De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 6
(1876)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 212]
| |
De Kerkmuziek.I.
| |
[pagina 213]
| |
Spitholdius, licenciaat in de godsgeleerdheid, gegeven, luidt als volgt: Hoe cantiones sunt pioe et laudabiles, dignoe quoe multorum manibus in Ecclesia conterantur. Peter Phalesius deukte nog van Philips eene verzameling van twaalf Litaniën en vier andere boeken Motetten, te zamen twee-honderd-veertien samenstellingen inhoudende. Gedurende de XVIIde eeuw, bezat de catholijke godsdienst geen enkel buitengewoon verdienstelijk toonzetter, terwijl het protestantism met fierheid wijzen mocht op Henry Pureell, Thomas Weelkes, Michaël Wise, Orlando Gibbons, William Child, John Blow, de eerwaarde Robert Creyghton en Benjamin Rogers, doktor in de muziek. Die groote schaar uitmuntende protestantsche toonzetters werd in de XVIIIde eeuw opgevolgd van eene andere waarvan de voornaamste waren: Maurice Greene, Thomas Saunders Dupuis, James Nares, een leerling van Pepusch en meester van William Carnaby en van Thomas Attwood, de eerwaarde William Mason, James Kent, William Croft, William Boyce, Thomas Arne en William Hayes. Gedurende dien tijd toondichtten voor den catholijken godsdienst slechts twee voorname kunstenaars die hem toebehoorden; het waren de twee Samuel's Webbe, vader en zoon. Samuël Webbe, de oude, was een man van groote wetenschap, overleden te Londen in 1824. Organist der portugeesche kapel in de hoofdstad van Engeland, gaf hij eene verzameling kerkmuziek in drie boekdeelen uit, alsook eene Ode aan Sint-Cecilia en acht Voorzangen. Zijn zoon, Samuël Webbe de jonge, was organist der kapel van het spaansch gezantschap in Londen en toondichtte een Pater noster en eene verzameling Motetten. | |
[pagina 214]
| |
II.
| |
[pagina 215]
| |
Bernardino Ribera, een kunstenaar uit de eerste helf der XVIde eeuw, wiens werken zich kenschetsen door eene groote waarheid van uitdrukking voor wat den zin der texten betreft, is schrijver van verscheidene Missen, een Magnificat en een groot aantal Motetten. Een geleerd muziekant, Bartolomeo Escobedo, zanger der pauselijke kapel in Rome, toonzette Motetten, een Magnificat en twee Miserere's. Een ander kapellaan-zanger der pauselijke kapel onder Paulus III, Cristoval Moralès,eender voornaamste toon dichters tusschen de voorgangers van den doorluchtigen Palestrina, componeerde een aanmerkelijk getal Motetten, waaronder men meesterstukken aantreft, voorts Lamentatiën, acht Magnificat's en twee boeken Missen. Omtrent het midden der XVIde eeuw bloeide Melchior Robledo, kapelmeester te Sarragossa, die een Magnificat, Motetten, Missen en Psalmen naliet. Ortiz, de Vento en de Vittoria, zijn de beroemdste meesters der tweede helft der XVIde eeuw. Diego Ortiz was kapelmeester van den onderkoning van Napels en toondichtte Motetten, Psalmen, Lofzangen, een Magnificat, Voorzangen, Responsoria's en een zeer schitterende Benedictus bestaande uit dertien in fuga geschreven versetten, die ik in partitie gesteld heb. Ivo de Vento, organist aan het Hof van Willem, hertog van Beijeren, is schrijver van drie verzamelingen Motetten. Tomaso-Ludovico de Vittoria, leerling van Escobedo en van Moralès, maakte eene bijzondere studie van Palestrina's werken en werd een der beste toondichters zijns tijds. Kapelmeester eerst te Rome en later kapellaan des konings van Spanje, toondichtte die beroemde kunstenaar twee Missen, verscheidene Magnificat's, een Officie der Overledenen, Psalmen, één Dienst der Goede-Week, Lofzangen en Motetten voor alle de feestdagen des jaars. Van hem bezit ik een ware parel, een Ave Maria, dat ik inpartitie stelde en in onze hoofdkerk van Antwerpen | |
[pagina 216]
| |
