De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 7
(1877)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijKunstkroniek.Tooneel- en letterkunde. Prijskampen.- In den wedstrijd voor het opstellen van een volksboek over Rubens en zijne school, uitgeschreven door de Stedelijke Regeering van Antwerpen, heeft de Jurij dezer dagen uitspraak gedaan. De bekroonde is de heer Dr Max. Rooses, conservator van het Plantijns-Museüm onzer stad. Er waren slechts drie werken ter mededinging ingezonden, die alle drie door de Jurij in ernstige aanmerking werden genomen. - Den heere Dés. Delcroix is als tooneeldichter eene nieuwe onderscheiding te beurt gevallen Aan zijn stuk ‘Eliza’ werd, door de Jurij van den driejaarlijkschen wedstrijd voor tooneelliteratuur, de Staatsprijs toegekend. Men zal zich | |
[pagina 329]
| |
herinneren dat de vorige maal die eer aan Delcroix' vaderlandsch drama ‘Philippina van Vlaanderen’ te beurt viel. - Uit oorzaak van den dood van H.M. de Koningin der Nederlanden, is het eerstvolgende Nederlandsch Congres, dat dit jaar te Kampen moest worden gehouden, verschoven tot in Augusti, 1878. - Het gunstig bekende tijdschrift ‘Deutsche Dichterhalle’ Redacteur Dr Ernst Eckstein) waaruit onze medewerker V.A. Dela Montagne de in ons Mei-nommer verschenen ‘Morgenidylle’ vertaalde, deelt thans zijnen lezers ook deze vertaling mede. De Redactie voegt er de volgende bemerking bij, als antwoord op zekere kritiek, die tegen de esthetische gehalte van Hamerling's dichterlijk-realistisch genrestukje was uitgebracht: ‘Die von Herrn Söderström beanstandete ‘Morgenidylle’ unseres verehrten Mitarbeiters Robert Hamerling musz doch auf andere, minder befangene Seelen einen ästhetisch wirksamen Eindruck gemacht haben, denn die in Antwerpen erscheinende Monatschrift: ‘De Vlaamsche Kunstbode’, herausgegeben von A.J. Cosyn, bringt an hervorragender Stelle eine Uebertragung des liebenswürdigen Stimmungsbildes, die wir unseren Lesern hier mittheilen wollen.’ - Van Jan Hollands geestigen roman ‘Darwinia’ zal eerlang eene Hoogduitsche vertaling het licht zien. - Een onzer medewerkers, de verdienstelijke Redacteur van het Hollandsch tijdschrift Euphonia, verzoekt ons mededeeling van het volgend bericht: ‘In verband met de mededeeling voorkomeede in Nommer 12 van “Euphonia” omtrent het plan tot oprichting van een gedenkteeken op het graf van wijlen John Lothrop Motley, en met het oog op de algemeene belangstelling in den persoon en de werken van den grooten geschiedschrijver, zou de ondergeteekende gaarne alles omtrent Motley verzamelen, wat door en over hem is geschreven. Hij verzoekt daarom aan Heeren Redacteurs en uitgevers van Dag- en Weekbladen, Tijdschriften, enz., hem niet alleen door het overnemen van dit stukje te verplichten maar hem ook toe te zenden, de Nrs hunner organen waar in iets betreffende M. voorkomt. Eerst dan wanneer ieder mede wil werken, kan een plan volkomen verwezentlijkt worden. Geregeld zal elke week opgave gedaan worden van het ontvangene.’ Utrecht, 17/6 77. A.J. Servaas van Rooijen. | |
[pagina 330]
| |
Toonkunde. - Prijskampen.- De volgende toondichters kwamen zegepralend uit den voorloopigen muziekalen wedstrijd (Prijs van Rome) en werden derhalve tot de bepaalde proef toegelaten: H. De Pauw en Tinel van Brussel, Dethier, Soubre en Dupuis van Luik, en Simar van Antwerpen. - De samenstelling van de Jury heeft, onder Vlaamsch opzicht, in de pers nog al hevige protestatiën doen ontstaan. Dit vooral met het oog op de uitsluiting van twee begaafde jonge toondichters, de heeren Mestdagh en Hindercykx van Brugge, die beiden den Vlaamschen Cantatentekst hadden verkozen. - Niet minder dan 22 stukken werden ingezonden om mede te dingen in den wedstrijd door de Koninklijke Harmonie van Antwerpen uitgeschreven, voor het componeeren eener