De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 6
(1876)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 169]
| |
De Kerkmuziek.De Duitsche Kerkmuziek in de XVIIde eeuw.Volgens alle regels eener grondige redekunde, ben ik hier nogmaals genoodzaakt kunstenaars van eersten rang ter zijde te laten, die, alhoewel protestanten, nogtans een groot getal werken toonzetteden op de door de katholijke kerk aangenomen texten Ik kan derhalve in dit hoofdstuk, niet spreken over meesters zooals de Bach's, waarvan de voornaamste, Jan-Sebastiaan, een muzikale reus mag genoemd worden; zooals Händel, een der grootste toondichters van Duitschland: zooals Fesca, Graun en Homilius; eindelijk, zooals Rinck, na Bach de beroemdste organist der Duitsche School. De voortreffelijkste toondichters dier school van kerkmuziek waren gedurende de eerste helft der XVIIIde eeuw: Eberlin, Habermann en Praelisauer. De geleerde Johann Eberlin, beroemd organist en kapelmeester van den bisschop van Salszbourg, is schrijver van Psalmen, Missen, Lofzangen, Offertorium's, Improperia's, Besponsoria's en een Miserere. Franz-Johann Habermann den oude, zeer geleerd toonkunstenaar, was kapelmeester van den groot-hertog van Toscanen en der collegiale kerk van Eger. Hij toonzette Vespers, Voorzangen, twaalf Missen, zes Litaniën, een Miserere, een Stabat Mater en eene Mis van Requiëm. De beijersche monik Praelisauer maakte eene bijzondere studie der werken van Orlandus Lassus, en schreef een groot getal werken voor de goddelijke diensten. Onder de kunstenaars welke gedurende de tweede helft der XVIIIde eeuw, op de beste wijze wederstand boden aan de indringing der muziekwijze in eere gesteld door meesters zooals Haydn en Mozart, muntten voornamentlijk uit Ett, Hanser en Spiess. Gaspar Ett, organist te Munich, overleden in 1846, | |
[pagina 170]
| |
beurde zooveel mogelijk de werken der XVde en XVIde eeuwen herop, en toondichtte ook achttien plechtige Missen, twee Missen van Requiëm, een Stabat Mater, Litaniën, Vespers, Gradualen en Offertorium's, een Te Deum en twee Miserere's. Wilhelm Hanser, canonik der orde van Premonstreit, was een kunstenaar van groote verdiensten. Organist en toeziener van het koor der abdij zijns orders te Scheussenried, ‘wier moniken, zegt Fétis, beroemd waren door hunne bekwaamheid in de muziek,’ werd Hanser later benoemd tot kapelmeester der abdij van Lavaldieu in de Ardennen. Door zijne oversten gelast met de herziening van al de zangen van het Graduaal en van het Antiphonarium in gebruik in het orde van Sint-Norbertus, een zoo moeielijk als belangrijk werk, belette dit hem nogtans niet Motetten, Vespers, Psalmen, een Magnificat en verscheidene Missen te toonzetten. De benediktijner-monik, Meinrad Spiess, prior van het klooster van Yrsee en leerling van Bernabei, toondichtte Psalmen, zes-en-twintig Voorzangen, verscheidene plechtige Missen en twee van Requiëm. Een geleerd harmonist en beroemd organist, in 1809 overleden, Johann-Georg Albrechtsberger, die de meester van Van Beethoven, van von Seyfried en van Hummel was, toondichtte slechts kerkmuziek. Organist van het Hof en kapelmeester der Hoofdkerk in Weenen, was die geleerde toondichter en muziekschrijver lid der muziek-akademie uit de hoofdstad van Oostenrijk, alsmede van die uit Stockholm. Hij toonzette volledige Vespers, zes-en-twintig Missen, drie-en-veertig Gradualen; vier-en-dertig Offertorium's, achttien Lofzangen, zestien Voorzangen, Psalmen, Motetten, Litaniën, vier Te Deum's, Responsoria's voor de Goede-Week en een de Profundis. Ludwig Van Beethoven, de verhevenste toondichter die nog ooit was, het grootste toonkundig genie van alle tijden en van alle scholen, toondichtte twee Missen, waarin men, zooals Felix Clément aanmerkt, te vergeefs | |
[pagina 171]
| |
