De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 10
(1880)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 174]
| |
Nederlandsch tooneel.
| |
[pagina 175]
| |
deze bekentenis schriftelijk te herhalen, omdat de lof, dien wij thans in rechte zijn den vriend Gittens toe te zwaaien niet overdreven schijnen zou. Geven wij vooreerst den korten inhoud van zijn stuk, waarvan het onderwerp aan een zeer dramatische episode van Engeland's geschiedenis is ontleend:
Jane, eene dochter van welgestelde ouders, is gehuwd met den goudsmid William Shore, die haar uitermate lief heeft en die haar niet alleen tot gelukkige echtgenote, maar ook tot gelukkige moeder maakte. Niets zou er dan haar geluk ontbreken indien niet nu en dan de gedachte aan eene bij haar geboorte gedane voorspelling, ‘dat ze eenmaal Koningin worden zou’ haar soms kwellen kwam. En hoe zou zij er niet aan denken? haar echtgenoot ontvangt dagelijks ten zijnent het bezoek van edellieden, die Jane altijd met veel beleefdheid en hoofsche voorkomenheid bejegenen, want Jane is beeldschoon, en meer dan één wenscht haar te bezitten. Gelukkig is Jane ook deugdzaam. Ten einde aan die vervelende bezoeken te ontsnappen stelt zij haren echtgenoot voor, de stad te verlaten, om stil, afgezonderd en ongekend, op een buitengoedje met hunne kinderen te gaan leven. Alvorens te kunnen antwoorden wordt William Shore in zijnen winkel geroepen en gedurende dien tijd dringt een bedelaar de voorkamer binnen, zegt ook waarzegger te zijn en voorspelt opnieuw aan Jane dat ze Koningin worden zal. Buiten zich zelve, verplicht Jane den bedelaar hare woning te verlaten en nog heeft ze hare ontsteltenis niet gansch overwonnen, wanneer de edellieden, ditmaal gevolgd door den hertog van Gloster, hun dagelijks bezoek brengen. Gloster koopt verscheidene kostbare voorwerpen voor zijne moeder en een geheimzinnigen ring, die gift bevat, voor zich zelven; hij verzoekt Jane Shore die aankoopen zelve aan 't hof te brengen, daar zijne moeder reeds dikwerf den wensch uitdrukte, die begaafde Jane, de schoonste vrouw van Londen, zooals men haar noemd, te leeren kennen. Jane weerstaat, maar haar echtgenoot die weet dat een verzoek van Gloster als een bevel moet worden opgenomen, weet haar te bewegen en zij zal gehoorzamen. Arme man! wist ge wat ge deedt? De bedelaar, die gedurende uwe afwezigheid in uw huis drong, is niemand anders dan Gloster, die uwe vrouw aan zijnen broeder, Koning Edouard IV, tot minnaren wil geven, opdat hij zich minder met 's lands zaken zou bemoeien en aan hem, Gloster het bewind overlaten zou!.. De arglistige Gloster weet zijnen anderen broeder, de hertog van Clarence, die op Jane verliefd is en hoopt uit den valstrik zijn voordeel te trekken, voor zijne zaak te winnen. Wanneer Jane aan het hof verschijnt, weten wij door allerhande middelen haren hoogmoed op te wekken: nog zou | |
[pagina 176]
| |
zij aan de liefde des Konings weerstaan hebben, indien zij niet door het aanvaarden van die liefde, hij leven redde van eenen onschuldig ten dood veroordeelden man uit het volk. Hare goedhartigheid deed Jane hare plicht vergeten, maar schonk haar de liefde der gansche bevolking, die haar feestelijk bloemen en eene kroon komt aanbieden, en haar gaarne tot den troon zou willen verheven zien. Edouard IV is dit dan ook van voornemen, hij zou Jane tot zijne wettelijke vorstin willen verheffen; maar dit maakt de rekening van Glosterniet! Deze poogt nu Jane tot zijne politiek van volksverdrukking overtehalen; doch daar zij hardnekkig weigert en de partij van Edouard en het volk tegen hem kiest, besluit hij zich op haar te wreken. Geholpen door graaf Warvick beraamt hij plannen tot haren val. Jane denkt zich echter de sterkste, want zij bezit de liefde des Konings. Schonk hij niet, te midden van een feest, dat te harer eere werd gegeven, de vrijheid aan William Shore, van wien hij nogtans gaarne zou ontslagen zijn om met Jane te kunnen trouwen, en die door Gloster werd gevangen genomen in de hoop dat Edouard hem ter dood zou veroordeelen en om Jane's hart door dien slag te doen bloeden? Die helsche list mislukt zijnde, zal Gloster wat anders zoeken. Hij