| |
| |
| |
Driejaarlijksche Tentoonstelling te Gent. (Vervolg.)
Een verdienstelijk werk op historisch gebied is de schildererij van M. Delperee. De typen dier Gentsche afgevaardigden, welke daar, aan al strengheid des winters blootgesteld, verplicht zijn voor de poort van Karel den Stoute's paleis te wachten, zijn goed opgevat en met talent weergegeven. In de houding van enkele figuren ligt echter wel wat te veel pose om gansch natuurlijk te zijn.
‘Keizer Karel in 't aanzien van den dood,’ dit onderwerp werd vroeger reeds door een' der gebroeders De Vriendt op voortreffelijke wijze behandeld. Thans heeft M. Robert, van Brussel, zich daaraan geïnspireerd, en dit met zeer goed gevolg. Hier en daar een beetje te theatraal misschien, maar vol uitdrukking en gevoel. De hoofdfiguur uit dit echt dramatisch tooneel, de type van den afgeleefden monark, die, den dood nabij, in diepe overweging Titiaan's ‘Laatste Oordeel’ beschouwt, is vooral gelukkig getroffen. Eenige bijzonderheden zijn niet onberispelijk, maar het geheele maakt toch veel indruk.
Onze bekende historieschilder Albrecht De Vriendt had te Gent andermaal een tafereel uit de vaderlandsche geschiedenis. Ofschoon wij Bouchard d'Avesnes niet op dezelfde hoogte stellen als sommige àndere van De Vriendt's voortbrengselen - wààr is de kunstenaar die zich zelven altoos gelijk blijft? - toch zijn er ontegensprekelijk goede hoedanigheden in dit tafereel. De groep der bisschoppen en de figuur van Bouchard zijn uitstekend. Wij zien dus niet in, hoe dit gewrocht de al te scherpe kritiek zou wettigen, die sommige fransche critici daartegen hebben uitgebracht. Die afbrekerij heeft veel weg van een parti pris tegen onzen zoo verdienstvollen Vlaamschen schilder.
‘Qui trop embrasse mal étreint!’ De heer Van Biesbroeck heeft o.i. de waarheid van die spreuk bevestigd, met zijn ‘Oreste door de Eumeniden vervolgd.’ Zeker zijn wij er
| |
| |
verre van af, in dat reusachtig produkt van een jongen, veelbelovenden schilder al het grootsche eener degelijke kunstopvatting te ontkennen; doch de verwezentlijking daarvan blijkt boven zijne krachten te zijn geweest. Niettemin verraadt dit werk een kunstenaar die het verre brengen kan. Overigens, de keuze van zoo'n onderwerp bewijst dat Van Biesbroeck van ernstige studie houdt, iets wat men niet van al onze jonge artisten zeggen kan.
Nog ontmoetten wij in het Historische Genre: Vinck's ‘Willem de Zwijger’ - eene oude, niet bijzonder aangename kennis van ons Antwerpsch Salon - en Vanden Bussche's ‘Alva in de Nederlanden’, waarover wij reeds vroeger in dit tijdschrift onze meening hebben gezegd.
***
Een paar woorden over de Genreschilders. Een eervollen rang onder dezen bekleeden sinds lang de gebroeders Verhas. Beiden schilderen zoowat in denzelfden trant en mogen zich in een steeds aangroeienden bijval verheugen. De palm komt ditmaal toe aan Jan Verhas: zijn Meester-schilder behoort tot de puikjuweelen der Gentsche tentoonstelling. 't Is een tooneeltje uit het kinderleven, vol natuur en waarheid. Niet dat ‘réalisme à outrance,’ waardoor sommige schilders ons de kindsheid als met voorliefde langs de onbehaaglijkste zijde te zien geven. Neen! ze zijn lief om te stelen die kleine bengels, en hoe langer men ze beziet hoe meer men zich ertoe aangetrokken voelt.-Men zegt dat het de kinderen van den schilder zelven zijn, die hij aldus op het doek heeft doen leven. Wat er van zij, zeker heeft de kunstenaar ‘con amore’ dit meesterstukje gewrocht. Eene kleine opmerking: dat sterk gekleurd tapijtwerk, als repoussoir, is niet zeer aangenaam en leidt meer of min de aandacht van de figuren af. Zooiets is aan het hoofdeffekt der schilderij eerder nà- dan vóordeelig.