‘het karakter des gebeds’ zoeken zou. Hij verbaast, hij verrukt, hij roert de ziel, hij wekt bewondering, - en dit is juist, zeg ik op mijne beurt, hetgeen in de kerk niet gebeuren moet. De Missen van Van Beethoven zijn grootsch: zij zijn prachtvol en dwingen inderdaad bewondering af; doch de noodigste hoedanigheid ontbreekt: dat is zachte godsdienstigheid. De stijl dier Missen is vrij en romantisch: niet romantisch in den zin van tegenstelling aan den klassieken vorm, maar voor wat aangaat de wijze om de texten te behandelen. De mis in D, die niet voor de kerk vervaardigd werd, is wel degelijk door van Beethoven geschreven zooals zij in het licht verschenen is; maar, zoo men den uitmuntenden franschen criticus, Hector Berlioz, gelooven moet, die op dit punt overeenstemd met andere voorname schrijvers, werden de meeste stukken die in de mis in C voorkomen, door den grootsten aller meesters geschreven voor Motetten en Hijmnen en slechts later, met zekere behendigheid, op de woorden der mis geplaatstGa naar voetnoot(1). Ridder von Seyfried, in 1841 overleden, is de schijver van vijf Missen, verscheidene Gradualen en Offertorium's, van Motetten en Lofzangen, van eenen Requiëm en van een Libera getoondicht voor de lijkplechtigheid van Beethoven, wier medeleerling hij was bij Ludwig van Albrechtsberger Een derde leerling van denzelfden meester is Johann-Nepomucenus Hummel. 't Was een der kundigste pianisten zijns tijds, een verdienstelijk toonzetter, kapelmeester van den koning van Wurtemberg en van den groot-hertog van Saxen-Weimar. Hij schreef drie tamelijke Missen, eenige Gradualen en een ongerijmd Alma Virgo, in hetwelk hij schijnt met den Alleluia van den Paaschtijd den spot te drijven, door dezen in dit werk in te lasschen te midden der meest opgesmukte zinsneden aan zijne nogtans dikwijls zeer wederspannige verbeelding ontsnapt. | |
[pagina 172]
| |
Maar het is tijd dat ik tot de gebroeders Haydn overga, waarvan de eene, verheven genie, kerkmuziek schreef dat dien naam niet verdient, en de andere, slechts talentvol kunstenaar, er zeer behoorlijke toonzette. De groote Haydn, algemeen genaamd vader der symfonie, toondichtte negentien Missen, of liever negentien symfoniën met stempartijen die de woorden der Mis zingen, een Stabat Mater, een Te Deum en de Zeven Woorden van den gekruisten God-Mensch. Alhoewel zelf zeer godsdienstig, verstond Haydn nooit den godsdienstigen stijl zooals hij in de kerk zijn moet. Hij scheen niet te weten dat ‘de kerkmuziek zooveel van de wereldsche moet verschillen, als de wereldsche woorden van de godsdienstige.’ In de Zeven Woorden en in het Stabat Mater vindt men zooals een historieschrijver der muziek zeer gepast aanmerkt, bevallige, ja zelfs bekoorlijke godsdienstigheid, maar niet dit diep godsdienstig gevoelaan oprechte kerkmuziek onontbeerlijk. Hetgene mij altijd in den hoogsten graad in de Missen van den grooten Haydn aanstootelijk voorkwam, zijn de nooit eindigende fuga's welke ze gansch vruchteloos verlengen en verschrikkelijke onzinnen daarstellen. Moeielijk zou men kunnen verontschuldigen de fuga's van Gloria en van Credo, gedurende welke de officiërende priester zijn geduld verliest en de geloovigen naar den laatsten Amen zuchten, alhoewel het waarlijk een gebruik geworden is dat geduld op proef te stellen en naar het slot te doen verlangen op het einde der twee bijzonderste gedeelten der mis! Doch onvergeeflijk zijn de fuga's waarmede de vader der symfonie en der mis-symfonie gedacht heeft het Kyrie eleison te moeten opluisteren: Heer, ontferm U onzer! het nederigste en eenvoudigste gebed welk een schepsel den Almogende kan toesturen. Ik heb altoos gedacht dat het het toppunt der ongerijmdheid was, in allegro en in forte deze woorden te zingen: Heer, ontferm U onzer! Kan men zich een smeekgebed voorstellen dat met ganscher stemme wordt uitgegalmd? | |
[pagina 173]
| |