tot uitvoering bracht. De uitstekendste onder de Spaansche meesters der XVIIde eeuw, waren Patigno en Salazar. Don Carlos Patigno, een priester wier werken beroemd zijn, was kapelmeester te Madrid. Zijne gewrochten zijn ontelbaar. Don Juan-Garcia Salazar, insgelijks priester en tevens kapelmeester der hoofkerk van Zamora, is schrijver van talrijke Motetten die een voornaam talent veropenbaren. De XVIIIde eeuw bracht, wat de Spaansche School betreft, eene reeks kunstenaars voort die onder alle opzichten waardig waren hunne doorluchtige voorgangers optevolgen. Don-Juan-Perez Roldan, kapelmeester te Madrid, liet verscheidene plechtige Missen en eene van Requiëm na. David Perez, een toondichter van groote vermaardheid, kapelmeester der hoofdkerk van Palermo en later aan het koninglijk hof van Lissabon, schreef Mettenen voor overledenen, Motetten, Psalmen, Voorzangen en twee Missen. Van den priester Don Antonio Ripa, kapelmeester der Metropolitane Kerk van Sevilla, ken ik Motetten, Vespers, een Dienst voor de overledenen, Missen, Completen en een Stabat Mater. Deze drie kunstenaars behooren tot de eerste helft der XVIIIde eeuw; voor de tweede helft wil ik spreken over Nebra, Soler (twee groote toonzetters die aan Fétis onbekend bleven), over Secanilla, Doyagüe en Prieto. Joaquino Nebra, kapelmeester van koning Ferdinand VI, schreef Missen en Motetten. Zijne Mis van Requiëm is een meesterwerk. Soler, met recht als een der beste toondichters van de Spaansche School beschouwd, was monik-hieronymiet en kapelmeester van het klooster zijns orders in het Escuriaal. Hij liet voor de kerk tal van overschoone werken na, die zich vooral door eene groote waarheid van uitdrukking onderscheiden. De canonik Don Francesco Secanilla, in 1832 over- | |
[pagina 217]
| |
leden, was een talentvol toondichter en muziekcritieker. Hij was kapelmeester der hoofdkerk van Calahorra en schreef Motetten, Lofzangen en verscheidene Missen. De canonik Don Manuel-Jose Doyagüe verwierf eene groote vermaardheid. Hij werd kapelmeester van Salamanca, leeraar aan de Hoogeschool derzelfde stad en eereleeraar aan het Conservatorium van Madrid. Overleden in 1842, liet Doyagüe na: drie Magnificat's, waarvan éen een meesterstuk is, verscheidene Miserere's, een Dienst der overledenen, Lamentatiën, vijf Missen, verscheidene Motetten, Psalmen voor het geheele jaar en een prachtig Te Deum. Al de werken diens meesters zijn in een strengen en grootschen stijl geschreven. Eindelijk blijft ons nog te vermelden Don Juliano Prieto, Kapelmeester der hoofdkerk van Pampeluna, overleden in 1844, schreef hij Voorzangen, Litaniën en Motetten. | |
III.
| |
[pagina 218]
| |
kapelmeester der hoofdkerk van Lissabon, is de vermaarde schrijver van verscheidene merkwaardige Missen. Pietro-Sancho de Paredes, geleerd priester en kundig organist, taalkundige en toonzetter, schreef Motetten voor het Kerstfeest en Lamentatiën. Antonio Vieira bewoonde een tijdlang Italië en werd kapelmeester in Loretten. In zijn vaderland teruggekeerd, bekleedde hij hetzelfde ambt te Erato. Hij schreef Psalmen, Missen en een Miserere. Een toonzetter van groote vermaardheid, Filippo de Magalhaëns, kapelmeester aan het Hof van Portugaal, vervaardigde Motetten, verscheidene Missen, Cantica Beatissimoe Virginis en een Dienst der overledenen, welke laatste te Antwerpen in 1691, bij den drukker Hendrik Aertsens, werd heruitgegeven. Van den dominicaner-monik, Domenico-Nunez Pereira, kapelmeester der hoofdkerk van Lissabon, kent men Motetten, Psalmen, Lectiones en Responsoria's en een Dienst der overledenen. Pater Francesco Luiz, kapelmeester in de hoofdstad van Portugaal, liet verscheidene Psalmen en een Dienst der Goede-Week achter. Van den augustijner-monik Manuel Pousam, die gedurende de tweede helft der XVIIe eeuw leefde, bewaart men Motetten, een Dienst der Passie en eene Mis van Requiëm. Gedurende de XVIIIde eeuw, heeft men vier portugeesche toonzetters die de vermaardheid hunner school waardig wisten te handhaven. Wij bedoelen de Rosario, Cristovan de Fonseca, Teixeira en Pereyra de Figueredo. De hieronymieter-monik Antonio de Rosario (eerste helft der XVIIIde eeuw), schreef Motetten, Lofzangen, Lamentatiën en acht Magnificat's. Cristovan De Fonseca, lid der societeit Jesu, als een der beste kerkelijke toondichters der Portugeesche school aanzien, liet Missen, Motetten en een Te Deum na Een zanger der patriarchale kerk van Lissabon, die | |
[pagina 219]
| |
zijne kunst in Italië geleerd had, Antonio Teixeira, toondichtte Lamentatiën en Psalmen, Motetten en Offertorium's, twee Missen, twee Te Deum's en een Miserere. Eindelijk, Antonio Pereyra de Figueredo, priester van het Oratorio, ter zelver tijd godsgeleerde en geschiedschrijver, taal- en letterkundige, organist en toondichter, schreef voor de catholijke kerk Lamentatiën, Motetten, Psalmen en een Stabat Mater. Antwerpen. Alf. Goovaerts. |
|