| |
Kunstkroniek.
Tooneel- En Letterkunde.
- Prijskampen. - De koninklijke maatschappij Ste-Cecilia van Hasselt heeft een tooneelprijskamp voor Noord- en Zuidnederland uitgeschreven. Deze bestaat in het opvoeren van een drama in 2 of meer bedrijven en een blij-of tooneelspel in één bedrijf. Die vertooningen zullen aanvangen in de maand September. Er bestaan drie prijzen in geld voor Drama en Blijspel, verder 4 meldingen, waarvan 2 voor het Drama en 2 voor het Blijspel, alsmede 4 prijzen voor de beste spelers en speelsters.
- Evenals de Ste-Cecilia, die eigentlijk eene franschgezinde ‘société royale’ schijnt te zijn, richt ook de maatschappij ‘De Ware Vrienden’ van Hasselt een internationalen prijskamp in, die belooft zeer schitterend te zullen zijn. Daarin worden uitgeloofd: vier prijzen voor het Drama, zijnde 700 fr. met gouden eermetaal, en 400, 200 en 100 fr. met verguld zilveren eermetaal; verder drie prijzen voor Tooneel- of Blijspel: 400 fr. met gouden eermetaal; 200 fr. en 100 fr. ieder met zilveren verguld eermetaal. Aan de beste tooneelspelers in de beide vakken worden bijzondere prijzen toegekend. Alle Belgische en Noordnederlandsche vereenigingen mogen daar- | |
| |
aan deelnemen. De verdere voorwaarden zijn nagenoeg dezelfde als voor den prijskamp der Ste-Cecilia. Overigens, hoewel het plan der Ware Vrienden reeds lang bekend was, zegt ‘Euphonia’, toch heeft die ‘Société Ste-Cécile’ de zoo vlaamschgezinde ‘Ware Vrienden’ eene vlieg willen afvangen, wat vooral bevreemdend is, daar die maatschappij enkel eene afdeeling fransch tooneel aan zich heeft verbonden, en slechts tot heden twee vlaamsche uitvoeringen gaf, maar overigens geheel buiten de Vlaamsche Beweging staat.
- In den prijskamp voor tooneelstukjes voor meisjesscholen heeft de heer L. Van den Kieboom, lid van het Nederlandsch Tooneelgezelschap van Gent, twee eerste prijzen behaald. De bekroonde stukjes zijn getiteld: Maria's dag en Belofte maakt schuld.
Door de Gentsche volksmaatschappij Vrijheidsliefde wordt een wedstrijd uitgeschreven voor 't opvoeren van drama's en blijspelen, zonder vrouwrollen. Alle Belgische en Nederlandsche vereenigingen mogen daarin mededingen, uitgezonderd die van de stad Gent zelve. Uitgeloofde prijzen: Drama: 1ste prijs, een zilveren vergulde medalie en 100 fr., 2de prijs, idem en 50 fr. - Blijspel: 1ste prijs, een zilveren vergulde medalie en 50 fr.; 2de prijs, id. en 25 fr.
- De Moniteur kondigt een koninklijk besluit af, waarbij de 5jaarlijksche Staatsprijs voor het beste werk over de zedelijke en politische wetenschappen wordt toegewezen aan professor Laurent van Gent. Het bekroonde werk is getiteld: Principes de Droit civil (15 eerste vol.).
- Het is de heer Theodoor Juste, die den 5jaarlijkschen staatsprijs voor de nationale geschiedenis behaald, en wel voor zijne gezamentlijke historische werken, en vooral voor zijne studie over de Omwenteling van 1830.
- Het kunstblad La Fédération artistique van Antwerpen (bestuurder G. Lagye) verzoekt ons te melden dat het zijne Redactie merkelijk heeft uitgebreid. Buiten het eigentlijke kunstgedeelte, zal de Fédération haren lezers ook een beredeneerd overzicht der bouwkunst geven, artikelen over kunstnijverheid, een muziekaal gedeelte, en een bibliographisch
| |
| |
overzicht van al wat in Belgie merkwaardigs van de pers komt. De inschrijvers ontvangen als premie een album, dat photographiën van beroemde schilder- en beeldhouwwerken bevat. De abonnementsprijs blijft 15 frs. 's jaars.
