De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 4
(1874)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 444]
| |
Geschiedenis der glasschildering
| |
[pagina 445]
| |
bijna gansch versmolten. De merkwaardigste inbrandphotographiën die wij in de Weenertentoonstelling bewonderden, waren die van Leisner uit Waldenburg en van Julius Leth te Weenen. Ter aanmoediging van de zorg en kunde waarmede eerstgenoemde zijne plaatjes bewerkt, werd hem door de Jury de Verdienstmedalie toegekend. Volgaarne zouden wij ook iets over de tentoongestelde smeltverwen zeggen; doch men kan deze alleen naar de toepassing beoordeelen. Bestatigen wij dus enkel, dat de meeste onzer glasschildersde - ‘wedervinders’ der geheimen niet uitgezonderd! - hunne smeltwerven uit de eene of andere Duitsche, Engelsche of Fransche fabriek trekken.
***
Om zich in een kritische beoordeeling boven persoonlijke ingenomenheid, zelfs boven dat wat de franschen’ l'amour du clocher’ noemen te verheffen, is er wilskracht noodig. Met welke begeestering maakt men niet den lof van een' kunstvriend, of zelfs van een landgenoot; terwijl vreemden roem meesttijds maar lastig van de lippen wil. Dikwijls, ja, is het voldoende dat de persoon bevalt, opdat reeds de gebreken van zijn werk ons geringer schijnen, somwijlen hem zelfs als goede hoedanigheden worden aangerekend. En dan wanneer de blijkbaarste misslag eens gunstelings ons tot hekelen noodzaakt, hoe rijk wordt dan niet zelden de taal aan zachte en kiesche bewoordingen; hoe goed weet men dan de schuld aan de omstandigheid, en de omstandigheid aan het noodlot toeteschrijven! - alleen de vrees van te kwetsen doet zoo licht de waarheid verbloemen! Aan hen die ons tusschen zulke beoordeelers zouden rangschikken, kunnen wij verzekeren dat wij geen personen maar zaken zullen bespreken; anderen die met onze zienswijze instemmen vinden hierdoor een feit ter verdediging onzer Nationale Kunst aangestipt. Ruim een jaar geleden ontstond er in Antwerpen een kunst- | |
[pagina 446]
| |
twist tusschen de heeren T. Smekens van Antwerpen en Ed. Didron van Parijs, deze laatste bijgestaan door éénen of meer naamlooze artisten. Het gold er of, ja dan neen, de nieuwe glasramen welke Didron in de Hoofdkerk van Antwerpen plaatste, met den stijl dier kerk overeenkomen. Kalm, beraden, met de geschiedenis in de hand toonde de heer Smekens hoe die samenstellingen van den Parijzenaar met het godsdienstig karakter der Glasschildering, evenzeer als met den tempelbouw zelven in strijd zijn. Een aantal lieve fransche schildwoorden - waarvan die heer de specialiteit schijnt te hebben - meê gerekend, bleef er van de verdediging des heeren Didron en aanhangers weinig méér over dan eenige niets-bewijzende redenen. Het ligt geenszins in onze bedoeling hier over dien kunsttwist uittewijden, te meer daar wij de bewijsgronden waarop de heer Smekens zijne kritiek steunde, als onwederlegbaar beschouwen. Ons bezoek in de Weenertentoonstelling, waar ook Didron exposeerde, noopt ons echter op de stoutmoedige woorden diens verwaanden Franschmans terug te komen. Ziehier hoe die heer de Glasschildering in België beoordeelt: ‘Pour en finir avec cette question de faux patriotisme, de petit esprit de clocher, j'ajouterai, que le jour où l'opinion publique se prononcera pour la supériorité d'un peintrê verrier belge, je serai le premier à approuver que l'on s'oppose énergiquement à ce que des étrangers soient appelés à décorer vos monuments.’ En verder: ‘J'ai donné à mes oeuvres un caractêre personnel’ - Eindelijk: ‘Les procédés que j'emploie sont rigoureusement les procédés primitifs, ceux des XIIe et XIIIesiêcles, c'est-à-dire qu'ils se résument dans du verre et du plomb’Ga naar voetnoot(1). Nu blijft er ons te zien of juist het omgekeerde niet veel nader bij de waarheid komen zou. | |
[pagina 447]
| |