Rubens-Ouverture. De Jury (MM. Peter Benoit, L. de Burbure, G. Huberti, A. Lemaire, J. Van den Eede, L. Van Gheluwe en Van Elewijck) heeft den uitgeloofden prijs van 1000 frs. toegekend aan den jongen Vlaamschen toondichter Jan Blockx. - Bravo! - Het Handelsblad van Amsterdam gaf onlangs het volgende artikeltje, denkelijk als ballon d'essai: ‘Naar aanleiding van een ingezonden stuk over het stichten eener Nederlandsche Opera, met den heer Mertens aan het hoofd, deelt men ons uit zekere bron mede, dat de gevierde componist daartoe zekerlijk geneigd zou zijn, als hij krachtig gerugsteund en gewaarborgd werd. ‘Ware het niet wenschelijk dit denkbeeld eens in overweging te nemen, en zouden in Amsterdam niet eenige wakkere muziekliefhebbers zijn, die in deze zaak het initiatief namen?’ - De door het Willemsfonds aangestelde Commissie, bestaande uit de heeren Benoit, Van Gheluwe, Richard Hol en Nicolaï, heeft voor de volgende uitgaven Nederlandsche Zangstukken compositiën van de volgende toondichters gekozen: Mej. Simonis de Berlaere, P. Benoit, Ed. Blaes, J. Blockx, Jos. Bosiers, L.F. Brandts-Buys, D. De Lange, W. De Mol, F. De Vos, R. Hol, K. Mestdagh en Dr E.D. Pyzel. - In de Eendracht van Gent wordt andermaal Maestro Samuël wat op de vingers geklopt, om de onvlaamsche richting door hem aan de Gentsche Muziekschool gegeven. | |
[pagina 331]
| |
Hoe logiek overigens die verfranschende heer bestuurder te werk gaat! In een verslag over het Festival te Luik kritikeert Samuël de duitsche zangeres Mevr. Heller omdat zij in 't fransch heeft willen zingen, ‘eene taal welke zij niet kent’... - ‘Zeker!’ antwoordt de Eendracht, ‘evenals de heer Samuël ongelijk heeft gehad eene Vlaamsche Cantate op muziek te willen zetten, en het voorzitterschap te aanvaarden der Jury in eenen wedstrijd van Vlaamsche Declamatie. - Wy hadden er nog kunnen bijvoegen dat hij vooral ongelijk gehad heeft, bestuurder te willen worden van eene Muziekschool die Vlaamsch zou moeten zijn.’ - Dezer dagen hadden wij de aangename gelegenheid kennis te maken met Benoit's muziekale bewerking van De Geyter's feestgedicht Vlaanderen's Kunstroem, waarvan wij het voorrecht hebben onze lezers de ‘primeur’ meê te deelenGa naar voetnoot(1). Men weet dat Benoit zich, tot het componeeren dezer Rubens-Cantate, andermaal in het diepste der Kempische Heide is gaan begraven. Bij zijn terugkeer nu heeft de Vlaamsche meester, in het salon van den dichter, eenige zijner vrienden op eene auditie van zijn thans voltooid zangdicht vergast. Niet alleen werden door hem de bijzonderste gedeelten op de piano ten gehoore gebracht, maar hij voegde daarbij eenige esthetisch-muziekale beschouwingen, die ons met den geest en de opvatting van zijn nieuw werk bekend maakten. Het zou voorzeker voorbarig wezen over dit nieuw gewrocht - dat, zegt men, door meer dan 1000 personen: zangers, zangeressen en instrumentisten, - zal worden uitgevoerd, nu reeds een bepaald oordeel te willen uitbrengen, eene taak waarmeê zich denkelijk een medewerker-specialist zal gelasten. Van nu af mag echter gezegd, dat Benoit's onderhoud met de Muze een voortreffelijken uitslag heeft opgeleverd. De kleurvolle poëzie van De Geyter heeft hem stof gegeven tot het vervaardigen van een werk, dat stellig naast zijne vroegere eene wèlverdiende plaats innemen zal. Zijne Rubens-Cantate, die eerder den naam van Oratorio | |
[pagina 332]
| |