- De Regelingscommissie voor het XVde Nederlandsch Taal- en Letterkundig Cengres, zendt ons den volgenden omzendbrief:
Brussel, 25 Mei 1876.
Onder de hooge bescherming van Z.M. Leopold II, Koning der Belgen, is het ons aangenaam en tevens vereerend, U de goede tijding te brengen, dat het XVde Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres te Brussel zal gehouden worden op Maandag, Dinsdag en Woensdag, 28, 29 en 30 Augusti 1876.
De plechiige ontvangst der Congres-leden zal plaats grijpen op Zondag, den 27sten dier maand.
Deze oproep wordt gericht niet alleen tot de beoefenaren en voorstanders der Nederlandsche Taal-en Letterkunde, maar ook, zooals de stichters der Congressen het beöogden, tot alle manneu van invloed, die op het gebied van ‘Kunst, Wetenschap en Maatschappelijk leven’ werkzaam zijn - ter bereiking of liever ter volmaking van het verhevene doel: nauwere verbroedering tusschen Noord en Zuid en verheffing van den Dietschen stam door het huldigen der geesteswerken en het aanwakkeren der liefde voor eigen aard en eigen zeden, bij middel van eigen taal en eigen kunst.
Zelfstandigheid is het hoogste en uitstekendste kenmerk van een volk, en die zelfstandigheid veropenbaart zich ten sterkste door de oorspronkelijke scheppingen, als de reinste vruchten der beschaving, het zij door beeld of woord, het zij door kleur of klank.
De werken der kunst vervoeren ons en stemmen ons vreugdig; des te meer kunnen wij ons dan verblijden in het bekend maken, bewonderen en genieten der kunstgewrochten van onzen eigen stam, krachtig of aanminnig, ernstig of vroolijk gesproten uit het Nederlandsch gemoed; des te meer kunnen wij ons dan verheugen in het verheerlijken onzer Moedertaal, die melodische uiting van geest en hart, waardoor wij, - bewoners der beide deelen van Nederland, - alhoewel staatkundig gescheiden, te zamen werken, om in het verleden met rechtmatige fierheid onze voorouders te vereeren, en in het heden door eigen werk ons te doen gelden als een volk van broederen, dat door zijne Letterkunde, zijne Wetenschap en zijne Kunst zich zelven acht, en den eerbied en de genegenheid der naburige natiën verdient.
Dat zij die in eigen kunst, in eigen leven en in de eigenwaarde van hunnen stam belang stellen, zich bij ons voegen.
Aan allen, zonder onderscheid van godsdienstige belijdenis of staatkundige gezindheid roepen wij toe: - Mannen van allerlei stand en richting, komt, viert met ons de vredevolle intellectuëele feesten van het XVde Neder- | |
| |
landsch Congres, en Gij zult U begeesterd en verheugd gevoelen in het bewustzijn dat Gij medewerktet aan de grootmaking van uw volk en van uw land.
De werkzaamheden van het XVde Nederlandsch Congres zullen gewijd zijn aan:
A. Nederlandsche Taal- en Letterkunde;
B. Nederlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde;
C. Nederlandsch Tooneel en Nederlandschen Zang;
D. Nederlandsche Kunst, Beeldhouw-, Schilder- en Bouwkunst;
E. Nederlandschen Boekhandel.
De Regelings-Commissie in algemeene vergadering, gehouden den 5den Mei 1876, door den vrijen keus der vereenigde Vlaamsche Letter-, Tooneelen Kunstgezelschappen, alsook der voornaamste Letterkundigen en Kunste naars der Hoofdstad en Voorsteden uitgeroepen, heeft de eer U het lidmaatschap aan te bieden, en koestert de hoop dat deze uitnoodiging door U met belangstelling zal beantwoord worden.
Wij wenschen het bericht uwer deelneming aan onze werkzaamheden zoodra mogelijk te ontvangen en zien hetzelve te gemoet ten uiterste vóor 30 Juni aanstaande.