noodigt den Koning en Jane op eene jachtpartij en heeft heimlijk tot rustverblijf gekozen juist een buitengoed, dat sedert Jane's vertrek door William Shore bewoond werd. Jane, daar een poos alleen zijnde, ontwaart haar portret en vindt op de tafel een geschrift waarin zij de hand van haar zoontje herkent. Die ontdekking vervult haar met schrik en met vreugde tevens. In een zijvertrek hoort ze de lieve stemmen harer kinderen, ze snelt naar de deur der kamer om hare kleinen te omhelzen, wanneer William eensklaps woedend binnenkomt, de plichtvergeten echtgenote haren misstap verwijt, en volstrekt weigert haar hare kinderen te laten zien. Nog gansch in tranen badend, vindt de Koning haar zitten; hij verneemt dat ze met haren man gesproken heeft, veronderstelt dat ze hem nòg bemint, meer dan hèm, en wordt jaloersch. Die jaloezie wordt aangehitst door Gloster, die den Koning in den waan brengt dat Jane hare gunsten ook aan enkele zijner hovelingen heeft geschonken! Edward eindigt met de arme Jane te verstooten en toestemt in zijn door Gloster beraamd huwelijk met Lady Gray, terwijl de aartsbisschop van York, daartoe door zijnen broeder graaf Warvick aangezet, Jane onder den verschrikkelijksten banvloek der Kerk verplettert. Jane is, krachtens dien ban, thans gedoemd rond te dwalen, zonder dat iemand haar eenige hulp mag bieden; hare meid Betty zelve, die haar vroeger zoo genegen was, wijst haar af, uit vrees voor haar eigen zielenheil! Niemand heeft medelijden met haar, dan die hatelijke wraakzuchtige Gloster, die haar den dood aanbiedt bij middel van denzelfden giftring, dien hij vroeger bij haren echtgenoot heeft gekocht. In vertwijfeling aanvaardt de arme gevloekte dat tragisch einde van haar | |
[pagina 177]
| |
lijden: stilaan voelt ze hare krachten verminderen, als ze op eens hare kinderen ontwaart... Jane wil ze aan het hart drukken; maar, helaas! het is te laat: uitgeput zijgt zij ten gronde. Dezelfde arme man, die vroeger door haar van den dood werd gered, vindt haar op straat liggen, herkent haar en gaat bij hare huisgenoten om hulp vragen. Eerst weigert de meid; maar welhaast wordt haar medelijden sterker dan haar scrupuul. Men brengt hulp, en Jane's toestand schijnt een oogenblik te verbeteren. In de armen haars echtgenoots krijgt zij het bewustzijn terug, - en William schenkt haar, die zoo wreed haren misstap heeft geboet, met liefde vergiffenis. Thans mag zij hare kinderen omhelzen! Hare vreugde is echter van korten duur: 't is slechts de verzoening in den dood! Het vergif kent geene genade en de arme Jane sterft, juist op 't oogenblik dat de koninklijke huwelijksstoet over de plaats komt. William Shore dwingt den Koning zich voor zijn slachtoffer neer te buigen...
Dit stuk, stevig opgetimmerd, is ook met veel bekwaamheid geleid en over het geheele heerscht een gedistingeerde, passende toon. De taal is natuurlijk en wordt alleen ontsierd door een paar triviaalluidende volksuitdrukkingen, die er niet bijzonder op hunne plaats zijn. De karakters zijn vrij goed geteekend en blijven der opvatting getrouw. Menig tooneel werkt hoogst dramatisch, en het geheele heeft op de toeschouwers den besten indruk gemaakt. Wij voor ons zijn van gevoelen, dat het stuk van den heer Gittens als opvatting en als bewerking, misschien wel het beste oorspronkelijk Vlaamsch tooneelwerk is, en we wenschen er onzen stadgenoot van harte geluk meè. Of we op Jane Shore hoegenaamd niets hebben aan te merken? Ja wel. Vooreerst komen in het 1e bedrijf eenige langdradigheden, doch die gemakkelijk te veranderen zijn. Dan, een woord over Jane's karakter. Om zijner heldin de volkomen sympathie van 't publiek te behouden, ook na haren val, stelt de schrijver ons de kracht harer verleiding aan het Hof schier als onoverwinbaar voor; hij gebruikt daartoe alle middelen, zelfs eenen aanval op hare goedhartigheid, zóódanig dat het haar, menschelijk gesproken, onmogelijk wordt aan de bekoring te ontsnappen. Die wijze van voorstellen is zeker nieuw en als sceniek uitwerksel indrukwekkend; doch ware het niet beter en in verband met | |
[pagina 178]
| |