Slechts twee Belgische glasschilders hebben aan de Wereldtentoonstelling deelgenomen: MM. Walravens van Brussel, en Dobbelaere van Brugge. De reden waarom de Jury aan beiden de Verdienstmedalie toekende, is ons onbekend; hetgeen wij des aangaande verzekeren kunnen is dat onder géén opzicht de vergelijking hunner gewrochten mogelijk was. Hoogstens getuigen Walraven's medaljons, even als zijne in franschen Herborenstijl vervaardigde spiegels, dat zij van een behendig en kundig ‘werkman’ uitgingen; terwijl integendeel in de glastafereelen van Dobbelaere het hoofdzakelijk de kunstwaarde is, welke de aandacht der kenners opwekt. De twee door dien verdienstvollen Brugschen glasschilder tentoongestelde kerkvensters verbeelden: de éene den Boom van Jesse; de andere, van minderen omvang, de Opvoeding der H. Maagd. Hetgeen het eerst onze opmerkzaamheid gaande maakte waren de krachtige en tevens doorzichtbare kleuren, waardoor beide tafereelen zich onderscheiden. Hoe karaktervol is die donker rood-en-blauwe grond, waa rop zich zoo keurig de figuren uitlossen! Met welk talent, heeft hij zich de halve tonen, in personages en loofwerk, ten nutte gemaakt, om den schadlijkeninvloed van een stralend licht te voorkomen! Beide ramen zijn in middeneeuwschen stijl vervaardigd; de vormen der sieraden getuigen dat M. Dobbelaere met de nauwgezetste zorg getrouw de overblijfsels van dien tijd heeft gestudeerd. Het echt godsdienstig karakter der figuren, met eene gewetensvolle teekening gepaard, zijn hoofdvereischten die wij in beide ramen aantreffen. De lezer veronderstelle niet, dat, om zulke kunstgewrochten uittevoeren, er juist zoo groote technische kennissen onmisbaar zijn; de eenvoudige opsomming der opvolgende bewerkingen die de ramen ondergingen; is meer dan voldoende om te bewijzen, dat niet de techniek, maar het echte kunstgevoel de hoofdzaak in Glasschildering is. Stevig aanzien en flikkerend effekt verkrijgt men door | |
[pagina 448]
| |
dik en hobbelig engelsch glas. Voor mozaïsche behandeling, hoeven kleuren en schakeeringen zooveel mogelijk in de glasmassa te bestaan, en mogen er niet als smeltverf op geschilderd worden. Men weet dat alle door glasverf bekomen effekt de doorzichtbaarheid hindert; doch daar die verwen in zekere gevallen onmisbaar zijn, kan men zich bij het gebruik van geel, ijzerrood en bruinzwart email bepalen. De omtrekken der figuren, de plooien der kleederen, zoowel als perellijsten en palmetten zijn slechts op gekleurd glas door gitzwarte lijnen afgeteekend. De doelmatige toepassing van ijzerbruin is voldoende om alle mogelijke schaduwen aan te duiden. Dank aan de breede banden, die het tafereel doorslingeren, voorkomt men de wederzijdsche kleurenwijzigingen waarvan wij vroeger hebben gesproken. Uit bovenstaande beschrijving heeft reeds de lezer kunnen opmaken dat de waarde van een kunstgewrocht in geenen deel op het aantal daartoe gebruikte middelen berust. In aanzien zelfs van het hooge belang dat wij aan het werk van M. Dobbelaere hechten, zullen wij ons echter enkele opmerkingen veroorloven. De kunstenaar heeft o.a. gepoogd, de kleuren van hoofden, handen, voeten en sommige draperijën alleen door smelverwen te bekomen. Naar ons bescheiden oordeel is het verkieslijk de vleeschdeelen uit ruiten van die kleur te snijden, en er enkel schaduwen en lijnen op te schilderen. In de eerste plaats omdat men nooit zeker is van den toon dien men uit ijzer-email verkrijgt; en verders omdat de schoonste der ijzertonen er op afstand toch nog grauw uitziet. Wij hebben reeds over het gebruik van smeltverwen als schaduwkleur gehandeld, en komen daarop thans een oogenblik terug, omdat wij bemerkt hebben, dat in het algemeen de toepassing daarvan slecht begrepen wordt. Men kan op het glas schaduwen aanbrengen zonder het dáárom gansch van zijne doorzichtbaarheid te berooven; meerder | |
[pagina 449]
| |
hoeft men dan niet te doen dan in het email, alvorens het is ingebrand, met den punt van een houten stift de bewegingen van figuur of draperijën in evenwijdige lijnen door te krabben, opdat het licht, door die kruisstrepen binnen dringend, de doodsche kleur zou verlevendigen. Ook meenen wij dat de figruren van M. Dobbelaere's glastafereelen veel in kracht zouden winnen, zoo de lijnen wat stouter waren aangewezen. Overtuigd dat onze talentvolle landgenoot in het vervolg die kleine technische onnauwkeurigheden zal vermijden, mogen wij in alle geval zijne glastafereelen als echte meesterstukken beschouwen. (Wordt voortgezet.) |
|