‘De Bruidgeschenken in Zwaben’ is de titel eener eigenaardige, echt humoristische samenstelling van Th. Gérard. In een Zwabisch dorp, waar de zeden en gebruiken der verleden eeuwen zijn bewaard gebleven, ziet een jeugdig bruidspaar
| |
| |
zich bij 't uittreden der kerk door vrienden en bekenden begroet. Na de gelukwenschen komen de bruidsgeschenken, die door kinderen den jonggehuwden worden aangeboden en bestaan in alle soort van keukengerief. Dit tooneeltje wordt ons voorgesteld op die gemoedelijke, ingrijpende wijze, welke wij in de Duitsche genreschool zoozeer waardeeren. Gansch volmaakt is het werk niet, maar bij zóóveel hoedanigheden als hier te bewonderen zijn, ziet men een klein gebrekje volgaarne over het hoofd. De heer Th. Gerard wordt terecht onder onze uitstekendste nationale schilders gerekend. - Ook zijne zonen volgen gewetensvol dat voorbeeld, en ze zijn bijgevolg op goeden weg. ‘De verboden vrucht’ van Luc. Gerard is zeer aardig. Die twee typen van schoolknapen, welke zich, buiten vader's weten, aan 't rooken hebben ‘deugd’ gedaan, zijn flink naar het leven geschetst. Een keurig stukje! - ‘De Zeelieden’ van Jos. Gerard zijn, vooral als coloriet, ook zeer opmerkenswaardig.
Van den betreurden Adolf Dillens had men te Gent ‘De Ringsteking.’ Dit geestig tafereeltje uit het volksleven in Zeeland, heeft eens te meer doen zien wat voortreffelijken meester onze nationale schilderschool in vader Dillens heeft verloren. Wie, minnaar van het schoone on ware in de kunst, die niet met een glimlach van zelfvoldoening op 't gelaat zulke karaktervolle zedentooneeltjes blijft bewonderen! Over alles wat Adolf Dillens heeft op het doek getooverd, ligt zoo'n landelijk-dichterlijke kleur verspreid, die al dadelijk de symphatie van den toeschouwer opwekt. Dillens wist ons het leven in Zeeland voor te stellen, net zooals zijn vriend Conscience het leven in de Vlaamsche heide met de pen schildert. Idealism en realism versmelten zich daarin tot eene gevoelvolle, steeds behaaglijke harmonie.
Albrecht Dillens - een neef van Adolf, meenen wij - is een jonge kunstenaar, die met eere een terecht beroemden naam weet te dragen. Zijn tafereeltje ‘De verliefden’ geeft daarvan andermaal een overtuigend bewijs. Wat hem nog ontbreekt om op den naam van meester in de kunst volle aanspraak te mogen maken, zal hij door studie en volharding wel weten te verkrijgen.
| |
| |
Heyermans, Cap, Verhaert, Neuckens, E. Joors, Anthonis en andere Antwerpsche genreschilders hadden te Gent dezelfde schilderijen die wij hier reeds in den Cercle te zien kregen. Zij vonden er evenveel en welverdienden bijval.
De Bleye, een der jongeren, heeft gedachten en weet die al vrij goed te vertolken. In zijn Kinderdroom nogtans ontsnapt ons de bedoeling. Dat figuurtje kon evengoed Kinder-slaap heeten; want dat droomen ligt er volstrekt niet in.
‘Het Kleed van Monsieur de Louvois,’ door Serrure, is een met talent geschilderd, maar niet zeer aangenaam tafereel. Wat hard van toon en hier en daar niet van stijfheid vrij te pleiten. Als uitdrukking beviel het ons beter, ofschoon daardoor toch nog de voorstelling niet duidelijk genoeg voorkomt. Immers, zonder den verklarenden tekst in den catalogus ware zoo'n tooneeltje totaal onverstaanbaar.
Een genre tafereel van Verhaert, De Oudheidskenner, dat hier te Antwerpen zooveel bijval vond, werd te Gent veel minder opgemerkt. Dit ligt grootendeels hieraan dat het op de Tentoonstelling alles behalve gunstig was geplaatst. Deze opmerking is ook toepasselijk wat verscheidene produkten van àndere Antwerpsche artisten betreft. Van Beers, Neuckens, Anthony, Henry De Braekeleer, Hirth Dufrènes, enz. waren meer of min in't zelfde geval; ook zij hebben geen deminste reden om die heeren der Plaatscommissie in hun hart te dragen. Deze jonge kunstenaars verdienden vast wat meer ondersteuning. Water van zij, in plaats van hunne schilderijen in een vergeten hoekje, of minachtend aan de balustrade van een' trap op te hangen, zou men beter doen ze gladweg te weigeren.
***
Onder de Portretschilders noemen wij in de eerste plaats den heer P. Van Haevermaet van Antwerpen. Algemeene bewondering wekte zijn damesportret op. Een echt meesterstuk! Het bezit al de eigenschappen die een goed portret hebben moet. De teekening is onberispelijk, de kleur gematigd, maar toch warm en krachtvol, harmonisch en natuurlijk. Wij kennen het originaal niet, maar dit portret moet buiten allen twijfel zeer gelijkend wezen. De uitdrukking is zóó vol bezieling, dat het beeld op het doek te leven schijnt
| |
| |
en zich bijna als beeld vergeten doet. Zulk een kunstwerk is een triomf.
