De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 8
(1878)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijDe Tooneelletterkundige Wedstrijd.
| ||||||||
[pagina 518]
| ||||||||
onderzoek van de hand te wijzen; dit was het geval met enkele werken, die ofwel ingezonden waren na den bepaalden termijn, of waarvan de schrijvers zich zelven hadden bekend gemaakt of reeds algemeen gekend waren, doordien hunne werken reeds waren opgevoerd geworden, terwijl bij het uitschrijven van den prijskamp de voorwaarde was gesteld, dat de eerste opvoering van de bekroonde werken zou moeten geschieden op den Nederlandschen schouwburg van Antwerpen. Overgaande tot het onderzoek van tooneelgewrochten, die, in zoover ons bekend was, niet in strijd waren met de bepalingen van den prijskamp, heeft de Jury bij de eerste lezing al aanstonds opgemerkt, dat er er zich een aanzienlijk getal stukken tusschen bevonden, die volstrekt in geene ernstige aanmerking konden komen, dat het gehalte van de meesten zich niet verhief boven een zeer middelmatig peil, en dat er schier geen enkel scheen bij te zijn, dat gansch uitmuntend en in alle opzichten puik, onberispelijk mocht genoemd worden. Een feit, dat ons onmiddelijk heeft getroffen en 't welk, naar onze meening, zeer opmerkelijk is, is dat bijna al de stukken, zonder uitzondering, zoo duidelijk het bewijs van hunnen oorsprong droegen, dat het geen oogenblik kon twijfelachtig zijn of zij herkomstig waren uit Zuid- dan wel uit Noord-Nederland. De Vlaamsche en de Hollandsche stukken kenmerken zich door bijzondere eigenschappen, goede en kwade, die er een eigenaardigen stempel op drukken. De Hollanders geven zeer stellige blijken van een grooter meesterschap over de taal, eene betere bekendheid met de echte, zuiver Nederlandsche vormen. Hun woordenkeus is rijker en juister, hun zinbouw sierlijker en buigzamer. Alleenlijk achten wij het ons ten plichte zeer krachtig op te komen, zoo tegen het ongepaste en ergerlijke misbruik van noodelooze Fransche woorden en benamingen, waaraan vele Noord-Nederlandsche schrijvers zich schuldig maken, als tegen hunne deerlijke verwarring van de geslachten, hunne overdrevene afknotting van de zoo echt Germaansche vormen der verbuiging en hun onuitstaanbaar dooreenhaspelen van de persoonlijke voornaamwoorden (2n persoon enkelvoud, u, gij, je, jij, jou, enz.). De stijl der Vlamingen daarentegen is matter, kleurloozer, doch ook eenvoudiger, losser; onze Zuid-Nederlandsche schrijvers toonen zich veel kiescher dan hunne Noorderbroeders in het bezigen van Fransche woorden; daarentegen staat hun zinbouw wel eenigzins onder den invloed van het Fransch. Hun wankele vorm, waaraan de onbetwistbare Nederlandsche stempel soms ontbreekt, is als het beeld van onze tweeslachtige opvoeding, waarvan de verkeerde gevolgen niet dan met groote inspanning en wilskracht kunnen overwonnen worden. Doch genoeg over de taal en den vorm, die dan toch bij de beoordeeling van tooneelwerken niet dienen op den voorgrond te staan. Nu, wat betreft de opvatting van eene gedachte, de bewerking van een | ||||||||
[pagina 519]
| ||||||||
onderwerp, de uitvoering van een kunstwerk, bestaat er alweer een zeer opmerkelijk verschil tusschen onze landgenooten en onze Noordelijke stambroeders. Deze laatsten vertoonen zonder twijfel meer diepte in de ontleding van karakters, meer fijnheid in het uitwerken van eenen toestand; hunne onderwerpen zijn in 't algemeen grondiger doordacht en tot vollere rijpheid gedijd; hunne werken hebben iets beschaafders, iets edelers, dat aan de Vlamingen dikwerf ontbreekt. Onze landgenooten hebben, wel is waar, zekere hoedadigheden, die kunnen opwegen tegen hunne minder goede eigenschappen: zij zijn ongedwongener, natuurlijker, ruim met opmerkingsgeest bedeeld, en weten in 't algemeen zeer goed de waarheid van het alledaagsche leven terug te geven: maar hunne onderwerpen zijn dikwijls zoo onbeduidend, hunne karakters vaak zoo zwak geteekend, hun ernst is zoo weenend, hunne vroolijkheid zoo uitgelaten, hun geest zoo plat: zij prediken en disserteeren niet zoo gaarne als de Hollanders; maar hoe laag blijft hunne vlucht meeseal in onze prozaïsche wereld, waar geene dichterlijkheid