In geval Gij een bijzonder vraagpunt of onderwerp op het algemeen programma wenscht geplaatst te zien, zoo verwachten wij de opgave ervan eveneens ten uiterste vóor gemelden 30 Juni.
Voordrachten van zuiver letterkundigen aard, zooals het voorlezen van dichtstukken, zijn evenzeer welkom.
Geene onderwerpen mogen worden besproken welke niet voor beide deelen van Nederland belang opleveren.
Geene geschrevene redevoeringen worden toegelaten, waarvan de voordracht meer dan één kwartier uurs zou vorderen.
België's Hoofdstad, de oude stad, waar Hertog Jan eens hoorde
‘dat suete geluut syner Dietsche tale!
en waar hij
in den oelen meie verblide dat herte
en vernieuwde sijn gesanc!’
Brussel wacht U in al zijnen luister, met zijne prachtige ontelbare kunstschatten, maar vooral met een warm hart, dat zal juichen bij het zoete geluid onzer moedertale, dat zich zal verblijden en zijn gezang zal vernieuwen om U te ontvangen en U aan te moedigen in de samenwerking uwer vreedzame, broederlijke en edele zending.
Het Bureel der Regelings- Commissie:
Dr Hanau, voorzitter; Mr Vermeulen-Thorbecke, Dr Alfons Willems, ondervoorzitters; Hendrik Conscience, Xavier Havermans, Dr K. Ledeganck, Jan Verhas, Frans Verstraete, commissarissen; Emiel Van Dantzig, penningmeester; Emanuel Hiel, algemeene secretaris; Jos. Scherpenseel, Is. Teirlinck, Mr Vanderlinden, secretarissen.
| |
| |
- Van Multatuli's beroemd werk ‘Max Havelaar’ wordt te Rotterdam eene fransche vertaling in het licht gegeven. Dit meesterwerk onzer Nederlandsche letteren wordt tegenwoordig ook in de Spaansche taal overgezet; terwijl van andere zijde Engelsche vertalingen van De Veer's Trouringh en Hildebrand's Camara Obscura worden aangekondigd.
- Het Gentsch veertiendaagsch letterblad De Eendracht (redactie H. Keurvels) zal te begiunen met Juli a.s., voortaan alle weken verschijnen, en wel in vergroot formaat. De Eendracht zal uitsluitelijk aan kunst en letteren, blijven toegewijd en vooral op kunstterrein de nationale beweging ondersteunen.
- Door de vereenigde artisten van het Nederlandsch Tooneel van Gent werd onlangs te Dixmude eene keurige voorstelling gegeven. Deze bestond uit zeer gunstig gekende tooneelspelen: De Vreugde van het Huis (3 bedr.), De straationgen van Parijs (2 bedr.) en de lieve tooneelschets ‘Het Wiegje’ van Van Goethem.
- Te Praag wordt eerlang eene tentoonstelling van Tijdschriften geopend. Uitgevers die hunne tijdschriften, dag- of weekbladen daarop wenschen vertegenwoordigd te zien, zouden wèl doen daarvan een nummer te zenden aan de heeren Dr Grégr en F. Dattel, boekhandelaars te Praag, met het bijschrift op den adresband: ‘Für die Zeitschriften-Ausstellung in Prag.’
- De Gentsche maatschappij ‘La Fraternité’ bezorgt de uitgave aan eener ‘Levensschets van Isidoor De Vos’ ten voordeele van het aan dien betreurden toondichter opterichten gedenkteeken. Deze levensschets vormt een fraai boekdeeltje en bevat ook de bij zijn graf uitgesproken redevoeringen.