Welverdienden bijval behaalden ook de heeren Cluysenaer van Brussel en Nisen van Luik, nóg twee namen van voortreffelijken klank. Beide artisten hebben zich volkomen op de hoogte van hun voortreffelijken kunstroem getoond.
De twee kinderportretten van Emiel Claus behooren tot de beste van dien aard. De beeltenis van het meisje vooral is breed geborsteld en krachtvol van toon. Hier en daar misschien nog eenige stroefheid. Claus is een jonge, gewetensvolle kunstenaar, wiens talent zich véelzijdig ontwikkelt. Ook in het Genre en het Landschap blijkt hij vrij goed t'huis te wezen.
Pieter Oyens heeft een voortreffelijk damesportret, warm van toon en knap gemodeleerd. - ‘Op uwe gezondheid!’ van David Oyens en de ‘Oude vrouw’ van Piet Verhaert, schijnen ingelijks portretten te wezen; een en ander zijn zeer karaktervol. - Of Crabeels' Burgersvrouw een portret ofwel eene loutere fantaisie is, weten wij niet. Maar, om het even, met den besten wil der wereld kunnen wij het oordeel van een' onzer confraters niet bijstemmen, die zulks ‘une délicieuse figure’ noemt. We zijn volstrekt geen liefhebber van zoo'n ‘influence du gris dans la peinture,’ althans niet zooals de heer Crabeels dit schijnt te verstaan.
Een veelbelovend debutant is de heer N. Van den Eeden. Het portret van zijnen broeder, den componist, Jan Van den Eeden is sprekend van gelijkenis en bevat als faktuur reeds aanmerkelijke hoedanigheden. Ook de Meisjestiweeling is eene proef die belooft. Nog een weinigje te week van uitdrukking; wij zouden die portretten wat meer bezield wilden zien. Ziel, leven, karakter, ziedaar het groot geheim der portret-schilderskunst. Hopen wij dat de heer Van den Eeden, door gewetensvolle studie, zich dat geheim zal weten eigen te maken. - Men verzekert ons dat wij hier met een nauwelijks 17jarigen schilder te doen hebben. Welnu, ook het genrestuk, dat we van hem te zien kregen, is veel méér dan men verwachten zou van een' jongeling die nog zoo onlangs de kinderschoenen is ontwassen. Zóóiets verdient
| |
| |
belangstelling, ja aanmoediging. Indien de jonge Vanden Eeden ernstig voortwerkt, zonder zich door een eersten bijval te laten verblinden, kan hij eenmaal eene eervolle plaats tusschen onze nationale kunstenaars innemen.
***
Tegenwoordig zijn het vooral de Landschappen, die, althans wat het getal betreft, in elke onzer tentoonstellingen eene overheerschende rol vervullen. Wij hebben er te Gent een aantal ontmoet die waarlijk ook als kunst tot de puikstukken behooren.
Onwillekeurig komt ons, de eerste van allen, de naam van Coosemans onder de pen, misschien wel omdat zijn meesterlijke Avond op de Heide, dien wij op het vorig Gentsch Salon hadden bewonderd, op ons een zoo diepen indruk had gemaakt. Thans hebben we van hem o.a. een ‘Zonsopgang in het Park van Tervueren’ en een fraai sneeuweffekt. Geen dezer beide stukken was echter van aard om ons het hooger bedoelde te doen vergeten. Om het even, de heer Coosemans draagt niet weinig bij om de gunstig bekende school van Tervueren haren luister te doen behouden.
Drie sympatieke landschapschilders zijn de heeren Jan Rosseels, Th. Baron en Asselberghs. Elke nieuwe schepping is een perel te meer aan hunne rijke kunstkroon.
In meer dan éen opzicht merkwaardig zijn ook de zoo aangename natuurtafereelen der heeren Heymans - een wonderschoone ‘Morgenzon in de Heide’ - De Baerdemaeker, Lamoriniêre en Van Luppen.
M. Den Duyts wettigt meer en meer den bijval die hem bij zijne eerste proeven ten deele viel. Zijn Woudgezicht getuigt van een gewetensvol streven naar waarheid. Deze Gentsche schilder behoort vast niet tot diegenen, welke hunne landschappen op hun atelier opvatten en wier fantaisie altoos geneigd is moeder natuur een zondagkleedje aan te passon. - Naar buiten, schilders, naar buiten! De studiën te midden van veld en bosch, echte natuurstudiën, ziedaar de zekerste bron van ware natuurschoonheid.
Ook in den heer Permeke, van Brussel, leerden wij te Gent een veelbelovenden landschapschilder kennen. Zijne ‘Over-
| |
| |
strooming’ verdient een woord van welgemeenden lof, en ook de ‘Schelde bij hooge tij’ kenmerkt zich door in 't oog vallende hoedanigheden. Het luchtgedeelte scheen ons het minst gelukt.
