concerten dienen niet alleen Belgische namen vòor te brengen, maar voornamelijk nationale werken van Belgen, en deze laatsten hebben er tot hiertoe nog al eens de minderheid uitgemaakt. Ik weet zelfs niet waarom men die nationale strekking bepalen zou tot België; - maar Nederland is niet op één dag... gewonnen.
In dien zin deed het programma van het laatste feest al te weinig afbreuk met de voorgaanden, om er niet de aandacht van belangstellenden op in te roepen: buiten het Concerto voor fluit van Waelput was er het Belgisch kunstnationalism dun gezaaid.
De Symphonie van G. Meynne, die het feest opende, heeft weinig om het lijf... voor zooveel dit stuk lijf heeft. Het is een dier tweeslachtige werken, zonder de minste strekking en ontbloot van een ernstig kunstkarakter, zooals het Belgische Omwentelingstijdvak er eenige heeft voortgebracht. Nochtans schijnt het dat Meynne niet teenemaal beroofd was van goeden smaak: enkele trekken in het Andante die aan Lohengrin herinneren, getuigen daarvan. - Deze uitvoering van Meynne's symphonie was de eerste te Brussel.
Hierna zong Mej. Beumer eene ‘Caprice-valse de concert’ - A la Vesprèe, van J. Mertens. Nogmaals eene eerste uitvoering te Brussel, bestuurd door den toondichter. - Mej. Beumer heeft eene goede zangmethode en eene heldere niet onaangename stem, doch haar ontbreekt in de uitdrukking dat ‘deeltje Godes’ dat den kunstenaar maakt: het kunstgevoel. Hiertegen kan nochtans in aanmerking gebracht worden dat de Caprice-Valse weinig of niemendal pak geeft op kunstgevoel. Ondanks den opgang (!) dien dit stuk maakte, kan ik het maar geenerlei verdienste toekennen. 't Is eene nieuwe en slechte proeve van het versleten fransch genre der Valses chantées, een muzikale lintworm, zonder vorm en zonder geest, en bovendien zeer onhandig geïnstrumenteerd. - Of de toondichter van ‘De zwarte Kapitein’ gehoopt heeft beter te lukken, in kwestie van kunstnationalism, door op gebrekkigen franschen tekst te werken? Ik opper deze vraag, omdat ik geene andere veronderstelling waagbaar vind ter verschooning van zùlk een onzin! Waar wil dat naartoe?
Het Viool-concert van Léonard, uitgevoerd door O. Musin, een oudleerling van het Luiker Conservatorium, is zooals meestal de voortbrengselen in dien aard, een werk zonder artistiek gewicht; de Bériot heeft er vo rzeker betere gemaakt. Een groote dwaling van de virtuozen in 't algemeen, is dat zij aan technieke ingewikkeldheid de voorkeur geven boven ernstige kunstwaarde; zij schijnen liever te willen vernaamd zijn als ‘geperfectionneerde notenmachienen’ dan vermaard als ‘kunstenaars’. Men legt er zich op toe, niet om langs al zijne zijden het karakter van een instrument-type te doen kennen, maar om op zijn speeltuig het karakter van gelijk welk ander na te bootsen. Voor den zang is 't al niet veel beter geschapen: de kunde ligtvoor hen in den overwonnen stoffelijken tour de force. Dat de smeeksmakende kritieken, waar-