mobilier in overeenstemming zijn met den stijl en de bestemming der zaal. - Reeds van in de XIIIe eeuw was dit zóó begrepen; want de bouwmeester was alsdan gelast niet alleen met de schepping en de uitvoering der hem toevertrouwde werken; maar ook al de bijzaken zooals ameublement, stoffeering, tapijtwerk, waarin ons land van in den tijd der renaissance uitmuntte, werden door hèm geregeld, 't Is ook dààraan dat wij die eenheid van stijl, zelfs in de kleinste kunstvoortbrengselen onzer bloeiende tijdvakken te danken hebben, en die wij te vergeefs in de hedendaagsche scheppingen-zoeken.
Wat den ernstigen bezoeker oogenblikkelijk in het oog valt bij de tentoongespreide voorwerpen, is eene algemeene strekking naar den stijl Louis XVI, die altijd zeker ouder de meest verdienstelijkste mag gerekend worden. Doch onze landgenooten mogen niet vergeten dat men hun nieuwigheid vraagt, en moeten bijgevolg trachten hunnen navolgingsgeest voorde scheppingskracht op te offeren.
Wij weten het genoeg, de oorzaak hiervan is: dat in dit gedeelte der menschelijke bedrijvigheid de Franschen een tijdlang den voorrang hadden, omdat door hen het eerst werd begrepen dat ook hierin zoowel als inde plastieke kunsten, de schoonheidsleer hare toepassing vinden moet. Doch onze landgenoten moeten zich herinneren dat nijverheids-produkten zoowel als kunstgewrochten zich moeien plooien naar de zeden, gebruiken en gewoonten des volks, alsook volgens de eischen des tijds. Zij moeten bijgevolg trachten nationaal in hunne werken te worden, en niet gedurig het tegenwoordige door het verledene bedienen.
Hoogst wenschelijk ware de verwezentlijking van 't voorstel des heeren Van der Haeghen, tot het bouwen van een Paleis van Schoone Kunsten in onze stad. Dààr zouden later de tentoonstellingen gehouden worden, want de Hoogeschool, waar zulks ditmaal plaats had, is geenszins daar toe geschikt. Het nieuw gebouw zou dan ook een bestendige kunstempel zijn, waar de verschillende merkwaardigheden onzer stad, die nu op de zolders van het Stadhuis en elders verborgen liggen, verzameld worden.
Men zou tevens op ‘verkleinde schaal’ eene collectie modellen kunnen schikken van de bijzonderste Grieksche en Romeinsche scheppingen, wat stellig eene rijke bron van studie zou opleveren aan onze jonge kunstenaren, welke niet altijd de middelen bezitten om verre reizen te doen. Ook voor het volk zouden daar nuttige lessen op te doen zijn: bij middel van elektrisch licht zou men hun de beroemdheden van den Forum, de ruĩenen van Pompeï, van Trajan enz. leeren kennen. Dit ware, meen ik, een onfeilbaar middel om den goeden smaak en het oordeel te vormen.
Daarom sluit ik met de hoop, dat allen die eenigszins den volksvooruitgang behartigen, zullen aandringen tot het verkrijgen van dit hoogst noodig monument.
Edm. Laroy.