van opvatting noch diepte van gevoel ontkiemen kan! Wat echter mag gezegd worden, zoowel van de Noord- als van de Zuid-Nederlandsche werken, is dat zij meestal veel te wenschen laten als tooneeltechniek; niet zelden zijn de beste ontsierd door vervelende langdradigheden, overtollige herhalingen, noodelooze uitweidingen, smakelooze bijzaken. Onze schrijvers leggen in 't algemeen weinig blijken aan den dag van wat men bij onze Zuiderburen noemt de kunst der charpente; zij weten geen offer te brengen aan de wetten der tooneelperspectief; de groote meerderheid dergenen, die medegedongen hebben naar de uitgeloofde prijzen, toonden zich onbehendig in het leggen van den knoop der actie en al even linksch in de ontknooping. Dikwijls verliezen zij de eischen van het tooneel uit het oog en vergasten den toeschouwer op uitvoerige gesprekken, die tot den gang van het spel niets bijdragen; maar integendeel het verrassende, het boeiende verlammen en zelfs een goed aangelegd stuk ontzenuwen. Zoo met den inhoud, zoo ook met den stijl, in het tooneelkundig opzicht. Hoe zelden mocht de Jury zich verheugen in een echten tooneelstijl: kort en kernig, beschaafd en geestig, en vooral rechtafgaande op zijn doel! Dit alles in overweging nemende, stelden eenige juryleden voor, geen eersten prijs toe te kennen. Geen enkel stuk beantwoordde, volgens hen, tee volle aan de eischen, die de stad Antwerpen, bij het uitschrijven van haren prijskamp, aan de mededingers stellen mocht; geen enkel dus verdiende de hoogste onderscheiding. Buitendien scheen het gehalte van de stukken, die eenigszins voor eene belooning konden in aanmerking genomen worden, te weinig van elkander verschillend en 't algemeen te middelmatig, om tusschen dezelve zulk een groot onderscheid te maken als noodig was voor de toekenning van 1e, 2e en 3e prijzen. De | ||||||||
[pagina 520]
| ||||||||
aanhangers van deze zienswijze stelden derhalve voor, dat de Jury aan het stedelijk bestuur zou gevraagd hebben om te mogen de sommen, die de Gemeenteraad gestemd had voor den prijskamp, geheel of gedeeltelijk besteden aan een zeker aantal prijzen van gelijk bedrag, die ten titel van aanmoediging zouden verleend worden aan de schrijvers van de beste stukken, die eenigszins de ernstige aandacht van de jury op zich getrokken. Deze zienswijze vond echter ook hare tegenstanders. Naar de meening van deze laatsten, was het bovenstaande even vermelde oordeel wel wat overdreven streng. De waarde van de ingezonden werken moest eigenlijk niet getoetst worden aan een ideaal van aesthetische volmaaktheid; in de onderstelling zelfs, dat er zich geen enkel meesterstuk bij bevond, toch kon men nog een eersten prijs toekennen aan het werk, dat, bij onderlinge vergelijking, de kroon spannende boven de andere, tevens beantwoordde aan zekere gematigde eischen, zoo wat betreft de technieke waarde als den letterkundigen vorm. Bovendien achtten de voorstanders van deze laatste meening het zeer goed mogelijk onder de stukken, die aan het oordeel van de Jury onderworpen waren, eene rangschikking daar te stellen naar orde van verdienste, terwijl zij, hoewel bekennende dat de heele wedstrijd weinige werken van uitmuntende waarde had opgeleverd, toch van gevoelen waren, dat een vrij aanzienlijk aantal stukken degelijke verdiensten genoeg bezaten om ze der bekroning of eener andere onderscheiding waardig te maken. Het bleek weldra dat de meerderheid van de Jury zich bij de laatste zienswijze aansloot want bij de omvraag werd met vijf stemmen tegen 4 (drie leden waren afwezig) besloten, dat in de beide reeksen de eerste prijs wèl zou toegekend worden. Na dit beginsel gestemd te hebben, is de Jury overgegaan tot eene nieuwe bespreking van de wederzijdsche hoedanigheden der stukken, die aan de zorgvuldige en herhaalde kritische lezing wederstaan hadden, en eindelijk tot de stemming, waarvan de uitslag is geweest als volgt: De 1e prijs in de eerste reeks werd met 7 tegen 3 stemmen toegekend aan Anne-Mie, tooneelspel in 4 bedrijven, een goed stuk met ferme, flink geteekende karakters, en uitmuntende door de eigenaardigheid van de afgeschilderde zeden en van de tooneelschikking, alhoewel het uitgangspunt wel niet gansch nieuw kan genoemd worden. Het is blijkbaar het werk van iemand, die kennis heeft van het tooneel. Het zou echter veel winnen als het hier en daar nog wat vlugger kon loopen. Ook de taal hoeft duchtig gezuiverd te worden. Bertha, drama in 5 bedrijven, bekwam den 2n prijs met 6 tegen 4 stemmen. Het is ook een degelijk stuk, met wezenlijke dramatische hoedanigheden; echter wel wat zwaar van gang. Om te bevallen op het tooneel, zou het, onder andere, dienen ingekort en vereenvoudigd te worden, zoodat de handeling, die overigens wel eenige onwaarschijnlijkheden bevat, overal sneller voortliep. | ||||||||