Kan men zich de schaar der geloovigen voorstellen, een zoo eenvoudig gebed uitschreeuwend in fuga, de eene groep beginnende wanneer de andere in het midden zijner zinsnede gekomen is, om zijne op beurt door een derde en een vierde groep verpletterd te worden? Berlioz heeft desaangaande op eene ruwe wijze de waarheid gezegd, in zijne beschrijving van Euphonia, eene ingebeelde stad, welke de geestige schrijver verzonnen had, om tastbaar zijnen lezers te doen uitschijnen de muziekale ongerijmdheden, door de groote en kleine meesters in de kunst geschreven. In Euphonia, zoo vertelt Berlioz, richtte men Concerten in, genaamd: Concerts de mauvaise musiqueGa naar voetnoot(1). ‘Les premières expériences faites par ce moyen sur cette population dont le sens musical est aujourd' hui d'une rectitude et d'une finesse extrêmes, amenèrent d'assez singuliers résultats. Quelques-uns des chefs-d'oeuvre de mauvaise musique, faux d'expression et d'un style ridicule, mais d'un effet cependan, sino nagréable, au moios supportable pour l'oreille, leur firent pitié; il leur sembla entendre des productions d'enfants balbutiant une langue qu'ils ne comprennent pas. Certains morceaux les firent rire aux éclats, et il fut impossible d'en continuer l'exécution. Mais quand on en vint à chanter la fugue sur Kirie eleison de l'oüvrage le plus célèbre d'un des grands maîtres de notrè ancienne école allemande, et qn'on leur eût affirmé que ce morceau n'avait point été écrit par un fou, mais par un très-grand musicien, qui ne fit en cela qu'miter d'autres maîtres, et qui fut à son tour très fort longtemps imité, leur consternation ne peut se dépeindre. Ils s'afiligèrent sérieusement de cette humiliante maladie dont ils reconnaissaient que le génie humain lui-mme pouvait subir les atteintes; et le sentiment religicux, s'indignant chez eux en même temps que le sentiment musical de | |
[pagina 174]
| |
ses ignobles et incroyables blasphèmes, ils entonnèrent d'un commun accord la célèbre prière Parca Deus, dont l'expression est si vraie; comme pour faire amende honorable à Dieu, au nom de la musique et des musiciens.’ Johann-Michael Haydn, broeder des voorgaanden, toondichtte beter voor de kerk dan deze. Kapelmeester van den bisschop van Salzburg, schreef hij twintig plechtige Missen en eene van Requiëm, vijf Te Deum's, honderdveertien Gradualen en zestien Offertorium's, negen Litanien, verscheidene Voorzangen en Motetten. De groote Haydn beschouwde zijnen broeder als de beste duitsche toondichter van kerkmuziek zijner eeuw, en aarzelde niet te bekennen dat hij zelf in dit vak der kunst zeer beneden hem stond. Mozart! de groote Mozart! Ziedaar een naam waarvan men wat de kerkmuziek betreft, zonder eenige schaamte misbruik heeft gemaakt. De catalogen van de bibliotheken der kerkmuziek-kapellen zijn opgepropt met werken door Mozart getoonzet: ik overloop die catalogen en iedere bladzijde toont er mij een twaalftal aan: overal lees ik slechts Mozart! Onverschillig onder welk opschrift, hetzij tusschen de Missen of de Psalmen; bij de Motetten of de Benedictiën; bij de Litaniën of bij de Vóorzangen; Mozart! Mozart! altijd Mozart!!! En nogtans, van al de groote toondichters is Mozart een dergenen die het minst kerkmuziek hebben voortgebracht. Ziehier overigens de titels van het klein getal zijner voor de kerk geschrevene werken, waarvan de echtheid niet kan worden betwist: een Sabat Mater voor vier stemmen, zonder begeleiding; - een Veni Sancte Spiritus voor vier stemmen, twee violen, alt, bas, twee hobo's, twee hoorn's, trompet en timballen (1768); - eene plechtige Mis voor vier stemmen en bijna hetzelfde orkest (1768); - eene kleine Mis voor vier stemmen en dezelfde begeleiding (1768); - een groot Offertorium voor vier stemmen en dezelfde begeleiding (1768); - een prachtig | |
[pagina 175]
| |
Ave verum, voor vier stemmen en klein orkest (1791); - de vermaarde Mis van Requiem; - twee plechtige Missen in C.Ga naar voetnoot(1) Zooals men ziet, is dit wel weinig, vergeleken bij de ontelbare gewrochten onder zijnen naam in de catalogen vermeld. En van dit klein getal, hoeveel zouden er, na grondig onderzoek, wel behouden blijven?... Hoeveel... Hoeveel zouden er waardig geoordeeld worden tot uitvoering in de kerk, en dit bijzonder onder den grooten naam van Mozart? Dat men het zich niet ontveinze (de datum's zijn daar, om het overvloedig te bewijzen); de hoogervermelde werken zijn gedurende de eerste jeugd des schrijvers uitgegeven geworden; eenige waren getoonzet wanneer Mozart nog een kind was, en ‘God weet,’ roept Berlioz uit, ‘of de roem des schrijvers