verdient, is breed opgevat, in den volkstrant bewerkt, doch zonder den minsten zweem van alledaagschheid. Daar, zooals men weet, deze Jubel-cantate bestemd is om in de opene lucht te worden uitgevoerd, zoo moest men daartoe iets grootsch, iets indrukwekkends hebben, iets waarmeê men op de saamgestroomde volksmenigte het bedoelde effekt maken kan. Welnu, wij twijfelen geen oogenblik, of ook onder technisch opzicht zal de indruk waarlijk kolossaal zijn. Als eene meldenswaardige bijzonderheid zij hierbij aangestipt dat, op een gegeven oogenblik - na den heilgroet der Zustersteden: ‘Laat onze hulde de wereld doorgalmen’ - op eens van uit den toren der prachtige Cathedraal (de uitvoering geschiedt op de Groenplaats, juist vóór de Hoofdkerk) zich een jubelgeschal van Thebaansche bazuinen zal doen hooren. Dit effekt kan sommigen wat gezocht, misschien zelfs wat gewaagd voorkomen, ons schijnt het eene gelukkige greep, overigens volkomen in overeenstemming met den feestelijken toestand. -- Eene àndere bijzonderheid: Om de vreugde van het feestvierende volk in zijn werk weêr te geven, heeft Benoit er een allerliefste Beiaarddeuntje, in den trant onzer oude Vlaamsche volksliederen, in gebracht. Het thema daarvan komt op verschillige plaatsen geheel of gedeeltelijk, en telkens zeer gepast terug. Geen twijfel of dit lied: ‘Dan zal de Beiaard spelen,’ enz., licht en gemakkelijk als melodie, zal spoedig populair zijn. - Ter gelegenheid van het Vaderlandsch Verjaarfeest dat heden 15 Juli te Brugge wordt gevierd (de 575ste verjaring van den Slag der Gulden Sporen) waarop al de Vlamingen des lands werden uitgenoodigd, zullen op de Groote Markt, met begeleiding van 't klokkenspel uit den Halletoren, de volgende zangstukken worden uitgevoerd: het Lied der Vlamingen, de Vlaamsche Leeuw en Vlaanderen! alle drie daartoe opzettelijk door den knappen componist Leo Van Gheluwe georkestreerd. Men bericht dat Benoit zich met de leiding van die grootsche uitvoering heeft gelast. - Te laat om nog in deze aflevering te kunnen opgenomen worden, ontvangen wij van onzen muziekalen medewerker | |
[pagina 333]
| |
De Vrije een omstandig verslag over het laatste Concert der Antwerpsche Muziekschool. Verschoven tot ons eerstvolgend nommer. | |
Beeldende kunsten. - Prijskampen.- Door de Société Centrale d'Architecture, van Brussel, wordt een wedstrijd uitgeschreven voor het beste plan eener Bewaarschool voor de beide Geslachten. Daarin worden drie verschillige premiën uitgeloofd: de eerste van 250 fr., de tweede van 150 fr. en de derde van 100 fr. - Het Album sterkwaterplaten, door het ‘Journal des Beaux-Arts voor 1876 uitgegeven, moet onder opzicht van kunstwaarde voor geen zijner vóorgangers onderdoen. Het bevat uitmuntende eaux-fortes van de heeren E. Van den Bosch (1ste prijs), A. Numans en L. Baes (2de prijs in verdeeling), Willem Geets, J. Van de Kerchove, Jul. en Albr. De Vriendt, Lemayeur en Th. Hans. - Op 2den Pinksterdag jl. werd op het Gemeentekerkhof, buiten de Brugsche poort, te Gent, het monument van wijlen den volksdichter Nap. Destanberg onthuld. Het is een sierlijke grafzuil, met het welgelijkend medaillon-portret des dichters versierd, dat den beeldhouwer De Brucq tot eer strekt. De plechtigheid dier onthulling had een grooten toeloop van volk uitgelokt. Het gedenkteeken draagt eenvoudig tot opschrift: ‘Aan Napoleon Destanberg, volksdichter, 1829-1875’. Verschillige redevoeringen en gedichten werden bij die gelegenheid voorgelezen, waarin aan Destanberg's nagedachtenis eene onverdeelde hulde werd gebracht. - Onze Antwerpsche kunstenaars reppen voortdurend flink de handen uit de mouwen om den Rubens-Optocht met prachtige triomfbogen en praalwagens op te luisteren. Behalve de wagens der Muziek en der Boekdrukkunst, door den heer Hendrik Verbuecken, den Fiat Lux van den heer Van der Linden, kregen wij onlangs ook het ontwerp van den nieuwen Rubenswagen te zien, die zooals men weet, bij openbare volksinschrijving zal worden bekostigd. Die wagen, die m.w. den Optocht sluiten zal, is het werk van den heer Van den Bussche, leeraar aan onze Antwerpsche Academie. Indien de | |
[pagina 334]
| |
uitvoering aan de opvatting beantwoordt, zal de nieuwe Rubenswagen wonderschoon zijn. Hij stelt voor: Rubens verheerlijkt door zijne werken. | |