Vermelden wij nog een wèlgeslaagd maanlichteffekt van L. Artan, dat den stempel draagt van een goed begrepen naturalism, een flinken ‘Morgen’ van Vander Hecht, een drietal keurig-realistische natuurindrukken van Th. Verstraeten, die een voortreffelijk impressionnist wordt, alsook een paar fraaie stadsgezichten van Robert Mols.
***
De kunst der Dierenschildering telt een knappen beoefenaar in den heer Verwee. Zijne Paarden uit Zeeland zijn even stout van faktuur als van coloriet. Die van Hubert en Schreyer zijn mede zeer opmerkenswaardig. Wat die van Montigny betreft, waarvan men veel goeds zegt, dit stuk is denkelijk onzer aandacht ontsnapt. - Wij herinneren onsintegendeelnog met veel genoegen flink gespierde koeien van Rosa Venneman, levenvolle schapen van De Beul, ferme honden van Stobbaerts en De Praetere en - last not least - allerliefste kattentypen van Mevr. Ronner.
***
Vergeten we niet te zeggen dat op het Gentsch Salon ook het Buitenland op uitstekende wijze vertegenwoordigd was. De Fransche school o.a. door M11 Abbema, Bidou, Breton, Feyen-Perrin, Laurens, Richter en Robert Fleury. - Ontbreken: Carolus Duran, Gustave Doré, Meissonier, Cermak en andere Fransche beroemdheden.
Duitschland had aan deze Tentoonstelling andermaal in zeer ruime mate deelgenomen: Feuerbach, Steinhardt, Gussow, Rodeck en vooral de zoo beroemde school van Düsseldorf, waartoe ook de genrist Carl Hubner en de landschapschilder Munthe behooren. Deze laatste had te Gent weer een paar onovertroffen winterzichtjes, waarvan het succès nog in lange niet schijnt uitgeput te wezen. Rodeck's ‘Avondzicht in het Woud is ontegensprekelijk een der prachtstukken van de Expositie. - In den laatsten tijd heeft de Landschapschildering in Duitschland een merkelijken stap voorwaarts gedaan,
| |
| |
en hoezeer onze Germaansche kunsbroeders in het Genre uitmunten is de wereld door bekend. In dit vak richt zich onze sympathie nu vooral tot professor Gussow. Zijn ‘Reservist’ en zijn ‘Bloemenliefhebber’ zijn beide pereltjes van 't zuiverste water. Gussow is geen Would be-realist, maar er ligt zóóveel waarheid en bezieling in zijne figuren, dat bij den aanschouwer de illusie volledig is. - Onder de Hollandsche schilders bemerkten wij, onder tal van andere meesters, den zoo voortreffelijken marinist Mesdag, alsook Mevr. Mesdag geb. Van Houtem, die een paar mooie landschappen exposeert; verder J.G. Vogel, Stortenbeker, Vande Sande Bakhuyzen, enz.
***
Aan de Beeldhouwkunst was ditmaal door de inrichters der Gentsche tentoonstelling een bijzonder compartiment gewijd, waarvan de eereplaats was ingenomen door een merkwaardige marmeren groep, getiteld: ‘Na het Onweder’ van Sarah Bernard. - Een paar portretten van Paul De Vigne behooren tot het beste der verzameling. Ook zijn bronzen fantaisiebeeld (Romeinsche vrouw) kenmerkt zich door meer dan gewone verdiensten. Paul De Vigne is waarlijk een knap artist, een meester in de kunst. - Dàt belooft ook te worden, als hij ernstig wil, Juliaan Dillens. Deze jonge kunstenaar, die dit jaar den Prijs van Rome behaalde, had te Gent een borstbeeld, dat insgelijks een hoogen dunk geeft van zijn zoo veelbelovend talent, - Dillens' medekamper in bedoelden wedstrijd, de heer Karel De Kesel, wien de 2de prijs te beurt viel, heeft ook te Gent een drietal zijner produkten aan het oordeel des publieks onderworpen. Ons dunkens kan dit oordeel niet anders dan gunstig wezen. - Nog bemerkten wij met genoegen de Thusnelda, een groot een schoon figuur van Van Biesbroek, eene Herodiade van Desenfants, een wel-gelijkend borstbeeld van den Gentschen dichter Cosyn-De Buck, door een jongen beeldhouwer wiens naam ons ontsnapt, eenige komieke genrestukjes van Lambeaux, Joris en Kasteleyn, enz. - Verder ook, in eene naastbij zijnde galerie, een aantal merkwaardige figuren van De Mannez, Biot, Forberg, enz.
A.J. Cosyn.
|
|