De galerij der forestiers en graven van Vlaanderen is door den heer Van der Plaetsen, van Gent, recht meesterlijk herschilderd geworden.
Dit werk was in 't geheel niet gemakkelijk. Meest al de portretten waren ofwel totaal verdwenen, ofwel zoodanig verminkt en op verschillige tijdstippen geretoucheerd en beklad geworden, dat er slechts hier en daar nog eenige onduidelijke brokken van overbleven. En toch heeft zich de heer Van der Plaetsen van die lastige taak op eene zeer voldoende wijze gekweten.
Alles stemt in de ‘'s Graven kapelle’ aangenaam overeen; alles pronkt er in volmaakte harmonie met den sierlijken bouwtrant. Eén stuk nochtans, schijnt ons daar niet goed op zijne plaats, namelijk de reusachtige schilderij verbeeldende den triomf van Christus na het laatste oordeel, ook door Van der Plaetsen.
Dit kunstgewrocht, dat bijna gansch den achtermuur der kapel beslaat, is op zich zelven beschouwd, zeker niet van verdiensten ontbloot. Wegens teekening, groepeering en koloriet vallen er juist geen al te groote onvolmaaktheden aan te stippen. Doch aangezien het tafereel in eenen modernen zin is opgevat, steekt het zonderling af tegen den ogivalen bouwtrant der kapel.
Van de Kapel der Graven van Vlaanderen begeef ik mij naar de hoofdkerk - aan Sint Maarten toegewijd - en wil ook daarbij een weinig verpoozen.
Deze tempel is de oudste van België, welke tot den ogivalen overgangsstijl behoort.
De huidige kerk vervangt eene andere, welke volgens Goethals (Jaarboek der stad Kortrijk) in 1382 is afgebrand.
Het schip van de tegenwoordige St-Maartenskerk bestaat uit drie ruime beuken. Dit gedeelte der kerk werd in 1390 aangelegd en in 1439 voltrokken. Veel ouder zijn echter de kruisbeuken.
De onder betrek van kunst merkwaardigste deelen des gebouws zijn de toren en het daaronder staande portaal, dat de bijzonderste ingang der kerk is.
Toren en kerk werden in 1862 ten deele door het vuur des hemels vernietigd; doch thans is volop aan de herstellingswerken bezig.
De hooge toren heeft reeds zijnen heerlijken dos van weleer terugbekomen, en
Trotsch prijkt hij in 't oord, dat tuigt van vroegere grootheid;
Eens werd zijn grond besproeid door 't Vlaamsche heldenbloed,
Toen 't volk niet was verlaagd tot bastaardij en snoodheid
En voor zijn vrijheid streed met onversaagbren moed.
***
Van de kristelijke bouwkunst ga ik over tot de krijgsbouwkunde.
In de XIIIde, XIVde en XVde eeuw werden de meeste onzer Vlaamsche steden met muren omringd, welke later meer dan eens veranderingen