouwmeester vervulde de rol van Shylock op echt meesterlijke wijze. De rest der vertolking was niet op dezelfde hoogte, doch over 't algemeen bevredigend. - Rotterdam zal het nieuw seisoen openen met een nieuw stuk van Roodhuyzen, getiteld ‘Oranje boven!’ gevolgd door een blijdspel van Lodewijk Mulder. - Te Antwerpen schijnt men voor de eerste vertooning te hebben gekozen ‘De Roman van een armen Jongen, naar Oct. Feuillet, en te Brussel ‘Jane Shore’ van Fr. Gittens.

- Onder den titel ‘De Sinjoor’ is deze maand het eerste nommer van een nieuw weekbladje verschenen, bijzonder aan tooneel- en letterkunde en vlaamsche taalbelangen gewijd. Het blad houdt zich overigens vreemd aan alle politieke twisten. ‘En hiermêe gaan wij’ zegt de hoofdredacteur Th. Van Haesendonck, ‘gerust en met opgeheven hoofd de wijde wereld in.’ - Goedheil op de reis!

- Dezer dagen, werd op de Oosterbegraafplaats, te Amsterdam, het door Colinet ontworpen monument onthuld, dat de talrijke vrienden en vereerders van den betreurden tooneelkunstenaar Albregt op zijn graf hebben opgericht. Twee redevoeringen werden uitgesproken, de eene door den heer D.N. Van Ollefen, voorzitter der commissie, de anderen door den heer C.J. Miniekus, voorzitter der maatschappij Apollo.

- Te Amsterdam zal eerlang het laatste werk van den geliefden volksschrijver wijlen J.J. Cremer worden in 't licht gegeven. 't Is een romantische novelle, getiteld Monte-Carlo.

Toonkunde.

- Prijskampen. - Bij het groot zangersfeest te Keulen werd in de internationale afdeeling de eerste prijs toegekend aan de koninklijke maatschappij l'Emulation van Verviers.

- In zijn laatste nommer bevat De Halletoren, van Brugge, den tekst van een adres aan Peter Benoit, eene schitterende huldebetooging aan en Vlaamschen meester ter gelegenheid der laatste feesten gebracht, door het Muziek-comiteit van Westvlaanderen (Brugsche afdeeling van den Bond tot Bevordering der Nationale Toonkunst). Na de groot-

[p. 429]

sche beteekenis van Benoit's strijd voor het nationaal princiep in de muziek - en tevens de reeds behaalde zegepralen - te hebben doen uitschijnen, spreekt het adres van de verbroedering op muziekaal gebied tusschen Noord en Zuid en hetgeen Benoit reeds op dit gebied heeft bewerkt, verder van zijnen strijd tegen de cosmopolieke hoofdstad, het brandpunt zelf van al den tegenstand, en ‘waar hij nu de kroon heeft gewonnen, die nog aan zijn triomf ontbrak.’

- De ook hier te lande reeds zoo gunstig bekende componist G.W.F. Nicolaï, bestuurder der muziekschool van 's Gravenhage, arbeidt thans aan een belangrijk zangdicht op tekst van den vlaamschen dichter Julius De Geyter, en bestemd voor het groote feest, dat in den nazomer ter eere van Jenny Lind in den Haag plaats grijpt.

- De leden van het inrichtend comiteit voor de uitvoering van Benoit's Oorlog te Brussel hebben aan den heer Gustaaf De Deken, den ijver- en verdienstvollen secretaris dier commissie een vriendenmaal aangeboden, waaraan o.a. Van Beers en Benoit deelnamen. Ook de heeren C. Schmidt en Fl. Vlaminckx, die reeds zooveel dienst aan onze nationale muziek beweging hebben bewezen, hadden hunne wèlverdiende plaats aan de eeretafel.

- Door kinderen der Brusselsche stadsscholen werd onlangs met veel bijval in de Hoofdstad een nieuwe cantate van Coopman en Miry gezongen, getiteld Onderwijs en Arbeid. De heer Miry schijnt een in menig opzicht verdienstelijk werk te hebben geleverd, en den geest van Coopman's knappe poëzie zeer gelukkig te hebben weêrgegeven.

- Huberti heeft een groote cantate voor de scholen geschreven, die onlangs - althans gedeeltelijk - door de leerlingen van een onzer stedelijke onderwijsgestichten te Antwerpen werd uitgevoerd. Het gedicht is van Em. Hiel. Al wie deze uitvoering heeft bijgewoond spreekt met lof over dit nieuw werk van den verdienstelijken toondichter.

- De Nederlandsche Toonkunstenaars-Vereeniging heeft haar verslag over het afgeloopen jaar in het licht gegeven. Zij bestaat thans vijf jaren en kan reeds op zeer bevredigende resultaten wijzen. Ook dit jaar is het ledental toegenomen en veel werd er verricht, waaruit blijkt dat deze voortreffelijke vereeniging, waarvan ook enkele Zuid-Nederlandsche toonkundigen deelmaken, eene ware leemte aanvult.

[p. 430]

- De Duitsche opera, die aanstaanden winter te Gent de Fransche vervangt zal o.a. opvoeren Freischütz van Weber, Stradella en Martha van Flotow, Tannhäuser en Lohengrin Van Wagner. - Ten einde het publiek op die Duitsche voorstellingen eenigzins voor te bereiden heeft de Directie het muziekaal overzicht van enkele stukken, met de ontleding van den tekst in 't fransch laten drukken.

- Volgens De Zweep, zou het te vreezen zijn dat de zoo begaafde vlaamsche toondichter Hendrik Waelput, professor bij onze Muziekschool, misschien de stad Antwerpen verlaten zou. Dat ware stellig een ernstig verlies; wij hopen dus dat die vrees weldra als ongegrond moge blijken. ‘Antwerpen bezit tegenwoordig in zijnen schoot een aantal flinke componisten. Naast Benoit zien wij: Waelput, Huberti, Blockx, Fernau, Bosiers, Van der Stucken, enz. die zich in gansch België een schoonen naam verwierven.’

Beeldende kunsten.

- Prijskampen. - In den grooten wedstrijd voor de Schilderkunst (Prijs van Rome) is met eenparige stemmen de prijs toegekend aan den heer Remi Cogge van Maasschroen (Mouscron) oud leerling van de academie van Brussel.

- De vaderlandsche optocht, die tijdens de feestviering in Brussel plaats had, heeft veel bijval gevonden en men mag zeggen dat sommige gedeelten, als kunst, inderdaad zeer merkwaardig waren. De stoet bestond uit twee afdeelingen: een historische en een allegorische. Het geheel maakte een gunstigen indruk, maar de eerste afdeeling overtrof nog de tweede. Zij bestond uit de volgende groepen: de oude Belgische gemeenten, voorgesteld door 40 ruiters, in vier onderafdeelingen gesplitst naar de tijdperken, die zij vertegenwoordigden, nl. de 13^de, 14^de, 15^de en 16^de eeuw, en verder door andere personen, de gilden en corporatiën voorstellende; de zeventien geunieerde provinciën, voorgesteld door zeventien amazonen te paard; Maria Theresia en de generale Staten; Leopold I en de Belgische vrijheid.

In de allegorische afdeeling vond men de navolgende groepen: landbouw, nijverheid, handel en scheepvaart, spoorwegen, letteren en schoone kunsten, de pers, de Belgische onafhankelijkheid, aan welke laatste groep, naar de 9 provinciën verdeeld, verscheidene gemeenten deelnamen.