wat volgt stellig meer logisch, meer natuurlijk geweest, daarbij Jane's hoogmoed wat meer in 't spel te brengen? Immers, dat gevoel van hoogmoed lag wèl in de opvatting. Het tooneel dat Jane in 't volgend bedrijf met Gloster heeft, ware aldus ook meer gewettigd geweest. Dààr toont ze zich al te veel koningin, voor iemand die er eerst zoo weinig aan dacht het te worden, als de heer Gittens ons zijne Jane bij de verleiding voorstelt. De jaloerschheid van den Koning in het 4e bedrijf, alsook zijne buitengewone gramschap tegen Jane, schijnt ons wat te brusk aangebracht: eene eenvoudige beschuldiging kan of mag die niet teweegbrengen, vooral niet zoo ras, zoo onvoorzien. Wij weten niet in hoeverre het een' schrijver in geweten vrij staat, om, zooals de heer Gittens het deed, een monoloog uit Shakespeare in zijn stuk over te nemen; het is nu maar een monoloog, maar wanneer die overname in beginsel wordt goedgekeurd, dan zou men kunnen een gansch tooneel of meer nog in eigen werk inlasschen - en dàt mag, gelooven wij, toch niet? - Overigens, had het stuk van den heer Gittens dien opschik niet noodig, waardoor zelfs het dramatisch effekt hier geenzins wordt verhoogd. Als historische getrouwheid zou er op het stuk wel wat af te dingen zijn: de schrijver is nog al eens van 't historisch gebied afgeweken, doch de grootste tooneeldichters en romanciers hebben zich daarin een ruime vrijheid veroorloofd, en verre van het den heer Gittens zoo kwalijk te nemen, verheugen wij er ons over; want het heeft hem de gelegenheid verschaft een zeer aangrijpend slottooneel te vinden, dat op het publiek een diepen indruk maken moet. Vergeten we niet te zeggen, dat al de artisten met den meesten ijver hunne rollen hebben ingestudeerd. Mevr. Marie Verstraeten, is eene wellicht onverbeterlijke Jane Shore; zij heeft vooral het stervenstooneel meesterlijk weergegeven; de heer Van Kuyk, die de ondankbare rol van Gloster te vervullen had, heeft zich menigmaal om zijn voortreffelijk spel doen toejuichen. De overige rollen zijn van minder belang en worden op zeer bevredigende wijze vervuld, met | |
[pagina 179]
| |
uitzondering misschien van die des Konings: we zouden willen zien dat de heer Tiellen zijn spel met meer gloed, wat meer vuur bijzette. Eene bijzondere melding verdienen nog de twee kleine juffers Dierckx en Lemmens, die de kinderrolletjes (9 en 5 jaar) allerliefst vervullen. De kostumen zijn zeer fraai, en de tooneelschikking best verzorgd. Alleen die nieuwerwetsche zaal in het 4e bedrijf, welke eene kamer de XVe eeuw verbeelden moet, kan er moeilijk door; ook zouden we bij den koninklijken stoet in 't laatste bedrijf wat meer pracht willen zien tentoonspreiden.
***
Nog een ander stuk werd gedurende deze maand voor de eerste maal opgevoerd: ‘Fualdis, of de misdaad van Rodez,’ drama in 8 tafereelen, van Duperty en Grangé, vertaald door Henri Dierckx. We zullen ons wel wachten den inhoud van dit effektdrama mée te deelen. 't Is de gedramatiseerde geschiedenis van een berucht proces, dat veel ophef heeft gemaakt en vrij algemeen bekend is. Het stuk, flink gebouwd, bevat ontegenzeggelijk enkele goede tooneelen en zal misschien meer dan eens eene volle zaal uitlokken; maar we zijn geene liefhebbers van die gerechtelijke dramas, waarin de misdaad zoo breedvoerig in al hare crimineele afschuwelijkheid wordt voorgesteld. - Voegen wij er bij, dat al de artisten, voornamentlijk de heeren Driessens, Dierckx, Van Kuyk, Lemmens en Tiellen en de beide dames Verstraeten, hunne rollen opperbest vervulden. Ergo: veel bijval. Merken wij ook aan, dat de tooneelschikking uitmuntend was, en dat we onder dat opzicht in den laatsten tijd merkelijke verbetering bespeuren.
***
Ten slotte een paar tooneelgeruchtjes. Mevr. Aleidis heeft opgehouden deel te maken van ons gezelschap. Van een anderen kant vernemen we dat de juffers Elise Jonkers en Marie Tenvoorde, twee niet onverdienstelijke liefhebsters, | |
[pagina 180]
| |
eene verbintenis hebben geteekend. Met genoegen hebben wij dit laatste nieuws vernomen, en we hopen dat het nieuw Bestuur zal doen wat in zijne macht is om beider aanleg te ontwikkelen. Dat is het zekerste middel om haar voorbeeld door anderen te doen volgen. Z... |
|