van Don Juan er zou geleden hebben bij de vernietiging eeniger werken zijner kinderjaren, welke men de onbeschaamdheid heeft gehad in 't licht te geven.Ga naar voetnoot(2) Nog kind zijnde en met zijnen vader Italiën doorreizende, wat kon hij voor de kerk toonzetten als muziek in den aard van die welke hij daar hoorde? Welnu, elkeen weet welke ongerijmdheden men gedurende de verledene eeuw in de kerken van Italiën uitvoerde? Leopold Mozart, de vader van den grooten Mozart, is daar om het ons te zeggen. Aan zijne in Duitschland geblevene gemalin schrijvend, verklaarde Leopold zich geërgerd door de muziek welke hij in de kerken van Italiën hoordeGa naar voetnoot(3)’ en dit geloof ik zonder moeite: de muziek waarvan vader Mozart sprak, bestaat heden nog in de verzameling onzer Antwerpsche Cathedraal: ik | |
[pagina 176]
| |
heb die stukken gezien en onderzocht; zij zijn inderdaad meer dan ergerlijk. De jonge Mozart behandelde de woorden der Mis als om 't even wèlk libretto: voor hem, die in de kerk van Loretten Missen deed lezen voor 't wel gelukken zijner opera's, leverde een latijnsche text een onderwerp op net als een ander. In een woord, ik ken slechts zijn Ave Verum, een der schoonste gebeden in muziek die ooit geschreven werden, en zijn Requiem, blijkbaar onder den indruk van de vrees voor den dood geschreven, op 't oogenblik dat die groote man zijn einde voelde naderen, ik ken, zeg ik, slechts die twee gewrochten die in het repertorium der ernstige muziekkapellen zouden mogen behouden blijven. De abt Stadler, van het orde der Benediktijnen, leeraar van godsgeleerdheid in het klooster van Moelk, vervolgens abt van Lilienfeld en van Kresmunster, was een behendig organist en talentvol toondich ter. Overleden in 1833, liet Stadler een groot getal werken voor de kerk na, maar ongelukkiglijk geheel in den toen heerschenden wansmaak geschreven. Josef Eybler, kapelmeester des keizers van Oostenrijk, was leerling van Haydn en Mozart en overleed in 1846. Zijne twee-en-dertig Missen, zijne zeven Te Deum's, zijne Gradualen en Offertoriums, zijne Motetten en ook zijn Requiem zijn geschreven in eenen ietwat strengeren stijl dan die zijner meesters. De abt Vogler, beroemd theoriker en toonzetter, schreef evenveel voor den Schouwburg als voor de Kerk, zonder te voelen dat het onderscheid tusschen die twee soorten van muziek bijna gelijk moet zijn als het verschil tusschen den dag en den nacht. Hij vormde Weber en Meyerbeer. Weber, de geniale schrijver van den Freisschutz en Eurianthe, toondichtte twee Missen, waarvan de eene, zeer wereldsch, in de kerken dikwijls uitgevoerd wordt, | |
[pagina 177]
| |
en de andere, veel ernstiger, er ten volle onbekend is. Vier jaren geleden, heb ik de ernstige voor onze Hoofdkerk aangekocht, - maar tot heden is zij er nog geen enkele maal uitgevoerd! Eindelijk, Andreas Romberg, kapelmeester aan het Hof van Gotha, overleden in 1821, volgde het spoor van Haydn en Mozart, wier leerling hij geweest was. Hij bezat, bij gebrek aan een genie als zijne meesters, eene bijna zoo groote vruchtbaarheid als zij. Eenige zijner werken zouden zonder groote zwarigheid in de kerk kunnen gehoord worden. Aan diegenen mijner lezers die, wel ten onrechte, in dit hoofdstuk, welk over de grootste geniën handelt die zich ooit in de muziekale kunst voordeden, kwaadsprekerij of iets dergelijks zouden zien (veronderstelling waartegen ik mij op voorhand verzet), beveel ik een herderlijken brief aan van Monseigneur Parisis, bisschop van Atrecht, waarin die geleerde prelaat zich in dezer voege uitdrukt: ‘Te vergeefs zal men beweren dat het, het werk is van den grootsten meester, dat het een geleerd of verheven gewrocht is: dit alles kan het zijn voor de wereld, maar niets van dit alles is het voor de Kerk. En wanneer bijzonder die wereldsche muziek, door hare levendige stemvalling, of door haar hartstochtelijk karakter regelrecht tot wispelturige gedachten, tot wellustige voldoeningen, tot gevaar volle herinneringen leidt, is zij niet slechts een onzin in den tempel, maar zelfs eene verergernis!’ Alf. Goovaerts. |
|