[pagina 521]
| ||||||||
De derde prijs werd met een gelijk getal stemmen (5) verdeeld tusschen Toch gebogen, tooneelspel in 5 bedrijven en Op 't spel gezet, tooneelspel in 3 bedrijven. Het eerste is een zeer goed geschreven stuk met volgehoudene karakters; jammer dat de handeling weinig aangrijpend en de gesprekken uitvoerig en slepend zijn. Het tweede bevat heel fijn ontwikkelde toestanden en is gesteld in eene geestige taal. Eigenlijke tooneelbeweging is er niet in. Nergens wordt men geschokt noch ontroerd en de ontknooping laat koud en onvoldaan. In de reeks der kleinere stukken, werd de 1e prijs toegewezen met 6 tegen 4 stemmen aan Behouden, tooneelspel in 2 bedrijven. Dit is een goed stukje, geestig en fijn, en uitmuntend geschreven. Om naar waarde geschat te worden op het tooneel zal het moeten bij de uitvoering op keurige wijze worden behandeld; daar zijn een paar hoogst moeielijke rollen in, die op uitstekende wijze moeten getypeerd worden, om te beantwoorden aan de karakterontleding van de personages. Het slot echter schijnt niet volkomen bevredigend te zijn. Mijn vrouwe tante, tooneelspel in 2 bedrijven, is van een lager gehalte dan het voorgaande, bevat nochtans ook goede karakters en is gesteld in eene behoorlijke taal. Er komen zeer hinderlijke herhalingen in voor, die bij de opvoering zullen dienen te verdwijnen. Aan dit stukje werd de 2e prijs toegekend met 7 tegen 3 stemmen. De derde prijs werd toegewezen aan Mijn torteltjes, blijspel in een bedrijf. De grond van de handeling van dit stukje is zeker verre van nieuw; doch het is levendig en keurig bewerkt, misschien wel een wlinig gechargeerd. Bij de opening der naambriefjes werden bekend gemaakt als schrijvers van de genoemde bekroonde werken:
Buiten de voornoemde bekroonde stukken heeft de jury eene bijzonder eervolle melding verleend aan het stuk Gudrun (Goedroen) spel in 5 bedrijven, door den Heer Albrecht Rodenbach, te Roeselaere. Dit stuk staat in vele opzichten verre boven hetgeen onze tooneelletterkunde gewoonlijk oplevert. Daar zijn gedeelten in van hooge dramatische en dichterlijke waarde, doch daarnevens ook vele zwakkere plaatsen. Jammer is 't, dat de schrijver al te moedwillig West-Vlaamsch schrijft. Niet dat de Jury het aanwenden van dialectvormen afkeurt die de taal wezenlijk verrijken en verfrisschen; maar het algemeen verstaanbaar | ||||||||
[pagina 522]
| ||||||||
Nederlandsch te willen vervangen door onverstaanbare, nuttelooze en dikwijls fautieve plaatselijke zegswijzen, wendingen en woordvormingen is eene berispelijke en gevaarvolle strekking. Buitendien bevat Gudrun te weinig handeling, te veel herhalingen en redeneeringen, om als wezenlijk tooneelgewrocht te kunnen gelden, terwijl de versbouw op vele plaatsen gebrekkig is en de klemtoon vooral dikwijls niet tot zijn recht komt. Met al die feilen, blijft het niettemin een stuk waaraan de jury gaarne eene buitengowone belooning heeft gestemd, omdat het grootsch van opvatting, echt nationaal, frisch en verheven is, en van degelijke studfe en gewetensvollen kunstarbeid getuigtGa naar voetnoot(1). Verder werd ook eene eervolle melding toegekend aan Ada van Holland, drama in 5 bedrijven, door wijlen G. van der Schraft, te Rotterdam, een verdienstelijk gewrocht, waarvan taal en versbouw zeer goed mogen genoemd worden, terwijl het, van een anderen kant, aan gerektheid en onduidelijkheid lijdt. Het is een keurig gedicht, met goede dramatische toestanden, alhoewel het er niet in gelukt, den echt tragischen toon te bereiken, waarop het aanspraak schijnt te maken. Een enkel lid van de Jury, wiens meening