De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 6
(1876)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijNederlandsch tooneel
| |
[pagina 40]
| |
Pil bij ons publiek niet evenveel belangstelling opwekken. Het stuk heeft niettemin, bij zijn twee opvoeringen, nog al bijval gevonden. Dialoog en tooneelbewerking zijn overigens doorgaans goed getroffen. Het tweede bedrijf o.a., dat ons een ‘Meeting van dienstmeiden’ te aanschouwen geeft, die bij de koffietafel over haar ontvoogdingsplannen aan 't beraadslagen zijn, is als opvatting volstrekt niet kwaad. Jammer genoeg dat dit tooneel door gebrek aan afwisseling gerekt en eentonig wordt, zoodat het wel voor den toeschouwer zelven ‘een bittere pil’ dreigt te worden. Het stuk werd met veel zorg en niet minder kunde ten tooneele gevoerd. Mej. Beersmans speelde zeer karaktervol de niet tot haar gewoon emplooi behoorende rol der jeugdige emancipatiedweepster. Haar vader, de gepensioneerde kapitein, vond in den heer Dierckx een even gelukkigen vertolker. Eene bijzondere melding verdient ditmaal ook Mevr. Kamphuyzen, als Truiken, de oude dienstmeid. Zelden zagen wij eene bijrol zoo juist en gewetensvol gespeeld. De tweede ‘nieuwigheid’ die we hooger bedoelden is het door J. Aalbers uit het fransch vertaalde spectakel-drama ‘De Salamander of de roode Brieventesch’. 't Is een van die oude verouderde boulevardstukken, waarin de ‘mise en scène’ alles redden moet. Het stuk, ofschoon driemaal voor 't voetlicht gebracht, heeft niet den bijval gevonden, dien men ervan had verwacht. Reikhalzend beginnen nu de bezoekers van ons Nationaal Tooneel uit te zien of er niets nieuws aan den horizon opdaagt, en wij meenen dat de Directie begrijpt dat het in haar belang is aan dat verlangen gevolg te geven. Een viertal oorspronkelijke historische dramas worden verwacht: Van de Ven's Charlotte Corday, waarvan Benoit op dit oogenblik het muzikaal gedeelte voltooit, en drie stukken uit onze Nationale geschiedenis, nl. ‘Lange Margriet’ door Fr. Gittens, een drama van Edw. Van Bergen, en een van Volkman. Voor beide laatsten is 't een eerste debuut in de dramatische letterkunde. A.J. Cosyn. | |
[pagina 41]
| |
Brussel.12 Januari, 1875. Volgaarne voldoe ik aan den wensch, om U voor den ‘Kunstbode’ maandelijks een overzicht te zenden der vertooningen van het Nationaal Tooneel alhier. Ik acht, zooals gij, die belangstelling zeer wenschelijk; want van het al of niet gelukken van een Nederlandsch Tooneel in de verfranschte Hoofdstad van ons land, hangt veel af voor de Vlaamsche Kunst in 't bijzonder en voor de Vlaamsche Beweging in 't algemeen. Hoe dit Tooneel is tot stand gebracht, door wat al moeite en taai geduld de Brusselsche Vlamingen het hebben verkregen, zal ik hier maar niet uitleggen: De Vlaamsche pers en de onrechtvaardige aanvallen sommiger Fransche bladen hebben elkeen daarover genoegzaam ingelicht. Daarom kom ik maar liever ter zake. Beginnen wij met den Tooneeltroep. Ik beken het rondweg: Toen ik dien bij de openingsvertooning aan 't werk zag, koesterde ik maar kleine hoop voor de toekomst. De mimiek was verre van natuurlijk te zijn, de taal van de meeste spelers veel te oratorisch. Nu reeds - dit zij ter hunner eer gezegd - is daarin zeer veel verbetering gekomen. En moge het spel onzer tooneelisten hier en daar nog eene zwakke zijde verraden, toch moet ik zeggen, dat ze betrekkelijk goeá spelen en ernstig naar beter streven. Bijzonderlijk de blijspelen worden flink vertolkt. Enkel stoot het me hard tegen 't hoofd als ik op het Tooneel te veel dialektspraak hoor. Het is naar mijn inzien eene dwaling te gelooven, dat men, om de boerenrollen natuurlijk te spelen, zoo platweg de boerentaal moet nabootsen. Dàt heet ik te veel realismus. Later zeg ik hierover wel eens meer. Op een of twee uitzonderingen na, behooren al de tot dusverre opgevoerde tooneelstukken tot, het oorspronkelijk repertorium. Het meest bijval vonden: ‘Vriend Kobus’ van Van Goethem, ‘Mie-Bel’ en ‘Kermisklok-Doodsklok’ van Van de Sande, ‘De Zoon des Beuls’ van Van Driessche, en ‘Dat heeft Mijn heer van boven gedaan’ van Hub. Janssens. De gemoedelijke comedie ‘Vriend Kobus’ werd zondag jl. andermaal gespeeld en ditmaal bijzonder goed. De muziek is in onzen Nationalen Schouwburg op eene waardige wijze vertegen woordigd. Men heeft het reeds menigmaal gezegd - en met waarheid - het door M. Nazy bestuurd orkest behoort tot de beste van Brussel. In het begin van deze maand werd, met zeer veel bijval, herhaalde maal opgevoerd ‘Het Driekoningenfeest,’ een nieuw zangspel van K. Miry en P. Geiregat. Mej. Hendrika Van de Sande, Mev. Desomme-Gassée, de heeren Ferd. Van de Sande, Boutens en Barmen - deze twee laatsten, nieuwelingen - vervulden uitmuntend hunne rol, als zang en als spel. De muziek is overigens heel lief. Vroeger reeds hadden de ‘Engel op wacht en “De Keizer bij de boeren,” twee zangspelen | |
[pagina 42]
| |
van dezelfde dichters, veel opgang gemaakt. - Is dat niet reeds een stapje tot de Vlaamsche Opera? Voor uw naaste nummer zal ik iets breedvoeriger over sommige stukken en eenige acteurs schrijven. J.T. | |
Gent.10 Januari 1875. Nieuws onder den hemel! En groot nieuws!... Wij willen geen omwegen zoeken om het te vertellen, en gaan maar liever met de deur in huis vallen: men heeft gefloten en geschuifeld dat het klonk!... de wil van een gedeelte van ons publiek - en het meest verlichte - heeft zich krachtig geopenbaard. - En tegen wie? tegen de artisten? - Neen, zeker niet! de artisten genieten en verdienen al de sympathie... Het is tegen 't opvoeren van smakelooze bombastige effektstukken, dat men luidruchtig heeft geprotesteerd, tegen die onmogelijke boulevarddramas, welke, hoezeer ook in strijd met onze tegenwoordige begrippen, allen voor de deur stonden - en waarvan er reeds een koppeltje waren binnen gedrongen. Nu, God dank! ze zijn er uit, en voor goed, hoop ik.... want als verstandig bestuurder oordeelde de heer Fauconnier niets wijzer te kunnen doen dan die uitdrukkelijke oorlogsverklaring niet te aanvaarden, en liever met zijne abonnenten, die hem zeer genegen zijn, de handen broederlijk ineen te slaan en hun te geven wat hun lust: namelijk goede comedies en dramas van beter gehalte. De protesteerende abonnenten hebben hun proces gewonnen, - ook met profijt voor den directeur. Inderdaad, twee achtereenvolgende zondagen gaf men een ‘stil spektakel’: ‘De vreugde van het huis’ en ‘De man op den buiten’ beide terecht geroemd als pereltjes van 't zuiverste water. Telkens was de zaal proppensvol; daarbij een ‘succès de bon aloi.’ wat de zoo hoog opgevijzelde bombaststukken zelden gevonden hebben. Deze twee comedies werden ook met veel samenhang en rolvastheid door ons gezelschap gespeeld. ‘De twee Weezen’ behouden nog steeds hun luidruchtigen bijval. Mej. Fuchs gaf dit stuk voor hare beneficie. Men weet hoe gewetensvol zij de rol van het blinde weesmeisje vervult; het Gentsche publiek heeft er rekening van gehouden. Geen hoekje in de zaal was onbezet gebleven, en eenige vrienden van ons Nederlandsch Tooneel boden Mej. Fuchs een grooten prachtigen bloemtuil aan, met haar naam daarin, in kleine witte bloemekens. Heel lief, en Foeksken was zeer tevreden. Bij deze gelegenheid meenen wij een trek van goede kameraadschap te mogen aanhalen. Bij de loting voorde beneficies viel aan den heer Wannyn nummer één te beurt; Wannyn die een Gentsche jongen is, en als gewetensvolle artist gaarne gezien wordt, heeft weinig moeite om | |
[pagina 43]
| |
eene volle zaal te krijgen, al kwam zijne beneficie ook laat in het jaar; dààrom heeft hij zijne meer gunstige beurt afgestaan aan Juffer Fuchs, die anders maar in de maand Maart aan de beurt kwam, d.i. als het Tooneel te worstelen heeft tegen de Foire. We zien gaarne die daden van onbaatzuchtige kameraadschap bij de tooneelartisten. Heden speelt men Jan Calas (3 bed.), de Straatjongen van Parijs (2 bed.) en Alles voor de vrouwen (1 bed.), een goed zondagspectakel. Dingsdag, beneficie van M. Beems, nòg een geliefkoosd acteur. Deze heeft ‘Vader Martin’ gekozen, waarin de heer Droesbeke, een gunstig gekend liefhebber, de hoofdrol vervult. Voor lever de rideau komt ‘het Wiegje’, en voor nastukje ‘de Postiljon van Maria-Theresia’. - Dat er veel volk kome, is de hartelijkste wensch van Vriend Emiel. |
|