vereende krachten, allen mogelijken vreemden invloed, op het gebied der taal, af te weren.
Vreemd kwam het ons dus voor, dat in Dixmude nog twee andere vereenigingen bestonden, nl. de Van Duyse's Vrienden en de Ware Van Duyse's Vrienden, die aan dezen prijskamp geen aandeel hadden, en van de vereeniging ‘Scerpdeure’ waren afgescheiden, door het verschil van godsdienstige of politieke gevoelens. Het was zeker dan ook dààraan toe te schrijven, dat er zelfs geen vlaggetje wapperde, in de schoone straten van Dixmude. Wij betreurden deze scheiding, zoo nadeelig werkend op de beoefening der kunst. ‘Hoe, dachten wij, wil men eenen algemeenen vijand bestrijden, als men aldus zijne krachten verdeelt! Zóo toch blijven de prijskampen zonder het gewenschte gevolg!’
Eene àndere opmerking: Ook kwam het ons zeer vreemd voor, dat de Jurij bestond uit Heeren Leden der Maatschappij ‘Scerpdeure’, wijl het toch wenschelijk is en zelfs noodzakelijk, dat de Jurij uit deskundigen van verschillende maatschappijen besta, en liefst vreemd of onpartijdig ten opzichte van de deelnemers.
Buiten deze vereischten verliest de kampstrijd zeer veel in degelijkheid, en de prijzen veel van hunne waarde.
Immers hoe zalmen b.v. eene juiste en oordeelkundige beoordeeling uitbrengen over den zang, zonder zelf zanger of kenner der muziek te zijn?
Onbekend met de regelen en vereischten der kunst, is het toch geheel onmogelijk den zanger in zijne waarde te schatten! En evenzoo met de uitvoering eener voordracht of tooneelvoorstelling.
Hoe zeer heeft men niet te letten op de natuurlijkheid, duidelijkheid en zuivere uitspraak van den declamator! - En hoe moet men niet in acht nemen den hoogeren trap der voordracht, die zich moet kenmerken in klem en nadruk, verpoozing en stemval, tonen, gelaatstrekken en gebaren!
En van wie anders zal men kunnen vorderen dat alles op te merken en te beoordeelen, van wie anders dan van mannen, die zich door jaren studie en ervaring op het kunstgebied deden kennen?
Verder zij het ons vergund de vraag te stellen: of er aan de deelnemers aan den kampstrijd, niet eene enkele voorwaarde méér gesteld zou kunnen worden, namelijk op te geven, hoe lang hunne voordrachten zullen duren en zoo noodig bepalen, dat ieder spreker niet méér tijd zal gegeven worden dan b.v. een kwartier voor de opgegeven voordracht?
Wij wisten waarlijk niet, wiens geduld meer te bewonderen was, dat van de Jurij of dat van het Publiek. Waar 93 (zegge drie en negentig) nommers moeten afgewerkt worden is het niet te verwonderen, dat het Publiek onrustig wordt, hetgeen nadeelig is voor den spreker en hinderlijk voor de Jurij.
Ook geef ik in bedenking of de Jurij de stukken, welke ten gehoore gebracht zullen worden, niet vooraf goed- of afkeuren zou