Vlaamsche belangen.- Dat de wet, die het gebruik der talen voor de Vlaamsche Gerechtshoven regelt, thans den Vlamingen toch eenig (zij het dan ook slechts onvolledig) rechtherstel heeft aangebracht, kan zeker niet worden ontkend. Wierde nu maar die wet loyaal zóó uitgevoerd gelijk zij door de Kamers werd gestemd! Maar meer dan eens werd geklaagd over franschsprekende of franschgezinde advokaten en rechters, die (uit onkunde of uit onwil?) hunnen invloed gebruiken om, onder dit of dàt voorwendsel, de Vlaamsche beschuldigden van hun recht (de keuze der taal) te doen afzien. Gelukkig dat ook zij die het wèlmeenen met het vlaamsche volksrecht, dat ook de vlaamschgezinden in onze rechterlijke wereld al hunne pogingen aanwenden om de gestemde wet zooveel mogelijk aan haar doel te doen beantwoorden. En onder dezen verdienen de ijverige leden der Vlaamsche Conferencie der Balie van Gent voorzeker met bijzonderen lof te worden vermeld. Deze Conferencie, waarvan de meeste advokaten uit Vlaanderen's hoofdstad deelmaken, werd gesticht om door praktische judiciaire oefeningen den rechtsgeleerden het gebruik der Vlaamsche taal voor de rechtbanken te vergemakkelijken. En dat die voortreffelijke vereeniging reeds nu de beste vruchten draagt, blijkt uit het door den secretaris M. Julius Obrie laatst uitgegeven Verslag. Daaruit zien wij nl. dat van 1 Januari tot 31 December 1876, er voor de Correctionneele Rechtbank van Gent niet minder dan 158 verschillige zaken in het Vlaamsch alleen werden bepleit, waarbij 38 in het fransch en in het vlaamsch. Deze uitslag, merkt de verslaggever terecht aan, mag voorzeker bemoedigend voor de toekomst worden genoemd; want men dient vooral niet uit het oog te verliezen, dat zij die in de Vlaamsche taal pleiten meerendeels tot de jongere leden der Balie behooren. - In den laatsten tijd werd hier een nog al hevige strijd gevoerd aangaande de geboorteplaats van eene onzer oude | |
[pagina 335]
| |
muziekale beroemdheden: wij bedoelen den componist Tinctoris. - Die strijd is dezer dagen zelfs uitgeloopen op een proces, dat wel een woord in onze Kroniek verdient. Lang heeft men gemeend dat Tinctoris in het Waalsch-Brabantsch stadje Nijvel (Nivelles) geboren was, en... de Nijvelaars hebben hem zelfs een standbeeld in hun midden opgericht. Doch een geleerde muziekale criticus, de bekende geschiedvorscher Edm. Vander Straeten heeft onlangs op onweerlegbare oorkonden bewezen: dat Tinctoris - of De Verwer, zooals zijn vlaamsche naam luidde - niet van Waalschen, maar wel van Vlaamschen oorsprong was; dat hij niet te Nivelles, maar wel te Poperinghe het licht zag. Daarop: groote woede in het kamp der Nijvelaars, die ‘mordicus’ hielden staan dat Tinctoris hun man was. Men ging zelfs zóóverre den heer Vander Straeten te beschuldigen met opgezetten zin de historische waarheid te hebben verdraaid... Dan weer hoorde men een tijd lang van de zaak niet meer spreken, toen nu onlangs een zonderling rechtsgeding de bemoeiingen dier halstarige Nijvelaars in een nieuw licht stellen kwam. Door een paar beambten van de Staats-Archieven was namelijk tegen den heer Vander Straeten eene rechterlijke klacht neêrgelegd, als zou die heer een blad uit een manuscript hebben weggescheurd, ten einde de wezentlijke geboorte van den beroemden Tinctoris te verbergen! Men ziet: de zaak was nog al kras... en de heer Edm. Van der Straeten is dan ook genoodzaakt geweest, van eene kunstreis uit Italië terug te komen, om hier voor de rechtbank zijne aangevallen eer te verdedigen. Die verdediging is hem echter niet moeiiijk gevallen: twee experten, die het bedoelde handschrift nauwkeurig hebben onderzocht, hebben voor het Tribunaal bewezen, dat er geen het minste blad aan het manuscript ontbrak, en dat bijgevolg de aanklacht ongegrond was! |
|