Het tooneel te Gent.
(Uit eene bijzondere briefwisseling).
Gent, 12 December 1873.
Eene vertooning die door ons met veel belangstelling was te gemoet gezien, is die van het oorspronkelijk stuk: ‘De Dronkaard’. Verhaasten wij ons te zeggen dat dit volksdrama van Van Kerckhoven door ons tooneelgeschap op zeer verdienstelijke wijze werd gespeeld. Inzonderheid de hoofdrol werd door den heer Dhaenens meesterlijk vertolkt. - Over het stuk zelf is er al veel geschreven en getwist. Het valt bijzonder in den smaak der aanhangers van het realismus; wij ook zijn geen vijand van dit genre, integendeel! zoolang althans een schrijver in het gemeene niet vervalt, wat ons echter in ‘de Dronkaard’ wel eens het geval schijnt te wezen. Wij geven toe, dat dit stuk van de noodlottige gevolgen der dronkenschap een juist tafereel schetst - wat natuurlijk zeer prijsbaar is - doch sommige dier dronkemanstooneelen maken op het volk niet steeds het beoogd uitwerksel. Eene les moet diegenen weten te treffen tot wie zij gericht is.
Op dit drama volgde ‘Jaakske met zyn fluitje’ van Schepens, een kluchtje dat niet veel om het lijf heeft, maar ook geene pretentie heeft dan te doen lachen, en daartoe is het zeker niet ongeschikt.
Dien avond greep eene balloteering plaats, die voor uitslag had dat de ingenue-rol geweigerd werd. Zulks verwondert ons ook in 't geheel niet. Wij mogen zelfs zeggen dat de geabonneerden zich over 't algemeen zeer toegevend hebben getoond. - Sommige artisten schijnen te vergeten dat zij, om zich in hunne kunst te volmaken, ernstige studie noodig hebben. Meermaals gebeurt het dat sommige rollen niet genoeg zijn van buiten geleerd, laat staan gestudeerd, wat voor gevolg heeft dat hun spel dan niet genoeg gekarakteriseerd is.
Eene andere voorstelling, die wij niet onbesproken mogen voorbijgaan, is die van die van het naar 't fransch bewerkt blij- of liever kluchtspel ‘Spiessens op zoek naar een' vader’ benevens twee kleinere stukjes.
De heer Van den Kieboom was voortreffelijk in de hoofdrol van Spiesens, en werd vooral door M. Lenaerts allerbest ter zijde gestaan. Doch het stuk, door eerstgenoemde zelf vertaald, verdient in geenen deele de eer der opvoering op onzen Vlaamschen schouwburg. Het steunt op eene reeks woordspelingen, dubbelzinnigheden en verkeerde opvattingen,