De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 6
(1876)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 225]
| |
voldoening aanstippen - iedereen ook toonde zich tevreden over het geheele. Wat het eigentlijke stuk betreft, daar zullen we niet veel over zeggen; het wordt, meen ik, in de rubriek ‘Boekbeoordeeling’ door den Bode besproken. Eene enkele opmerking nogtans: zeker willen wij van harte gaarne volle recht aan het schrijverstalent van Delcroix laten wedervaren, doch ons komt het voor, dat op verschillende plaatsen zijn nieuw tooneelwerk van zeker langdradigheid niet is vrij te pleiten. Wat, o. i., het best gelukte der acht tafereelen schijnt, is het vierde: op de Veerle-plaats te Gent: ‘C'est pris au vif’ zou de Franschman zeggen. De tooneelschikking is allerkostelijkst, ook allerprachtigst. En of ze wèl geleid is geworden, daar staat de naam van kunstenaar Pieter Gassée borg voorGa naar voetnoot(1). De decors zijn heel schoon, sommige verdienen misschien wel den naam van meesterstukken: Schilder Wouters, ook die van den Muntschouwburg, Fontaine, Lynen en Devis, halen er eere van. En nu de vertolking van het stuk: Die mag waarlijk zeer bevredigend heeten. Om iedereen recht te geven, moet men zeggen, dat de troep van het Nationaal Tooneel van Brussel zijn uiterste best heeft gedaan. Op den voorgrond treden Mevr. Apers, Felix Vandervoorde en Schaumans, die respectievelijk de rollen van Philippine, van Willem van Donse en van den Wichelaar wedergeven. Schaumans bijzonderlijk wordt een keurig speler, een gewetensvol realist. Vergeten we Ferd. Van de Sande (den ouden graaf Gwijde) niet, noch Mevr. De Somme, als Machteld van Donse, noch Lejour, als Poorter Utenrame, - deze laatste eene kleine rol, maar zeer goed weergegeven. De muziek is van Leo Van Gheluwe, den talentvollen bestuurder der Muziekschool van Brugge. We vinden die muziek vrij merkwaardig; inzonderheid de symfonie De | |
[pagina 226]
| |
slag der Gulden Sporen. Dichter Jan Van Droogenbroeck heeft de twee oude liedekens Het daghet in den Oosten en Eens meien morgens vroege, van hertog Jan van Brabant, getoonzet. Dit laatste werd op eene bevallige wijze door eenen Menestreel (Mej. Hendr. Van de Sande) voorgedragen, 't Is een echte volksmelodie die telkenmale gebisseerd werd. Gelijk men ziet, in zijn geheel beschouwd, geeft de voorstelling van een dramatisch-muziekaal gewrocht als dit, ruimschoots reden tot belangstelling. Ook heeft de Philippine van Vlaanderen zooveel ophef gemaakt in de Hoofdstad, dat iedereen, zelfs de meest verstokte transkiljon naar het Alhambra ging zien. De Koning en de Koningin wilden te dier gelegenheid nog eens hunne sympathie voor het Vlaamsch Tooneel toonen. Op Donderdag 6 April werden HH. MM. door den heer Van Driessche ontvangen en verwelkomd. Verders mogen we melden, dat de Koning eene toelage van 10,000 frank heeft verleend. Dàt heeten we niet alleen vorstelijk, maar ook zeer wijselijk gehandeld! I.T. * * * 8 Mei, 1876. P.S. - Ik acht een klein bijvoegsel aan mijnen Brief noodzakelijk: De Halletoren en de Zweep hebben eenige inlichtingen over Philippina van Vlaanderen medegedeeld, die ik niet mag onaangeraakt laten. Vooreerst zou de heer Van Gheluwe weinig of niets van de muziek vervaardigd hebben. - Dat hij àlles niet geschreven heeft, is de zuivere waarheid. Eenige zijner leerlingen hebben inderdaad kleine muziekale tusschenbedrijven gemaakt, en de heer Jan Van Droogenbroeck de muziek op Het daghet in den Oosten, Harba-lori-fa en Vaer wech ghepeyns (wat niet gezongen is geworden), dit om de taak van den heer Van Gheluwe te vergemakkelijken. Doch dat die toondichter de schoone symfonie - men zegge wat men wil, dàt is de naam - op den Slag der Gulden Sporen geschreven heeft, wordt niet of kan niet worden betwist. Nu, die Symfonie is wel het | |
[pagina 227]
| |
uitgebreidste en merkwaardigste van wat op muziekaal gebied in de Philippine voorkomt. Tweedens zou het Bestuur van het Nederlandsch Tooneel in Brussel onkiesch gehandeld hebben met den naam van den heer Van Gheluwe bekend te maken. - De heer Bestuurder der Muziekschool van Brugge heeft zulks nooit gevraagd voor de symfonie en de kooren, welke van hèm zijn; hij vroeg dit enkel voor de muziek zijner leerlingen. Dààrom ook heeft het Bestuur op de plakbrieven doen drukken: Symfonie en kooren door Van Gheluwe. De Brusselsche dagbladschrijvers hebben daarvan gemaakt: ‘Muziek door Van Gheluwe’. Maar wiens schuld is dat? - Dan nog: de componist hoeft zich geenszins over de muziek van Philippina te schamen; zijn werk heeft den Brusselaren uiterst goed bevallen. En wel te recht!
Nu oordeel ik het goed nog een woordje tot den Halletoren te richten, die mij beschuldigt wat te zeer op mijn Brusselsch ingelicht te zijn. Wil hij door dit gezegde mij voor eenen ‘Brusselschen Vlaming’ doen doorgaan, dan heeft hij het goed voor; bedoelt hij echter daarmede mij als ‘Franschgezind’ aan te duiden, dan protesteer ik uit al mijne krachten. - ‘Boutens is een leerling der Muziekschool van Brussel, dus hebben de Kunstbode en ik gelogen?’ roept hij uit. In geenen deele, vriend van den Halletoren; hier is geene spraak van liegen: Ik heb het woord ‘misgrijpen’ of ‘vergissen’ gebruikt. Men liegt niet met onbewust eene onwaarheid te zeggen. Dat de heer Boutens (alias Goossens) ook ter muziek. schole van Brugge is gegaan, daarvan zijn we thans ten volle verzekerd. Doch dat het niet zoo onjuist is dien heer ook ‘een leerling der muziekschool van Brussel’ te noemen, bewijst dat hij van de lijst der leerlingen werd geschrabt, omdat hij, tegen het Reglement, op het Tooneel gezongen heeft. Wat meer is, de heer Boutens stond ook opgeschreven als leerling van M. Warnots, Bestuurder der Muziekschool van Schaarbeek-St-Josse ten Oode. Uit hetgene ik hier over den heer Boutens schrijf, leide men niet af dat, volgens mij, de Muziekschool van Brussel - voor wat de Vlaamsche | |
[pagina 228]
| |
muziek aangaat - die van Brugge zou overtreffen. Verre van daar! Ieder weet dat in het op franschen leest geschoeide ‘Conservatoire’ van Brussel ons Vlaamsch princiep maar uiterst zwak vertegenwoordigd is, terwijl de door M. Van Gheluwe bestuurde Muziekschool zich door hare vlaamsche richting eervol onderscheidt. Wat wij dus over Boutens schreven had volstrekt niet voor doel iemand in zijn eergevoel te krenken, - neen, zulks was alleen om der waarheid wille, en desnoods kunnen we daarvan de klaarste bewijzen leveren. I. T. |
|