De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 7
(1877)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 311]
| |
Over de Nationale Toonkunde.
| |
[pagina 312]
| |
maar dal zij op 't gebied der Kunst zich zelven blijven willen en door gééne werking van hun grondbegin afstand willen doen. - En zie, die handelwijze heeft alreeds vruchten gedragen. Vele bladen hebben zich onledig gehouden met den naam van Karel Lodewijk Hanssens, den eersten onzer synfonisten - een groot man voorwaar! Hanssens was bijna in 't vergeethoekje geraakt, want onze snoeiers en enters laten heel gerust onze geniën in 't graf slapen! Nu zal hij herleven de geniale man; want onze werking gaat vooruit. - Den ingeslagen weg met moed betredend, zullen wij er eerstdaags toe geraken Hanssens' schoone gewrochten in 't licht te zien geven, en zijnen naam op alle programma's naast die van Haydn, Mozart, Beethoven te zien prijken. Fetis, de man die zooveel jaren de Koninklijke Muziekschool bestuurde, en die wel is waar met onze vlaamschnationale begrippen niet heel en gansch overeenkwam, maar toch bewijzen heeft gegeven dat hij het persoonlijk streven der kunstenaars, welke hij als leerlingen in het contrapunt ingewijd had, niet wilde belemmeren zulks heeft hij tijdens de uitvoering van den Lucifer volkomen bewezen - ook hij, de verdienstelijke Fétis werd stillekens aan vergeten; men sprak niet meer van hem; het scheen of had de man nooit als componist bestaan. Een zijner Openingstukken, op 't Festival van Antwerpen uitgevoerd, heeft al het fijngevoelige van zijn kunstenaarsgemoed doen uitschijnen, en bewezen dat ook hij met zijne compositiën eene voortdurende plaats mag eischen op al onze programma's. Gelukkiglijk zijn althans zijne werken gedrukt, zoodal men ze zonder moeite kan bekomen. Alexander Stadfeld, nog een van die schier vergetene Belgische mannen, werd insgelijks uit die vergetelheid heropgewekt. Van hem voerde men het schoone openingstuk Hamlet uit. Verscheidene werken van dien te jong gestorven componist zijn nog niet in druk te geven. Moge dààrvoor onze ‘Bond tot bevordering der Nationale Toonkunde’ eenmaal zorgen! | |
[pagina 313]
| |
Willem de Mol, wiens zachte en levendige gewaarwordingen elks gemoed roeren, de jonge Vlaming bij uitmuntendheid, de schrijver van zoo menig hartelijk lied, van symfoniën, openingstukken, - o.a. Hulde aan Nederland, en de Levenstijden, onvoltrokken gebleven door zijn onverwacht afsterven - ook Willem De Mol prijkte op 't programma van ons Festival. En dat men niet kome beweren dat ons volk, ons Vlaamsch publiek, zich tegenover onze mannen onverschillig getoond heelt. Nooit hebben we meer begeesterde toejuichingen hooren losbreken dan na de uitvoering der gewrochten onzer betreurde afgestorvenen! - Dat men ook niet bewere dat het uitsluitend in onze Moedertaal uitvoeren aller werken, zelfs der Duitsche, kwaad zou hebben gedaan aan den bijval, wel integendeel! - Men zal zich steeds herinneren hoe gretig de groote repetitiën van elken dag der uitvoering bijgewoond en gevolgd werden door een talrijk publiek, en met welke aandacht allen toeluisterden! Eenige nieuwsbladen, eenige anti-nationale beknibbelaars en soortgelijke, door eene of andere drijfveer vooruitgestooten, hebben getracht de beteekenis van het eerste echt Nationaal-Vlaamsch Festival in België te verkleinen door er de waarde van te beschrenken of te verkrenken. Voor zulke werking werden vele redenen voorgewend, en onder andere: Er werd niet in 't fransch gezongen; - wij waren separatisten, en... België verkeerde in gevaar!! En toch konden die brave lieden de namen van Waalsche componisten op het programma lezen! maar dit was niet voldoende, men had ten minste éen stuk in de fransche taal moeten zingen! - De Société de Musique die het Festival inrichtte stond pal, en week niet achteruit. Er werd gezongen in de moedertaal en niet anders dan in de moedertaal, - en dit was maar zooals het behoorde inde meest vlaamsche stad van België. - Hebben wij, Vlamingen, er opmerkingen tegen gemaakt dat er op het Festival, te Luik, niet in 't Vlaamsch werd gezongen? In 't geheel | |
[pagina 314]
| |
niet: onze leus is ‘In Vlaanderen Vlaamsch (Nederlandsch)’, en wij, die kunnen verdragen dat de zon zoowel in waalsch, als in vlaamsch water schijnt, wij begrijpen zeer goed dat ook de leus onzer waalsche broeders zij: ‘In 't Walenland Waalsch (Fransch).’ Met die eerste kleingeestige reden hoopte men ons bij het Staatsbestuur in verdenking te brengen; - maar de Regeering is van heden at genoegzaam ingelicht, om verzekerd te zijn dat de bijval, bij het publiek zoowel als bij de uitvoerders, overgroot is geweest, en dat géén Festival, hoe aantrekkelijk men het ook maakte door het bijroepen van vreemde uitvoerdersGa naar voetnoot(1) ooit zulke blijken van goedkeuring mocht inoogsten. En dit kan ook niet anders: het volk bemint de zijnen. - Zeker zal het zijne hulde aan vreemde kunstenaren niet weigeren,omdat het echt talent, van wààr het ook kome, in ons land gewaardeerd wordt, maar tusschen die hulde en de geestdrift die bij het Nationale Festival van Antwerpen losbrak, is er nog al wat onderscheid! Ten anderen - men begrijpe het wèl - Belgie moet nationaal zijn, en dit niet het minst in zijne muziekbeweging. De groote Festivals moeten nationaal zijn, ofwel zij kunnen hun doel niet bereiken: het beschavend doelwit dat in onze nationale Muziekscholen moet betracht worden. Dàt heb ik reeds vroeger bewezen.
(Wordt voortgezet.) Peter Benoit. |
|