door zijne collega's niet werd gedeeld, stelde voor, dit drama met eene hoogere onderscheiding te beloonen. Ook aan een paar stukken uit de categorie B werden door de jury eervolle meldingen toegekend, namelijk van Moeder Rosa, tooneelspel in één bedrijf, door den heer P. Geiregat, te Gent, en de Kerstboom, dramatische schets in één bedrijf, door den heer Slingervoet-Ramondt, te Deventer. Het 2e bevat de boeiende en roerende behandeling van een vrij eenvoudig onderwerp; het is wel degelijk, gelijk de titel het aanduidt, eene schets, veeleer dan een wezenlijk stuk, maar eene schets met echt dramatische hoedanigheden. Het 1e is nog vrij onbeduidender dan het voorgaande, wat betreft het behandelde onderwerp. Het is lief en keurig als versbouw en over het geheel echt letterkundig van bewerking. Behalve de stukken die aldus eene belooning hebben verworven, zijn er een aanlal andere, die de ernstige aandacht van de jury op zich hebben gevestigd en die wij de eer waardig keuren met een enkel woord hier vermeld te worden. Het Kruisbeeld, tooneelspel in 3 bedrijven, berust op eene behandeling die, wel is waar, eenigszins nieuw en verrassend schijnt, dorh ongelukkiglijk al te onwaarschijnlijk en pijnlijk gezocht is, terwijl de uitdrukking onuitstaanbaar gemaakt en de taal vrij onzuiver is. Tomaso Aniello, drama in 4 bedrijven, is een echt effectstuk met tallooze moorderijen en allerhande euveldaden, in den trant der dus- | ||||||||
[pagina 523]
| ||||||||
genaamde draken, zonder diepte noch karakterstudie; het zal echter dank zijne tooneelmatige bewerking, spelen als een vuurwerk. Zijn offer versmaad, tooneelspel in 3 bedrijven, bezit goede hoedanigheden als leiding en stijl, is echter door uitvôerigheid verlamd, en laat ten slotte, door de afknotting der ontknooping, den lezer onbevredigd. De Plattelands-Geneesheer, tooneelspel in 3 bedrijven, is eene loffelijke poging om verouderde en jongere begrippen tegenover elkander te stellen en eene botsing te doen ontstaan tusschen zosgezegd fatsoen en ware zedelijkheid. Het stuk is echter veel te stil van gang; geen enkel aangrijpend tooneel brengt eenige 'spanning te weeg, zoodat het weinig geschikt schijnt om bij de opvoering indruk te maken. Siska, tooneelspel in 3 bedrijven, is een tamelijk boerenstuk met enkele goede tooneelen, ontsierd door herhalingen en eene taal die soms te gezocht is voor de personen in wier mond zij gelegd wordt. Baekelandt, drama ia 5 bedrijven, schijnt geschreven te zijn met het oog op een minder ontwikkeld, naïef publiek en zal ontegenzeggelijk bij die soort van toeschouwers een verdienden bijval ontmoeten. Het 1e bedrijf sleept wat, de volgende zijn boeiend, het laatste is een lamme staart, dien de schrijver goed zal doen zooveel mogelijk in te korten. Twee vliegen in één slag, kluchtspel in een bedrijf, is een goed geschreven, geestig stukje, doch alhoewel het slottooneel een goeden komischen indruk zal teweegbrengen, ontbreekt de eigenlijke spanning: want de ontknooping is gemakkelijk te voorzien. Martha, tooneelspel in één bedrijf, is niet onverdienstelijk als dramatische bewerking, doch even gezocht en onwaarschijnlijk als onderwerp, als de uitdrukking opgeschroefd declamatorisch is, terwijl de zuiverheid van taal en stijl veel te wenschen laat. Onze jongen, dramatische schets in één bedrijf, begint goed, doch ontaardt verder in eene langdradige vertelling van ver gezochte toestanden en gebeurtenissen. Gecureerd, blijspel in èén bedrijf, mag een vrij aardig stukje genoemd worden, dat flink getypeerd is; doch wel wat onwaarschijnlijk en niet algemeen verstaanbaar als taal. Ten slotte Mijnheeren, heeft de Jury de eer aan de Gemeenteraad voor te stellen dat in de | ||||||||
reeks A.
| ||||||||
en in de reeks B
| ||||||||
[pagina 524]
| ||||||||
Eindelijk, vragen wij nog eene eervolle melding voor de heeren wijlen Van der Schraft Margadant en P. Geiregat, voor hunne stukken Ada van Holland, de Kerstboom en Moeder Rosa.
De Secretaris-verslaggever, Arthur Cornette. De Raadsheer-Voorziter, Jan van Beers.
De Leden: Aug. Michiels, Sleeckx, Jacobs-Beeckmans, Em. Rosseels, J. de Geyter, F.J. van den Branden, P. Génard. C.J. Hansen, P. Billiet, Victor Driessens. |
|