- De letterkundige Voordrachten, door de Nederlandsche Afdeeling van onzen Cercle artistique (Antwerpen) ingericht, leverden dit jaar (winterseizoen 1875-76) een bijzonder belang op. Deze werden op 15 Dec. jl. door den Voorzitter Dr. C.J. Hansen, geopend, met eene verhandeling over Willem de Zwijger, welke rede zeer werd toegejuicht. Ten slotte droeg de spreker een door hem vervaardigd historisch-dramatisch gedicht voor, waarin de Zwijger en de vrijheidskamp der vaderen op schitterende
| |
| |
wijze worden in 't licht gesteld. -De tweede voordracht was die van Dr. Ten Brink, uit den Haag, die ons over de Parijsche zeden onder het Directoire onderhield. Deze ook ten onzent zeer gewaardeerde redenaar, viel echter ditmaal minder dan gewoonlijk in den smaak van ons publiek. - Meer bijval vond de heer Johan Gram, met de voorlezing eener humoristische novelle ‘Een politieke tinnegietster’, dezelfde die thans in ons tijdschrift verschijnt. Daar echter die titel voor Zuidnederland niet zeer duidelijk was heeft de schrijver dien voor de opname in onzen Kunstbode veranderd in ‘Wat de liefde vermag.’ Wij twijfelen niet of dit geestig schetsje uit het Hollandsche leven zal onzen lezers even aangenaam zijn als aan de talrijke hoorders in den Cercle. Het eenige dat men thans erbij verliest is het genot den heer Gram zijne eigenaardige stukjes zelf niet te hooren voordragen. De heer Gram bezit die kunst in hooge mate, en dat talent van voorlezen verhoogt nog het genoegen dat zijne schriften zoo ruimschoots doen smaken. De vierde spreker, die in den Cercle optrad was Dr. Piccardt, van Goes. Deze herdacht in eene uitmuntende rede den Antwerpschen volksdichter P.F. Van Kerchoven, die eene zoo eervolle plaats in onze letteren bekleedde.- Kort daarop betrad een ander Noordnederlander de tribuun, en wel dein Holland zeer gunstig bekende Dr. Van Koetsveld, uit den Haag. Wat hij voordroeg (eene soort van novellistische fantazie: ‘Het jaar 1900’) was wèl van aard ons te bevallen; doch de geachte conferencier sprak en las zóó onduidelijk, dat een groot gedeelte van zijne anders belangrijke voordracht voor ons publiek verloren ging. - Eene goed geslaagde verhandeling over ‘de Vrouwen der XVIde eeuw’, door een jongen
Antwerpschen spreker M. Flor. Van de Ven, besloot op waardige wijze de reeks dezer over 't algemeen druk bezochte voordrachten. - Het Bestuur der Letterkundige Afdeeling van den Cercle is sedert de laatste verkiezing samengesteld uit de heeren: Dr. C.J. Hansen, voorzitter; Van Hoof, schatmeester, en A.J. Cosyn, secretaris.
- Onder de nieuwe uitgaven, die bij ons letterlievend publiek het meest belangstelling verdienen, rekenen wij den aangekondigden bundel Lenteliederen van Theophiel Coopman.
| |
| |
Al wie behagen schept in schoone, gemoedelijke poëzie zal zich dit werkje aanschaffen. Trouwens, de heer Coopman heeft reeds ten overvloede bewezen - o.a. door zijne bijdragen in onzen Kunstbode - dat hij tot de meestbelovende dichters der jonge school behoort. Zijn eersteling mag dan ook een gunstig onthaal te gemoet zien. Van ganscher hart wenschen wij hem dien welverdienden bijval.
- Onze zoo gunstig bekende dichter Frans De Cort zet thans de metrische vertaling der Oden van Oratius voort, waarmeê zijn schoonvader, de betreurde Dautzenberg, een aanvang had gemaakt.
- Door Dr W.J.A. Huberts wordt eene metrische overzetting van Hamerling's beroemd dichtwerk ‘Ashaverus te Rome’ ondernomen. De eerste zang zal eerlang het licht zien.
- In het Noordnederlandsch tijdschrift Euphonia verscheen het Verslag over den te Dordrecht gehouden Tooneelwedstrijd, waarin, zooals men weet, onze Antwerpsche vereeniging ‘Hoop en Liefde’ den 1sten prijs voor het Drama behaalde. Met genoegen lazen wij daarin de volgende beoordeeling over eene onzer Vlaamsche tooneelkunstenaressen: ‘Eenparig werd de medaille voor de beste tooneelspeelster in het drama toegekend aan Mevr. Van Ardoye-Cappron (Aleidis). Het spel van deze actrice was werkelijk verdienstelijk, ofschoon de rol van Louise in ‘Kabaal en Liefde’ haar gaven beter deden uitkomen dan die van Pietra, waarschijnlijk door de werkelijk groote moeilijkheden aan de opvoering van dit laatste stuk verbonden. Mevr. Aleidis schijnt ons toe veel studie te hebben gemaakt van 't spel van Mej. Beersmans, en dit niet zonder goeden uitslag. In romantische stukken zal zij steeds hare taak op meer dan bevredigende wijze vervullen. Het tooneel dat haar eventuëel zal bezitten, kunnen wij niet anders dan met zijne keuze geluk wenschen, te meer daar het spel van Mevr. Aleidis in het blijspel ‘Haar hart is ontwaakt’ geen twijfel overlaat omtrent de veelzijdigheid van haar talent.’
| |
Toonkunde.
- Prijskampen. - De Nederlandsche Toonkunstvereeniging, waarvan de hoofdzetel te Amsterdam
| |
| |
gevestigd, heeft besloten de vier volgende prijsvragen uit te schrijven: 1o Een solostuk voor klavier (mèt of zonder orkestbegeleiding); - 2o Een dito voor viool; - 3o Een dito voor eenig blaasinstrument; - 4o Een duo voor soprano en bas, met pianobegeleiding (Nederlandsche tekst).
- Het groot Nationaal Festival door de Antwerpsche Muziekmaatschappij ingericht, zal in Augusti plaats hebben. - De bijzondere enalgemeene repetitiën zijn nu voor goed aan gang, althans wat de kooren betreft. Al de uitstekendste zangers en zangeressen maken er deel van. Vooral de dames hebben in groot getal den oproep der Commissie beantwoord; en met genoegen bestatigen wij dat de bijzonderste familiën onzer stad daartoe het voorbeeld hebben gegeven. - Behalve de twee eerste deelen van Benoit's groot oratorio ‘De Oorlog’ worden nog uitgevoerd Vanden Fede's nieuw werk ‘Jacoba Van Beijeren’, Waelput's cantate ‘De zegen der wapens’, de nog weinig gekende compositie van wijlen M. De Mol ‘Droeve tijden’ een concerto voor piano van Huberti, een werk van Van Gheluwe, de 9de symphonie van Beethoven, een stuk van Wagner, en werken van Stadtfeld en Karel Hansens. Al de zangwerken worden, zooals men weet, in de Nederlandsche taal voorgedragen. ‘Dit is,’ zooals de correspondent van den Halletoren terecht aanmerkt, ‘eene gelegenheid om eene schitterende proef te nemen met het inrichtingsstelsel van den heer Peter Benoit, den bestuurder der Société de musique, die ongetwijfeld wel zal weten te beletten, tegen alle andersgezinde invloeden in, dat het Antwerpsche festival, de dwalingen zijner voorgangers volgende, een eklektisch karakter zou verkrijgen en tot iets anders dienen dan tot het vooruitzetten onzer Vlaamsche school op eene uitgebreide schaal en het vertolken der werken van de groote klassieke Duitsche kunst, waarmede zij stamverwant is.’ - Wij betreuren alleen dat geen enkel Noordnederlandsch componist in dit programma vertegenwoordigd is. Was het dan der inrichtende maatschappij zoo moeilijk daartoe een geschikte keuze te doen?
- Een jonge vlaamsche componist, die geen vreemdeling in onzenationale kunstbeweging meer is, de heer Franz Andelhof,
| |
| |
van Turnhout, geeft eerlang een drietal ‘Heideliederen’ in het licht, op poëzie van Emanuel Hiel. Een dezer stukjes ‘Kempenland’ werd reeds meermaals met veel bijval in openbare muziekfeesten voorgedragen, en de twee andere: ‘Heidebloemehen’ en ‘Daar ging een meisje’ schijnen dit toonkundig klaverblad op waardige wijze te volledigen.- Kortom, een veelbelovend debuut.
- Aan de Société Chorale van Brussel werd met eenparigheid der 42 leden van de Jurij, de prijs van Uitmuntendheid toegewezen in den grooten zangwedstrijd, die onlangs te Reims (Frankrijk) plaats had. Een andere Brusselsche kring, de Cercle Choral behaalde den 1sten prijs in de hoogere Afdeeling.
- Ter gelegenheid der Kleine Antwerpsche Kermis gaf de Instrumentale Afdeeling derMertensvereeniging in den koninklijken Schouwburg een concerto, waarop stukken van Rossini, Haydn, Benoit, Van den Eeden, Janssens, Gras en Odufré werden uitgevoerd. Gemelde afdeeling, heeft hare drie orkeststukken gespeeld op eene wijze welke aan de kunde des bestuurders evenals aan den ijver en goeden aanleg der leden tot eere strekt. Daarbij hadden nog hunne medewerking tot dit feest verleend: Mej. Richard (zangeres) en de heeren K. Michiels van Brussel (instrumentist), Gras en Van den Noetelare (zangers). Al de zangstukken waren op Nederlandschen tekst. Als hulde voor beweze diensten werd aan den voorzitter der Afdeeling den heer Herman Grewel jr. namens de leden een prachtige bloemtuil aangeboden.
- Onze componisten schijnen flink de handen uit de mouwen te reppen, tegen het aanstaande tooneeljaar. De heer K. Miry (Gent) maakt, zegt men, twee nieuwe opera's in gereedheid; de heer Thibau (Turnhout) zijn zangspel Philips van Artevelde, en de jonge maar verdienstelijke Jan Blockx, eene komische opera getiteld: Vergeten.- De Zweep spreekt ook met lof over Van Synghel's Breydel en De Coninck, opera in 3 bedrijven.
| |
Beeldende Kunsten.
- Tentoonstellingen. - De voortreffelijke Maatschappij tot bevordering van Nijverheid
| |
| |
en Wetenschappen, te Gent, heeft een oproep gericht tot de kunstenaars, nijveraars en ambachtslieden der provincie Oost-Vlaanderen, om ter gelegenheid der aanstaande Julifeesten een Tentoonstelling van kunst- en nijverheidswerken in haar lokaal (Koornlei, 18) in te richten. Een aantal eermetalen en diploma's zullen door een daartoe benoemden Jury aan de verdienstelijkste werken worden toegekend. In te zenden vóór 6 Juli, e.k.
- Onze Vlaamsche kunstenaars worden meer en meer in 't Buitenland gewaardeerd. De heer Jos. Pauwels is tot conservator van het Museüm van Dresde benoemd, terwijl de heeren Alex. Struys en Linnig jr. beiden professors worden aan de Academie van Weimar. Wij wenschen onze drie stadgenoten met die eervolle benoeming geluk.
| |
Vlaamsche Belangen.
- De Middensectie, gelast met onderzoek van het wetsontwerp van M. De Laet en c.s. betreffende het gebruik der Vlaamsche taal in bestuurlijke zaken, heeft beslist dat dit voorstel zal verzonden worden aan de heeren ministers van Binnenlandsche Zaken en van Justicie, met verzoek om het te onderwerpen aan het advies van de gouverneurs, de bestendige deputatiën en de procureurs-generaal van de provinciën waar Vlaamsch gesproken wordt.
- Onder den titel ‘Il n'y en a plus!’ leest men in den ‘Halletoren’:
Wanneer zullen de heeren ministers van oorlog dan toch eindelijk beslissen van in Vlaanderen gendarmen te zenden, die de landstaal machtig zijn?
Voor nagenoeg zes weken verschenen voor de correctionneele rechtkank van Brugge drie betichten uit de omstreken van Oostende. Nauwelijks waren de eerste getuigen gehoord of eene diepe verbazing greep de achtbare magistraten aan; de drie lieden, die op de bank der betichten zaten, waren blijkbaar onschuldig, en de ware plichtige was zelfs niet gedaagd. De geheele misslag kwam voort van een voorloopig onderzoek in het fransch gedaan door een maréchal-de-logis der gendarmerie, welke het Nederlandsch gansch onmachtig is.’
|
|